ECLI:NL:RBAMS:2023:6367

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
13-145702-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal van twee elektrische fietsen met oplegging van gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van twee fietsen. De verdachte heeft beide diefstallen bekend en de officier van justitie heeft een ISD-maatregel gevorderd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel de verdachte voldoet aan de harde criteria voor de ISD-maatregel, er ruimte is voor de verdachte om met hulpverlening te werken aan het verminderen van het recidiverisico. De rechtbank heeft daarom besloten om een gevangenisstraf van zes maanden op te leggen, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan de diefstal van twee dure elektrische fietsen, wat aanzienlijke overlast voor de eigenaren heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verdachte een kans te geven om met hulpverlening te werken aan zijn recidive, maar heeft tegelijkertijd een stevige straf opgelegd om de ernst van de feiten te onderstrepen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/145702-23
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het [detentieadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.P. Hopman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.H. Zonneveld naar voren hebben gebracht.
[persoon 3], reclasseringsmedewerker, is als deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is –kort gezegd– ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam in de periode van 11 juni 2023 tot en met 14 juni 2023 heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1
Primair: diefstal van een fiets van het merk Cowboy;
Subsidiair:heling van een fiets van het merk Cowboy;
Meer subsidiair:verduistering van een fiets van het merk Cowboy;
Feit 2
Primair:diefstal van een fiets van het merk Van Moof;
Subsidiair: heling van een fiets van het merk Van Moof;
Meer subsidiair: verduistering van een fiets van het merk Van Moof.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat beide diefstallen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van beide feiten geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat beide diefstallen wettig en overtuigend zijn bewezen. Verdachte heeft beide diefstallen op de zitting van 20 september 2023 bekend en er is van beide diefstallen aangifte gedaan. Daarnaast is er in beide gevallen aanvullend bewijs. Over de diefstal van de fiets van het merk Cowboy (feit 1) heeft een getuige verklaard dat verdachte op die fiets kwam aanrijden. Ten aanzien van de diefstal van de fiets met het merk Van Moof (feit 2) heeft de politie verdachte fietsend op die fiets aangetroffen, nadat een melding van de diefstal van de fiets was ontvangen.
Op grond van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte de fietsen heeft weggenomen met het oogmerk zich deze fietsen wederrechtelijk toe te eigenen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte
Feit 1in de periode van 11 juni 2023 tot en met 14 juni 2023 in Amsterdam een fiets van het merk Cowboy Model 4 ter waarde van 2.979,00 euro, die aan [persoon 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2
op 14 juni 2023 te Amsterdam een fiets van het merk Van Moof s3, die aan [persoon 2] toebehoorde, heeft weg genomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest.
Verdachte is een stelselmatige dader. Hij heeft een uitgebreid strafblad. In 2021 is verdachte veroordeeld voor zeven feiten, waaronder winkeldiefstal. Ook toen voldeed verdachte aan de harde criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel, maar toen zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd. Er komt echter niets van de grond, ook niet in het vrijwillig en ambulante kader. Verdachte wil leven in vrijheid, zonder regels en afspraken.
Er zijn geen mogelijkheden om met toezicht de kans op recidive te beperken. Het lukt verdachte niet om ambulante hulp te aanvaarden. Verdachte voldoet ook nu aan de harde en zachte criteria voor ISD. De kans op recidive is hoog. Ook na een gevangenisstraf moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een strafbaar feit pleegt.
De veiligheid van de maatschappij eist het opleggen van de ISD-maatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte geen ISD-maatregel op te leggen. Zij heeft betoogd dat niet aan de voorwaarden voor ISD wordt voldaan. Verdachte is de afgelopen twee jaar niet voor een vermogensdelict veroordeeld en het is dan ook de vraag of er gevaar voor personen of goederen is. Mocht de rechtbank daarover anders oordelen, dan verzoekt zij de maatregel voorwaardelijk op te leggen. De raadsvrouw verzoekt verdachte nog een kans te geven.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich binnen korte tijd schuldig gemaakt aan diefstal van twee (dure) elektrische fietsen. Dat zijn ergerlijke feiten. Het brengt overlast voor de eigenaren van de fietsen mee, die ermee worden geconfronteerd dat zij daar geen gebruik meer van kunnen maken. Daarnaast maakt verdachte inbreuk op het eigendomsrecht van anderen. De fietsen zijn weliswaar terug bij de eigenaar, maar dat is niet te danken aan verdachte.
Strafblad
Uit het strafblad van 25 augustus 2023 van verdachte is gebleken dat verdachte zich eerder veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. In de afgelopen vijf jaar is verdachte diverse keren veroordeeld voor het niet opvolgen van een ambtelijk bevel, lokaalvredebreuk, diefstallen (waarvan één met geweld), mishandeling en belediging.
ISD-maatregel
De rechtbank staat allereerst voor de vraag of voldaan is aan de voorwaarden om de gevorderde ISD-maatregel op te kunnen leggen. Het toetsingskader voor oplegging van de ISD-maatregel volgt uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en uit de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie. Deze criteria worden samen de ‘harde criteria’ genoemd. Om de ISD-maatregel te kunnen opleggen, dient daarnaast te zijn voldaan aan de zogenaamde ‘zachte criteria’. Dit houdt in dat uit een advies van bijvoorbeeld de reclassering moet blijken dat er geen alternatief voor oplegging van de ISD-maatregel is.
