ECLI:NL:RBAMS:2023:6372

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
13.189.796-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 11 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Kielce, Polen, op 22 september 2022, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1982 in Polen. De behandeling van het EAB vond plaats op 27 september 2023, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.J. Joris, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en de Poolse nationaliteit bezit. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen weigeringsgronden zijn en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het EAB vermeldt een vonnis van de lokale rechtbank in Staszów van 9 augustus 2019, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 6 maanden is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, aangezien het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan, conform de bepalingen van de OLW. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van griffiers en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.189.796-23
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 2 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 september 2022 door
the Regional Court in Kielce, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen), op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres], [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 september 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.J. Joris, waarnemend voor mr. M. Broere, beiden advocaat te Roosendaal en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft aangevoerd dat er zich geen weigeringsgronden voordoen en heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforcable judgement of the Local Court in Staszówvan 9 augustus 2019 met ref. II K 235/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – zich een omstandigheid als in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. In het EAB is in rubriek d) namelijk het volgende opgenomen:
(a) the person was summoned in person on 5 July 2019 and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he/she does not appear for the trial;
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

6.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een strafbaar feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen
weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, en 2, 5 en 7, OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Kielce(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens en L.E. Poel, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.