ECLI:NL:RBAMS:2023:6298

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 22/3217
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, een voormalige productiemedewerker uit Duitsland, en het UWV. Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV was afgewezen op grond van de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde zijn standpunt. De rechtbank had eerder, op 21 januari 2022, de beslissing van het UWV vernietigd en gelast dat er een nieuwe beslissing op bezwaar moest worden genomen.

In de nieuwe beslissing op bezwaar, die op 25 mei 2022 werd genomen, bleef het UWV bij zijn eerdere oordeel. Eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld zonder een zitting, met instemming van beide partijen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 24 augustus 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door eiser ingebrachte medische informatie adequaat is meegewogen. Eiser heeft niet voldoende nieuwe medische informatie gepresenteerd om de conclusie van het UWV te weerleggen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen. Eiser's verzoek om schadevergoeding is afgewezen, evenals zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3217

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] (Duitsland), eiser

(gemachtigde: mr. W.H.A. Bos),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F.D.A. Römgens).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
De rechtbank Amsterdam heeft in de uitspraak van 21 januari 2022 de beslissing op bezwaar van 14 januari 2021 vernietigd en bepaald dat het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van de uitspraak.
Het UWV heeft een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar van 25 mei 2022 (het bestreden besluit).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser was werkzaam als productiemedewerker voor gemiddeld 39,8 uur per week. Op 27 augustus 2018 viel hij ziek uit voor deze werkzaamheden.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 24 augustus 2020 minder dan 35%, namelijk 27,66%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 4 december 2020, 13 april 2021, 24 september 2021 en 6 mei 2021
(de rechtbank begrijpt: 6 mei 2022). De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 augustus 2020.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 31 december 2020.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat het bestreden besluit op een feitelijk onjuiste grondslag is gebaseerd en onvoldoende is gemotiveerd. De bezwaargronden dienen als herhaald en ingelast te gelden.
7. Eiser stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is, dan wel dat hij minder dan 65% van het laatstverdiende loon kan verdienen. Het UWV heeft zijn medische situatie onjuist beoordeeld en onvoldoende rekening gehouden met zijn beperkingen. Er heeft geen nader onderzoek plaatsgevonden, terwijl dit op basis van het dagverhaal, de diagnose en de beperkingen van eiser wel nodig was. De informatie van de orthopeed is verouderd. Het UWV heeft verder geen rekening gehouden met zijn medicatiegebruik en dagverhaal. Eiser acht een urenbeperking nodig. Daarnaast heeft hij meer beperkingen dan door het UWV zijn aangenomen, waardoor de geduide functies niet passend zijn.
8. Eiser verzoekt om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 24 augustus 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. De door eiser ingebrachte medische informatie is meegewogen door de verzekeringsarts B&B. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam heeft de verzekeringsarts B&B eiser gesproken en onderzocht tijdens een fysiek spreekuur. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle bekende klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling en ziet geen reden om aan te nemen dat er nader onderzoek plaats had moeten vinden. De rechtbank overweegt daartoe dat het tot de expertise van een verzekeringsarts behoort om de onderzoeksmethoden in te zetten die hij nodig acht. Eiser heeft ook niet toegelicht welke informatie gemist zou zijn. Ten aanzien van de verouderde informatie van de orthopeed merkt de rechtbank op dat de verzekeringsarts B&B ook meer recente informatie (uit 2017 en 2019) heeft meegenomen. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen waarom de verzekeringsarts B&B hier voor de situatie rond 24 augustus 2020 niet van uit kon gaan. Zij weegt daarin mee dat de verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat in de informatie van 2008, 2017 en 2019 gelijksoortige bevindingen worden gedaan. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 24 augustus 2020 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. In het rapport van 4 december 2020 heeft de verzekeringsarts B&B voldoende duidelijk toegelicht waarom er geen situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM) wordt aangenomen. Ook heeft hij toegelicht dat er geen redenen zijn voor een urenbeperking. Er is geen aanzienlijke energetische beperking, geen preventieve reden en ook geen verminderde beschikbaarheid. In het rapport van 6 mei 2022 heeft de verzekeringsarts B&B bevestigd dat geen sprake is van GBM en dat een urenbeperking niet aan de orde is. In het rapport van 13 april 2021 heeft de verzekeringsarts B&B voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom het medicatiegebruik van eiser niet leidt tot aanvullende beperkingen.
13. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Eiser heeft zijn standpunt niet met (nieuwe) medische informatie onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 24 augustus 2020.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 24 augustus 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 17 augustus 2020.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 24 augustus 2020 met de middelste van de drie geduide functies 72,34% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 27,66% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 24 augustus 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af en worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 oktober 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.