In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een advocaat in opleiding, en de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten. Eiseres had verzocht om een stageverklaring, maar de raad van de Amsterdamse Orde weigerde deze op 16 juli 2021. De algemene raad verklaarde het administratief beroep van eiseres op 22 juni 2022 ongegrond. Eiseres heeft vervolgens te laat beroep ingesteld tegen deze beslissing, wat leidde tot de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het instellen van beroep op 23 juni 2022 begon en dat de laatste dag voor het indienen van beroep op 3 augustus 2022 viel. Eiseres heeft pas op 7 september 2023 beroep ingesteld, wat vijf weken na de afloop van de beroepstermijn was. De rechtbank concludeerde dat de motivering van de algemene raad op 1 augustus 2022 geen nieuw besluit was en dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was. Eiseres had niet tijdig beroep ingesteld, ondanks dat zij bijgestaan werd door een professioneel gemachtigde.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding of griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.