ECLI:NL:RBAMS:2023:6374

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
13.177.389-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven, België. De opgeëiste persoon, geboren in 1967, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 27 september 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. van de Kerkhof.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in België niet aan de overlevering in de weg staan, ondanks eerdere zorgen over de behandeling van gedetineerden in Belgische instellingen. De Belgische autoriteiten hebben garanties verstrekt dat de opgeëiste persoon in een detentie-instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de internationale standaarden voor mensenrechten. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze garanties voldoende zijn om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen weigeringsgronden zijn op basis van de Overleveringswet, aangezien de Minister van Justitie en Veiligheid een stakingsbeslissing heeft gegeven voor de Nederlandse vervolging van dezelfde feiten. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgeleverd aan de Belgische autoriteiten voor de strafvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.177.389-23
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 28 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 juli 2023 door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 september 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. van de Kerkhof, advocaat in Tilburg.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
internationaal bevel tot aanhouding bij verstek van 15/07/2023uitgevaardigd door (naar de rechtbank begrijpt) de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg in Leuven.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Procureur des Konings in Leuven (België) heeft bij brief van 11 september 2023 de volgende garantie gegeven:
Met verwijzing naar uw vraag, deel ik u mee dat machtiging wordt verleend met het oog op het geven van de zgn. “terugkeergarantie” in het kader van de overlevering van de Nederlandse onderdaan[opgeëiste persoon](° [geboortedag] -1967) ingevolge het aan uw gerechtelijke diensten toegezonden Europese Aanhoudingsbevel uitgevaardigd door Dhr. Onderzoeksrechter Jacobs dd. 15 juli 2023.
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees Aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverd onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] (° [geboortedag] -1967)
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan. De overbrenging steunt op het Overbrengingsverdrag (Raad van Europa, 21 maart 1983).
Aan de terugkeergarantie dient te worden toegevoegd dat België in dat geval tevens instemt met de na de overbrenging in Nederland in voorkomend geval toegepaste omzettingprocedure zoals omschreven in artikel 11 van het overbrengingsverdrag.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende, in aanmerking genomen dat België, evenals Nederland, Kaderbesluit 2008/909/JBZ heeft geïmplementeerd en de verwijzing naar het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen in de laatste twee alinea’s van de garantie dus op een kennelijke misslag berust.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9 OLW

6.1
Inleiding
Op 27 juli 2023 is de opgeëiste persoon aangehouden op grond van het Belgische overleveringsverzoek. In Nederland was op dat moment - in elk geval - een opsporingsonderzoek gestart inzake (deels) dezelfde feiten als die ten grondslag liggen aan de Belgische vervolging.
Op 21 september 2023 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid een stakingsbeslissing gegeven, inhoudend:
(…) Blijkens dit EAB wordt de overlevering van de opgeëiste persoon gevraagd ten behoeve van de strafvervolging met betrekking tot deelneming aan een criminele organisatie en betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs (MDMA) tussen 19 april 2022 en 11 juli 2023. Naar Nederlands recht zouden deze feiten worden gekwalificeerd als het produceren van harddrugs, strafbaar gesteld bij artikel 2, aanhef onder B juncto artikel 10, eerste lid onder a van de Opiumwet.
In Nederland ziet de strafrechtelijke vervolging ten aanzien van de opgeëiste persoon op de productie van synthetische drugs en/of strafbare voorbereidingshandelingen daartoe.
Op grond van de door u verstrekte informatie kan worden vastgesteld dat de hiervoor vermelde feiten, zoals beschreven in het EAB en die ten grondslag liggen aan de opsporing en vervolging in België, gedeeltelijk overlappen met de Nederlandse vervolging. Ik acht het wenselijk dat de strafvervolging in Nederland in de zaak met parketnummer 02/333825-22, voor wat betreft deze in het EAB beschreven feiten, wordt gestaakt op grond van de volgende omstandigheden. (…)
Gelet op al het voorgaande acht ik het voor een goede rechtsbedeling van belang dat de strafvervolging in Nederland wordt gestaakt en verdient het de voorkeur dat de opgeëiste persoon in België wordt vervolgd voor deze feiten en geef ik, gelet op artikel 9, derde lid van de Overleveringswet, de opdracht de strafrechtelijke vervolging van bovenstaande feiten met betrekking tot de opgeëiste persoon, zoals beschreven in het EAB, te staken.
Aan de opdracht tot staking van de Nederlandse vervolging wordt de voorwaarde verbonden dat de overlevering ten aanzien van voormelde feiten wordt toegestaan en de daarop betrekking hebbende vervolging in België zal plaatsvinden.
6.2
Standpunten verdediging en officier van justitie
Door de raadsman is op dit punt geen verweer gevoerd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er in de Nederlandse zaak zogenoemde Bijzondere Opsporingsbevoegdheden zijn ingezet en een rechter-commissaris betrokken was, waardoor in Nederland een vervolging is aangevangen. Hierom is er dan ook een stakingsbeslissing nodig. Vanwege de verstrekte beslissing mag de rechtbank de overlevering niet weigeren.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering weigeren, wanneer tegen de opgeëiste persoon in Nederland een strafvervolging gaande is ter zake van feiten waarvoor ook de overlevering wordt verzocht. Op grond van artikel 9, derde lid, OLW mag de rechtbank de overlevering vanwege een dergelijke lopende strafvervolging echter niet weigeren, wanneer de Minister van Justitie en Veiligheid voorafgaand aan de beslissing over de overlevering een opdracht tot staking van die strafvervolging heeft gegeven aan het Openbaar Ministerie.
In het EAB wordt vermeld dat in Nederland in november 2022 een opsporingsonderzoek werd gestart. Informatie over formele vervolgingshandelingen is niet aanwezig in het beschikbare dossier. De rechtbank laat in het midden of er in Nederland al dan niet een vervolging - in de zin van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW - is aangevangen. Immers, als er al sprake is van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW dan heeft de stakingsbeslissing van de Minister ingevolge artikel 9, derde lid, OLW dit beletsel weggenomen.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De raadsman heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe onder meer het volgende aan:
  • Het onderzoek is in België aangevangen;
  • De bewijsmiddelen bevinden zich (grotendeels) in België;
  • De rechtsorde in België is geschokt nu aldaar een werkend drugslaboratorium is aangetroffen.
  • Het OM in Nederland is niet voornemens om vervolging voor de feiten in te stellen. Voor zover er reeds een vervolging is gestart, is deze gestaakt door middel van de onder 6. bedoelde stakingsbeslissing.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten
dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden
vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie verstrekte argumenten vormt het gegeven dat de feiten geacht worden geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

