ECLI:NL:RBAMS:2023:6348

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/738478 / KG ZA 23-777
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over een hond na relatiebreuk

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is de vraag aan de orde wie de eigenaar is van een hond na het beëindigen van een relatie tussen twee partijen. De eiser, die in Zuid-Afrika woont, stelt dat hij de enige eigenaar is van de hond, omdat hij de hond heeft aangeschaft en de koopprijs heeft betaald. De gedaagde, die in Nederland woont, betwist dit en stelt dat de hond gezamenlijk door beide partijen is aangeschaft en dat zij ook samen voor de hond hebben gezorgd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiser voorshands aannemelijk heeft gemaakt dat hij de enige eigenaar van de hond is, omdat de koopovereenkomst op zijn naam staat en hij de betaling heeft verricht. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de hond, het paspoort en het vaccinatieboekje binnen 72 uur na betekening van het vonnis aan de eiser af te geven, op straffe van een dwangsom. De vordering van de gedaagde in reconventie om de hond voorlopig bij haar te laten verblijven is afgewezen, omdat zij niet voldoende rechtmatig belang heeft aangetoond voor de gevraagde informatie over de financiën van de eiser. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/738478 / KG ZA 23-777 VVV/MvG
Vonnis in kort geding van 5 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] (Zuid-Afrika),
eiser in conventie bij dagvaarding van 13 september 2023,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.C. Lamphen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S. Maachi te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2023 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte vermeerdering van eis toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediend schriftelijk verweer en tevens tegenvorderingen ingesteld. [eiser] heeft de tegenvorderingen bestreden. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [eiser] tevens een pleitnotitie. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren partijen en hun advocaten aanwezig. Voor elk van de partijen was een tolk aanwezig.
1.3.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de nagezonden producties 10 tot en met 17 van [eiser] , omdat de producties niet 24 uur voor de zitting waren ingediend. Ter zitting is bepaald dat de producties worden toegelaten, omdat [gedaagde] daardoor niet onredelijk in haar verdediging wordt geschaad.
2. De feiten
2.1.
Partijen hebben eind 2015 een relatie gekregen. Zij woonden destijds in Johannesburg, Zuid-Afrika.
2.2.
In de tweede helft van 2016 heeft [eiser] contact gezocht met een fokker van Yorkshire Terriërs in Zuid-Afrika. Hij heeft met de fokker onderhandeld over de aankoop van een Yorkshire Terriër. Dit heeft geleid tot een koopovereenkomst van 1 oktober 2016 voor de aankoop van hond [naam hond] (hierna: de hond). De koopovereenkomst staat op naam van [eiser] , die de kooprijs van de hond aan de fokker cash heeft betaald. Partijen hebben samen de hond bij de fokker opgehaald.
2.3.
Partijen hebben vervolgens samen voor de hond gezorgd.
2.4.
[eiser] is in juni 2017 in Amsterdam gaan wonen. [gedaagde] is in maart 2018 met de hond bij hem ingetrokken.
2.5.
Partijen zijn op 24 juli 2018 te Amsterdam in beperkte gemeenschap van goederen getrouwd. Ieder van partijen is eigenaar gebleven van de zaken en/of goederen die door hem of haar voor het huwelijk zijn verworven.
2.6.
In december 2022 heeft [gedaagde] aangekondigd van [eiser] te willen scheiden. Sinds 12 december 2022 verblijft [gedaagde] met de hond in de echtelijke huurwoning. [eiser] is op enig moment teruggekeerd naar Zuid-Afrika.
2.7.
