ECLI:NL:RBAMS:2023:6333

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 22/5970
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte stageverklaring door de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten en de niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een advocaat in opleiding, en de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten. Eiseres had verzocht om een stageverklaring, maar de raad van de Amsterdamse Orde weigerde deze op 16 juli 2021. De algemene raad verklaarde het administratief beroep van eiseres op 22 juni 2022 ongegrond. Eiseres heeft vervolgens te laat beroep ingesteld tegen deze beslissing, wat leidde tot de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar was.

De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het instellen van beroep op 23 juni 2022 begon en dat de laatste dag voor het indienen van beroep op 3 augustus 2022 viel. Eiseres heeft pas op 7 september 2023 beroep ingesteld, wat vijf weken na de afloop van de beroepstermijn was. De rechtbank concludeerde dat de motivering van de algemene raad op 1 augustus 2022 geen nieuw besluit was en dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was. Eiseres had niet tijdig beroep ingesteld, ondanks dat zij bijgestaan werd door een professioneel gemachtigde.

De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding of griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5970

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. B.E.J.M. Tomlow),
en

de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Smit).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de raad van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Procesverloop

De raad van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam (de raad van de Amsterdamse Orde) heeft met een besluit van 16 juli 2021 besloten om afgifte van een stageverklaring aan eiseres te weigeren.
De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten (de algemene raad) heeft op
22 juni 2022 het administratief beroep van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. De algemene raad heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2023. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. De algemene raad heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de raad van de Amsterdamse Orde was mr. S.M. de Waard aanwezig.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de raad van de Amsterdamse Orde op 22 december 2020 verzocht om een stageverklaring [1] . Op 16 juli 2021 heeft de raad van de Amsterdamse Orde besloten om de afgifte daarvan te weigeren.
2. Op 20 juni 2022 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden bij de algemene raad over het administratief beroep van eiseres. Daar is gebleken dat de algemene raad met een besluit van 4 mei 2022 aan eiseres bekend heeft gemaakt dat zij van het tableau van de Nederlandse orde van advocaten wordt geschrapt met ingang van 5 juli 2022. De gemachtigde van eiseres heeft de algemene raad vanwege deze ingangstermijn verzocht om een kop-staart-uitspraak te doen.
3. De algemene raad heeft op 22 juni 2022 een beslissing genomen, waarin is beslist:
“De algemene raad verklaart het administratief beroep ongegrond. Voor een
proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.Motivering van de beslissing volgt zo spoedig mogelijk.”
4. De algemene raad heeft op 1 augustus 2022 een beslissing toegezonden waarin is meegedeeld:

