In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, een voormalige productiemedewerker uit Duitsland, en het UWV. Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV was afgewezen op grond van de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde zijn standpunt. De rechtbank had eerder, op 21 januari 2022, de beslissing van het UWV vernietigd en gelast dat er een nieuwe beslissing op bezwaar moest worden genomen.
In de nieuwe beslissing op bezwaar, die op 25 mei 2022 werd genomen, bleef het UWV bij zijn eerdere oordeel. Eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld zonder een zitting, met instemming van beide partijen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 24 augustus 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door eiser ingebrachte medische informatie adequaat is meegewogen. Eiser heeft niet voldoende nieuwe medische informatie gepresenteerd om de conclusie van het UWV te weerleggen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen. Eiser's verzoek om schadevergoeding is afgewezen, evenals zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.