[eiser] heeft op 29 maart 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij deze rechtbank. De procedure is aanvankelijk op verzoek van partijen aangehouden voor minnelijk overleg. [gedaagde] stond op 21 september 2023 voor het indienen van een verweerschrift.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert - samengevat en na vermeerdering van eis - [gedaagde] te veroordelen om de hond, het paspoort van de hond en het vaccinatie/medisch boekje van de hond af te geven op het kantoor van zijn advocaat, een en ander op straffe van dwangsommen, en hem te machtigen de afgifte zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm, althans in goede justitie een beslissing te nemen, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten in conventie en in reconventie.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert, samengevat:
I. te bepalen dat de hond voorlopig bij haar verblijft totdat in de bodemprocedure definitief is beslist aan wie de hond wordt toebedeeld,
II. te bepalen dat [eiser] op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de volgende stukken aan [gedaagde] dient te verstrekken:
- een overzicht van zijn inkomsten en vermogen (inclusief in het buitenland) vanaf 2018 tot op heden, waaronder doch niet uitsluitend de inkomsten/het vermogen uit de bedrijven Evert Management Consultancy, MyCodi, B.V., Compliance Diagnostics, GeoGenix B.V., Energy B.V., SPV, Geo Pomoma Waste Management, Dreams Africa Beverages and Food, EM Capital Group EAD, van welke bedrijven hij eigenaar dan wel (mede)aandeelhouder is,
- de huurovereenkomsten van alle woningen op zijn naam (ook in het buitenland) vanaf 2018 tot op heden, waaronder doch niet uitsluitend de appartementen in [plaats 1] (Bulgarije) en de penthouse in [plaats 2] (Zuid-Afrika),
- een overzicht van alle ondernemingen/stichtingen, waarin [eiser] vanaf 2018 tot op heden enig belang heeft of heeft gehad.
4.2.
[eiser] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat [eiser] in Zuid-Afrika woont. De voorzieningenrechter moet daarom ambtshalve toetsen of hij bevoegd is van het geschil kennis te nemen en zo ja, naar welk materieel recht het gevorderde moet worden beoordeeld.
5.2.
De Brussel Ibis verordening (EEX verordening) is van toepassing indien de verweerder woonplaats in een lidstaat heeft, wat hier het geval is. De hoofdregel van de EEX verordening ten aanzien van de bevoegde rechter is dat de rechter van de woonplaats van de verweerder internationaal bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Omdat [gedaagde] in [woonplaats 2] woont, is de (voorzieningen)rechter van de rechtbank Amsterdam bevoegd.
5.3.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het toepasselijke recht. Partijen hebben de vordering respectievelijk het verweer gebaseerd op Nederlands recht. De voorzieningenrechter begrijpt daaruit dat partijen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht hebben gekozen, althans dat de toepasselijkheid van dat recht voor hen geen geschilpunt vormt. Dit geschil zal daarom naar Nederlands recht worden beoordeeld.
5.4.
Een vordering in kort geding is toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter deze eveneens zal toewijzen en als niet van de eisende partij kan worden verlangd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
5.5.
Ter beoordeling staat de vraag wie eigenaar is van de hond.
5.6.
[eiser] stelt dat hij de eigenaar is van de hond. Hij heeft aangevoerd dat hij contact heeft gezocht met de fokker, de onderhandelingen met de fokker heeft gevoerd, de koopovereenkomst met de fokker heeft gesloten en de koopprijs van de hond aan de fokker heeft betaald. De hond is daarom zijn eigendom en [gedaagde] is gehouden de hond aan hem over te dragen, aldus [eiser] .
5.7.
[gedaagde] heeft hiertegen het volgende ingebracht. Partijen hebben tijdens hun relatie de beslissing genomen een hond te nemen. Zij hebben de hond samen uitgekozen en opgehaald bij de fokker. Partijen hebben de hond samen verzorgd. De hond is aan partijen gezamenlijk geleverd in de zin van artikel 3:90 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Partijen hebben de hond daarom gezamenlijk in eigendom overgedragen gekregen op grond van artikel 3:84 lid 1 BW. Dit is ook de bedoeling geweest van partijen. Dat [eiser] de koopprijs van de hond aan de fokker heeft voldaan, is goederenrechtelijk niet relevant. Partijen hadden een relatie en betaalden over en weer diverse kosten. [gedaagde] heeft bijgedragen in de aanschaf van de hond. Het was niet mogelijk om twee personen op de koopovereenkomst te vermelden. Vanwege een taalbarrière hebben partijen er om praktische redenen voor gekozen om [eiser] op de koopovereenkomst te vermelden. Hij en de fokker spraken dezelfde taal. Beide partijen zijn de eigenaar van de hond. De hond behoort tot de huwelijksgoederengemeenschap en in de aanhangige echtscheidingsprocedure zal beslist moeten worden aan wie de hond wordt toebedeeld. [eiser] woont weer in Zuid-Afrika. Als zijn vordering wordt toegewezen, zal de hond naar Zuid-Afrika verhuizen. Als de hond vervolgens in de echtscheidingsprocedure aan [gedaagde] wordt toebedeeld, is het maar de vraag of zij de hond terug naar Nederland kan halen, aldus steeds [gedaagde] .