Harde criteria
Verdachte voldoet aan de harde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een straf veroordeeld en de huidige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van de straffen. Daarnaast heeft verdachte de afgelopen vijf jaren meer dan 10 processen-verbaal tegen zich opgemaakt gekregen, waarvan ten minste één in de laatste 12 maanden, teruggerekend vanaf het laatst gepleegde feit.
Zachte criteria
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van de reclassering van het Leger des Heils van 12 september 2023 die is opgesteld door [persoon 3]. Hieruit blijkt dat er vanuit de vrijwillige hulpverlening is ingezet op huisvesting en dagbesteding. Dat zal naar de inschatting van de reclassering onvoldoende bijdragen aan afname van het recidiverisico. Er dient ingezet te worden op middelenproblematiek en indien noodzakelijk, de mentale gezondheid. Verdachte lijkt daarvoor niet open te staan. Verdachte is gehecht aan zijn vrijheid en zijn levenswijze –hij is al jaren bewust dakloos– en dit heeft er toe geleid dat de hulpverlening niet van de grond is gekomen. De reclassering is van mening dat bijzondere voorwaarden geen enkele bijdrage zullen leveren aan de vermindering van recidive of aan een gedragsverandering. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De afname van het recidiverisico en een gedragsverandering hebben meer kans van slagen binnen het kader van deze maatregel dan vanuit een vrijwillig kader.
Op de zitting van 20 september 2023 heeft deskundige [persoon 3] verklaard dat de reclassering verwacht dat het binnen het ambulante kader lastiger wordt voor verdachte om te werken aan factoren die bijdragen aan het delictgedrag. Er is wel twijfel over het ISD-advies, ook omdat de vrijwillige hulpverlening wel met verdachte werkt en wil werken. De reclassering kan met verdachte aan de slag gaan, maar de vraag is wanneer het gaat bijdragen aan de afname van het recidiverisico. De reclassering twijfelt of verdachte zich ook kan conformeren aan het traject als hij moet meewerken aan diagnostiek, behandeling en mentale gezondheid.
De raadsvrouw heeft gewezen op het verloop van het strafblad, waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat verdachte sinds hij onder bewind staat minder strafbare feiten pleegt. De benoeming van een bewindvoerder, ongeveer anderhalf jaar geleden, heeft positieve gevolgen voor de mate van recidive. Verdachte krijgt van de bewindvoerder dagelijks een bedrag van € 20,- aan leefgeld op zijn rekening en pleegt weinig vermogensdelicten meer. De officier van justitie heeft dit bevestigd, maar heeft gewezen op de andere delicten die nog wel door verdachte worden gepleegd. Die resterende delicten hangen echter, aldus de raadsvrouw, samen met huisvesting.
De rechtbank ziet in het vorengaande en in de persoon van verdachte, hoewel met enige aarzeling, ruimte om verdachte nog een kans te geven om te laten zien dat hij met hulpverlening kan werken aan de verdere beperking van het recidiverisico. Uit de door de reclassering gegeven toelichting op de zitting volgt weliswaar dat de reclassering, gelet op eerdere ervaringen, sceptisch is over de beperking van de recidivekans buiten het kader van de ISD-maatregel, maar uitgesloten is het niet.
De rechtbank heeft gezien dat eerdere hulpverlening niet van de grond is gekomen. De rechtbank stelt ook vast dat hulpverlening in het ingezette vrijwillige kader nog steeds mogelijk is. De rechtbank acht het aannemelijk dat het recidiverisico ingeperkt kan worden als verdachte die hulp aanvaard. De rechtbank hecht daarbij gewicht aan het feit dat verdachte de afgelopen twee jaar niet voor vermogensdelicten is veroordeeld en dat de -nog niet zo lang geleden ingestelde- bewindvoering daar een positieve rol in lijkt te spelen. Ter vermindering van het recidiverisico zijn daarnaast huisvesting en een positieve dagbesteding belangrijk. Verdachte heeft op de zitting gezegd daar open voor te staan en bereid te zijn hulp op die gebieden te aanvaarden.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank aan verdachte geen ISD-maatregel opleggen. Het is nu aan verdachte zelf om, met hulp van de vrijwillige hulpverlening, herhaling van zijn gedrag te voorkomen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte zich goed bewust is van het risico als de vrijwillige hulpverlening niet slaagt en hij nieuwe misdrijven pleegt. In dat geval kan een vordering tot een ISD-maatregel mogelijk weer in beeld komen.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte wel een forse gevangenisstraf moet worden opgelegd, gelet op de ernst van de feiten, de korte periode waarbinnen deze hebben plaatsgevonden, de recidive binnen vijf jaar en het lange strafblad van verdachte. De rechtbank veroordeelt verdachte, alles afwegende, tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en met aftrek van voorarrest.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 43a, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feiten 1 en 2:telkens: diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. van der Pol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2023.
[...]