Deze beslissing bevat de motivering van het besluit van de algemene raad van 22 juni 2022.
De rechtbank heeft op 9 september 2022 een beroepschrift zonder gronden van eiseres ontvangen.
5. De rechtbank dient eerst te beoordelen of eiseres tijdig beroep heeft ingesteld. Daarvoor is van belang op welk moment de beroepstermijn is aangevangen. Die vangt aan op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, dat wil zeggen door toezending of uitreiking ervan aan eiseres. [2] De algemene raad heeft op verzoek van eiseres een zogeheten kop-staartbeslissing genomen. Dat betekent dat hij eerst de beslissing van 22 juni 2022 op het administratieve beroep heeft bekendgemaakt en pas later (1 augustus 2022) de motivering daarvan.
6. De rechtbank overweegt dat de beslissing van 22 juni 2022 een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Deze beslissing houdt namelijk een schriftelijke beslissing in van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Daarin is immers het administratief beroep tegen de weigering een stageverklaring te verlenen ongegrond verklaard. Het besluit lijdt weliswaar aan een motiveringsgebrek, [3] maar dat betekent niet dat het geen besluit is. Niet in geschil is dat dit besluit op 22 juni 2022 is verzonden [4] en eiseres heeft de ontvangst ervan niet betwist. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de termijn voor het instellen van beroep is gaan lopen op 23 juni 2022 en dat de laatste dag van de beroepstermijn op 3 augustus 2022 was. Eiseres heeft pas op 7 september 2023 beroep ingesteld, dat de rechtbank op 9 september 2022 heeft ontvangen, dus vijf weken na afloop van de beroepstermijn.
7. Anders dan eiseres aanvoert, is de motivering van 1 augustus 2022 geen (nieuw) besluit. Deze brief voldoet namelijk niet aan de vereisten van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, omdat die niet is gericht op een nieuw of ander rechtsgevolg. Het beoogde rechtsgevolg is al door het besluit van 22 juni 2022 tot stand gebracht. Bij de motivering van 1 augustus 2022 staat weliswaar vermeld dat de algemene raad het administratief beroep ongegrond verklaart, maar dat is slechts een herhaling van het eerder genomen besluit en dat levert niet een nieuw besluit op. [5] Dat er verder (ten onrechte) een rechtsmiddelenclausule onder de motivering staat, kan eiseres ook niet baten. De vermelding van een rechtsmiddelenclausule roept op zichzelf geen beroepsmogelijkheid in het leven. [6] Met de bekendmaking van de motivering is dus geen (nieuwe) beroepstermijn aangevangen waarbinnen tegen de ongegrondverklaring van het administratief beroep kon worden opgekomen.
8. Nu is gebleken dat eiseres te laat beroep heeft ingesteld, zal de rechtbank beoordelen of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiseres heeft aangegeven dat zij door de opmaak van de motivering van 1 augustus 2022 en de rechtsmiddelenclausule op het verkeerde been is gezet. Bovendien heeft de algemene raad de motivering pas laat gestuurd.
9. De rechtbank overweegt dat de algemene raad de motivering al meteen bij de beslissing op het administratief beroep bekend had moeten maken [7] , maar op verzoek van eiseres is een kop-staartbeslissing genomen. Van de algemene raad mocht in dit geval evenwel worden verwacht dat hij de motivering van de beslissing binnen een redelijke termijn bekend maakte aan eiseres, temeer nu hij in zijn beslissing heeft opgemerkt dat de motivering ‘zo spoedig mogelijk’ volgt. De motivering is pas na vijf weken aan eiseres bekendgemaakt en dat is in dit geval onredelijk laat. De redenen die de algemene raad geeft voor de late versturing van de motivering, zoals dat het de zomerperiode was, maken dat niet anders. Daar staat echter tegenover dat eiseres na het ontvangen van de motivering nog enkele dagen had om tijdig beroep in te stellen. Dat kon ook voorlopig, zonder gronden (pro forma). Eiseres heeft dat niet gedaan, en zij heeft ook niet zo snel mogelijk als dat redelijkerwijs kon beroep ingesteld na het ontvangen van de motivering, maar pas ruim vijf weken later. Nu eiseres steeds werd bijgestaan door een professioneel gemachtigde mag ervan worden uitgegaan dat eiseres bekend was met het belang van het tijdig instellen van beroep tegen het besluit van 22 juni 2022, ongeacht de status van de motivering van 1 augustus 2022. De rechtbank acht daarom de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar.
10. Het betoog van eiseres dat als zij tijdig een pro-formaberoepschrift had ingediend, de handelswijze van de algemene raad haar vijf weken had ontnomen om het beroepschrift te motiveren, kan de rechtbank niet volgen. Eiseres had in dat geval een hersteltermijn gekregen, waarin zij (eventueel) eerst summiere gronden had kunnen dienen, die zij later nog had kunnen aanvullen. Er was in dat geval voldoende tijd geweest om het beroepschrift te motiveren.
11. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiseres heeft namelijk te laat beroep ingesteld, en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. Voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Camps, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur (Voda).
2.Artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Op grond van artikel 7:26, eerste lid, van de Awb dient de beslissing op het administratieve beroep te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
4.Artikel 3:41 van de Awb.
5.Zie ter vergelijking de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH3213.
6.Zie ter vergelijking de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland van 11 april 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:3016, en van 22 november 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:11101, en de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7889.
7.Artikel 7:12 van de Awb.