ECLI:NL:RBAMS:2023:6340

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
13.200.599-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW in verband met verdedigingsrechten

Op 11 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Constanţa Tribunal in Roemenië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de hoger beroepsprocedure die tegen haar was ingesteld, waardoor haar verdedigingsrechten in het geding zijn gekomen. De zaak betreft een veroordeling tot een vrijheidsstraf van drie jaar, waarvan nog drie jaar resteert na aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de rechtszittingen die tot de veroordeling hebben geleid, en dat er onduidelijkheid bestond over de advocaat die haar verdedigde tijdens het hoger beroep. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de opgeëiste persoon haar verdedigingsrechten had kunnen uitoefenen, wat leidde tot de weigering van de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om van deze weigering af te zien, en heeft de overlevering geweigerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.200.599-23
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 15 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 augustus 2023 door
Constanţa Tribunal, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 september 2023, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. L.R. Waaijer, advocaat te Breukelen en door een tolk in de Roemeense taal.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 1455/4.11.2022 issued by: Constanţa Tribunal, final on 27.07.2023 by the criminal decision no. 829/P/27.07.2023 of Constanţa Tribunal.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren drie jaren minus voorarrest van 23 op 24 september 2021. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [2]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Inleiding
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 6 september 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon bij vonnis van 4 november 2022 in eerste aanleg is veroordeeld en dat daarna, op 18 november 2022, door de officier van justitie hoger beroep is ingesteld. De reden voor het instellen van hoger beroep was dat de rechtbank in eerste aanleg had nagelaten om over de verbeurdverklaring van een geldbedrag te oordelen.
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [3]
Op basis van de verstrekte informatie lijkt in de hoger beroepsprocedure niet opnieuw over de schuld van de opgeëiste persoon te zijn geoordeeld. Wel staat vast dat in hoger beroep over de verbeurdverklaring van een geldbedrag is geoordeeld.
De rechtbank kan op grond van de verstrekte informatie niet vaststellen of een verbeurdverklaring naar Roemeens recht als een straf wordt gezien en of daarom in hoger beroep een (extra) straf aan de opgeëiste persoon is opgelegd.
Om die reden zal de rechtbank zekerheidshalve zowel het vonnis, waarin over de schuld van de opgeëiste persoon is geoordeeld, als het arrest, waarin mogelijk een (extra) straf is opgelegd, aan de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW toetsen.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich, kort gezegd, op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon haar verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen en dat artikel 12 OLW daarom niet aan overlevering in de weg staat.
4.2
Het vonnis van 4 november 2022 van Constanţa Tribunal
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
In het EAB is onder rubriek d) punt 3.2 aangekruist en daaromtrent (onder andere) het volgende toegevoegd:

During the trial, the convicted person was absent, being assisted by his (de rechtbank begrijpt: ‘her’
) defence' counsel, solicitor TĂMĂŞAN, Ştefana (…)
Ter zitting van de Internationale rechtshulpkamer heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zij wist dat er van een strafrechtelijke vervolging sprake was. Ook heeft zij bevestigd dat zij één dag heeft vastgezeten en een piketadvocaat kreeg toegewezen. De opgeëiste persoon heeft met die advocaat besproken dat deze namens haar zou optreden in de strafrechtelijke procedure.
Gelet op het vorenstaande doet de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b, OLW zich voor en mag de rechtbank de overlevering niet op grond van artikel 12 OLW weigeren.
4.3
Het arrest van 27 juli 2023 van Constanţa Court of Appeal
De rechtbank stelt vast dat het EAB mede strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
In het EAB is door de uitvaardigende justitiële autoriteit ten aanzien van het hoger beroep het volgende meegedeeld:

At the court of judicial review of the Constanta Court of Appeal, the defendant was absent from the trial, being represented by his (de rechtbank begrijpt: ‘her’
) chosen lawyer, Gădoiu Georgiana Mirabela. He (de rechtbank begrijpt: ‘she’
) was summoned with a warrant for arrest of defaulting witness to [adres] . From the minutes of the arrest warrant issued in the name of the defendant, it appears that no one answered at her home address in [plaats] .
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zij niet op de hoogte was van een hoger beroepsprocedure en geen advocaat heeft gekozen. Haar verklaring wordt naar het oordeel van de rechtbank door het volgende ondersteund.
In de Engelse vertaling van het EAB is meegedeeld dat namens de opgeëiste persoon een door haar gekozen advocaat, genaamd Gădoiu Georgiana Mirabela, ter zitting in hoger beroep aanwezig was. In de Roemeense versie van het EAB wordt echter gerept over een advocaat die is genaamd: STOICA, Sorina Ionela. Een vergelijking met hetgeen ten aanzien van de advocaat in eerste aanleg is meegedeeld in de Roemeense versie van het EAB (in het bijzonder de gebruikte bewoordingen “
apărătorul desemnat din oficiu avocat”) lijkt er tevens op te wijzen dat ook de advocaat genaamd STOICA is toegevoegd en niet door de opgeëiste persoon is gekozen.
In het EAB is onder rubriek D punt 3.2 aangekruist, maar het is niet duidelijk is of dit betrekking heeft op het hoger beroep. Nu de opgeëiste persoon niet op de hoogte is geraakt van het proces in hoger beroep en onduidelijk is welke advocaat (eventueel) haar verdediging zou hebben gevoerd, kan de rechtbank niet vaststellen dat de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b, OLW zich voordoet.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat het arrest is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Het hoger beroep is door de officier van justitie ingesteld. De opgeëiste persoon is gedagvaard op een door haar opgegeven adres. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de opgeëiste persoon op de hoogte is geraakt van het hoger beroep. Evenmin kan worden vastgesteld dat het aan opzet of onzorgvuldigheid van de zijde van de opgeëiste persoon te wijten is dat zij niet van de appelprocedure op de hoogte is geraakt. Zij is weliswaar na het plegen van het feit waarvoor zij is veroordeeld in september 2021 als verdachte door de politie gehoord tijdens welk verhoor een adresinstructie aan haar is verstrekt en zij een adres heeft opgegeven waarop zij bereikbaar was voor (post van) de Roemeense justitiële autoriteiten, maar de rechtbank kan op basis van de verstrekte informatie niet vaststellen dat deze adresinstructie voor de gehele strafrechtelijke procedure - en dus ook voor een eventueel hoger beroep - gold.
Gelet hierop levert overlevering naar het oordeel van de rechtbank een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op.
De rechtbank ziet af van het stellen van nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, nu vragen over het hoger beroep al gesteld zijn maar ten aanzien van dit aspect niet zijn beantwoord.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan Constanta Tribunal voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPhet bevel gevangenneming van
[opgeëiste persoon] .
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. Y.M.E. Jurgens en F.M.H. Albarda, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 oktober 2023.
De oudste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
De jongste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (