Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
€ 13.994,00, althans de helft daarvan, terzake de aanslag aangifte IB 2022;
4.Het geschil in reconventie
€ 825,35 aan kinderopvangkosten, vermeerderd met wettelijke rente;
€ 2.600,00 te betalen.
5.De beoordeling in conventie en reconventie
’s-ochtends eerst 10 minuten naar zijn auto moet fietsen om vervolgens naar [woonplaats 1] te rijden. Om op tijd op school te zijn moet [minderjarige] nu drie keer per week tussen 6.00 en 6.30 uur opstaan, terwijl de vrouw op 5 minuten loopafstand van school woont.
€ 150,00 per maand redelijk is. Daarbij is onder meer relevant dat nu [minderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd bepaalde kosten, bijvoorbeeld schoolkosten, bij haar terecht zullen komen. Ook zal [minderjarige] voorlopig minder bij de man verblijven. Voldoende aannemelijk is dat de man dit bedrag ook kan betalen. Het staat partijen uiteraard vrij om uiteindelijk, met behulp van de advocaten, een alimentatieberekening te laten maken voor de vaststelling van een kinderbijdrage op basis van concrete gegevens. Als zij daar niet uitkomen dan zal daarover een bodemprocedure moeten worden gevoerd.
€ 2.600,00 heeft betrekking op een volgens de man door de vrouw verkochte kinderwagen en vloerkleed. Ook hiervoor geldt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de vrouw dit bedrag aan hem verschuldigd is. De vrouw heeft overigens verklaard dat het vloerkleed niet is verkocht. Bovendien ontbreekt het spoedeisend belang.