8.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

8.1
Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat om die reden de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed.
Op 5 september 2023 is daarom voor de Minister door het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden Dienst internationale samenwerking in strafzaken, Centrale autoriteit de volgende garantie verstrekt:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Haren indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2.
Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheidenvan de rest van de cel door een muur of scherm.
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

8.2
Standpunten verdediging en officier van justitie
De raadsman heeft aangevoerd dat de zaak aangehouden zou moeten worden om verdere informatie te verkrijgen over de specifieke zorg die de opgeëiste persoon dient te krijgen na overlevering. De opgeëiste persoon heeft in 2021 een herseninfarct gehad, waardoor hij hulpbehoevend is geworden. Hij ervaart onder andere bewegingsbeperkingen, duizeligheid, en vermoeidheid. Hij gebruikt hiervoor medicatie en volgt verschillende therapieën. Ook is hij 80-100% arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt hij sinds augustus 2021 een uitkering.
Verder noemt de raadsman recente problematiek in Belgische detentiecentra (met name Turnhout), waaronder stakingen en een opstand onder gedetineerden.
De raadsman is van mening dat de verstrekte detentie-garantie niet voldoende is gezien de extra zorg die de opgeëiste persoon nodig heeft. Met de detentiegarantie is het algemeen gevaar van schending van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet weggenomen. Om extra informatie op te vragen bij de Belgische autoriteiten dient de zaak daarom aangehouden te worden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Naar haar mening is de individuele detentiegarantie voldoende en blijkt nergens uit dat België de benodigde zorg niet kan leveren. Hierbij wordt vermeld dat, met toestemming van de opgeëiste persoon, zijn medische informatie gedeeld kan worden met de Belgische autoriteiten, in het kader van artikel 35 OLW.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
De raadsman heeft zijn betoog dat gedetineerden in België die kampen met gezondheidsklachten als die van de opgeëiste persoon een algemeen reëel gevaar lopen om onmenselijk of vernederend te worden behandeld omdat geen adequate verzorging voorhanden is, niet onderbouwd met objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens. Reeds hierom kan niet worden aangenomen dat de verstrekte detentiegarantie ten behoeve van de opgeëiste persoon op dat punt niet toereikend is.
De detentieomstandigheden in België staan daarom niet aan overlevering in de weg. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank evenmin aanleiding om de zaak aan te houden.

9.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter voorzitter,
mrs. N.J. Koene en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van Y.M.E. Jurgens en L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.