5.8.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat hij de fokker heeft uitgezocht, het overleg en de onderhandelingen heeft gevoerd met de fokker en de koopprijs van de hond aan de fokker cash heeft betaald. De met de fokker gesloten koopovereenkomst voor de aankoop van de hond staat op naam van [eiser] . Die koopovereenkomst vormde de titel voor de levering van de hond aan [eiser] . Aannemelijk is derhalve dat de fokker – de oorspronkelijke eigenaar van de hond – het eigendom van de hond heeft overgedragen aan [eiser] .
5.9.
Dat [gedaagde] mee was toen de hond bij de fokker werd opgehaald, de naam van de hond heeft bedacht, ook voor de hond heeft gezorgd, hondenvoer voor hem heeft gekocht en dierenartsrekeningen heeft betaald, maakt niet dat zij mede-eigenaar van de hond is geworden. Dit zijn namelijk geen omstandigheden die een wijziging van de eigendom tot gevolg hebben.
5.10.
De hond is gekocht in 2016, derhalve voor het huwelijk van partijen in 2018. Tussen partijen is niet in geschil dat ieder van partijen eigenaar is gebleven van de zaken en/of goederen die door hem of haar voor het huwelijk zijn verworven. Dit betekent dat de hond eigendom is gebleven van [eiser] en niet in de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap valt.
5.11.
Gelet op de inbreuk op zijn eigendomsrecht, heeft [eiser] een spoedeisend belang bij revindicatie van de hond. Van hem kan niet worden verlangd dat hij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht.
5.12.
Bovenstaande betekent dat de vordering tot afgifte van de hond aan [eiser] zal worden toegewezen, in die zin dat dit binnen 72 uur na betekening van dit vonnis dient te gebeuren. Dit brengt met zich dat ook de vordering tot afgifte van het paspoort en het vaccinatie/medisch boekje van de hond zal worden toegewezen.
5.13.
De gevorderde dwangsom wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De gevorderde machtiging om de veroordeling ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie wordt afgewezen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] het vonnis zal nakomen en dat de opgelegde dwangsom voldoende stimulans zal zijn bij eventuele weigering. Het voert te ver om de politie hiermee te belasten.
5.14.
Zoals te doen gebruikelijk in geschillen tussen ex-echtelieden, worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Hetgeen in conventie is geoordeeld over bevoegdheid en toepasselijk recht geldt ook voor de vordering in reconventie. Gelet op de beoordeling in conventie, zal de vordering onder 4.1 onder I worden afgewezen.
6.2.
De vordering onder 4.1 onder II is gebaseerd op artikel 843a Rv. Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van art. 843a Rv zijn drie cumulatieve voorwaarden verbonden: i) het hebben van een rechtmatig belang, ii) het zijn van partij bij de rechtsbetrekking en iii) dat het moet gaan om bepaalde bescheiden.
6.3.
[gedaagde] heeft gesteld dat zij de gevorderde financiële stukken nodig heeft ten behoeve van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Echter, wat tot de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap behoort, is niet bekend. Welke huwelijkse voorwaarden van toepassing zijn en wat partijen daarin hebben afgesproken is door geen van partijen aangevoerd. Dit betekent dat [gedaagde] het rechtmatig belang bij afgifte van de gevorderde bescheiden onvoldoende heeft onderbouwd, omdat niet beoordeeld kan worden of die stukken, voor zover deze al bestaan, relevant zijn voor de echtscheidingsprocedure waarin de huwelijksgoederengemeenschap zal worden verdeeld.
6.4.
Bovenstaande betekent dat de vordering van [gedaagde] onder 4.1 onder II zal worden afgewezen.
6.5.
Zoals te doen gebruikelijk in geschillen tussen ex-echtelieden, worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde] de hond met roepnaam [naam hond] , geslacht Yorkshire Terriër, geboren op [geboortedatum] 2016, alsmede het paspoort en het vaccinatie/medisch boekje van de hond, binnen 72 uur na betekening van dit vonnis, af te geven op het kantoor van de advocaat van [eiser] ( [adres] ), op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat zij niet volledig aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum is bereikt van € 5.000,00,
7.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.5.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MvG