ECLI:NL:RBAMS:2023:6255

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10466889 / CV EXPL 23-5852
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van BinckBank voor schade door vertraagde overboeking van effecten

In deze zaak vorderen eisers, die gezamenlijk een beleggingsrekening bij BinckBank hadden, schadevergoeding van de gedaagde, Aktieselskab Saxo Bank A/S, vanwege een vertraagde overboeking van hun aandelenportefeuille. Op 6 december 2021 gaven eisers opdracht om hun aandelen over te boeken naar andere banken, maar de overboeking heeft maanden geduurd, met als gevolg dat een deel van de aandelen op 3 juni 2022 teruggeboekt werd naar BinckBank. Eisers hebben een klacht ingediend bij de Stichting Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid), die oordeelde dat de overboeking onredelijk lang heeft geduurd en een schadevergoeding van € 5.000 adviseerde, maar dit advies was niet bindend.

Eisers vorderen in deze procedure een verklaring voor recht dat BinckBank aansprakelijk is voor een schade van € 25.000, terwijl gedaagde erkent dat de overboeking langer heeft geduurd dan normaal, maar betwist dat dit uitsluitend aan BinckBank te wijten is. De kantonrechter oordeelt dat BinckBank toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen, aangezien de verwerkingstijd van de overboeking onredelijk lang was. Echter, de kantonrechter concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij daadwerkelijk schade hebben geleden door de vertraging, omdat zij niet hebben aangetoond dat zij de aandelen eerder hadden willen verkopen.

De vorderingen van eisers worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde. De kantonrechter wijst erop dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat gedaagde de kosten kan vorderen voordat het vonnis definitief is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10466889 / CV EXPL 23-5852
Vonnis van 13 oktober 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonend in [woonplaats 1] ;
2. [eiser 2] ,
wonend in [woonplaats 2] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
eisers,
tegen
de rechtspersoon naar Deens recht Aktieselskab Saxo Bank A/S,
statutair gevestigd in Kopenhagen (Denemarken),
kantoor houdend in Amsterdam,
advocaat: mr. M. Vet in Amsterdam,
gedaagde.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 5 april 2023;
  • de conclusie van antwoord met producties van 20 juni 2023.
  • het tussenvonnis van 4 juli 2023 waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 14 september 2023 met de daarin genoemde stukken.
1.2
Een dag voor de mondelinge behandeling hebben eisers twee e-mails aan de rechtbank gestuurd, die de kantonrechter echter pas na de mondelinge behandeling hebben bereikt en waarnaar tijdens de mondelinge behandeling niet is verwezen. Na de mondelinge behandeling hebben eisers nog twee e-mails gestuurd, maar toen had de kantonrechter al vonnis bepaald. De kantonrechter laat deze emails daarom buiten beschouwing.

2.De feiten

2.1
Gedaagde is de moedermaatschappij van de naamloze vennootschap BinckBank N.V., hierna te noemen BinckBank. Eisers hielden gezamenlijk een beleggingsrekening bij BinckBank en hebben besloten deze te beëindigen. Op 6 december 2021 hebben zij opdracht gegeven hun aandelenportefeuille over te boeken naar hun beleggingsrekeningen bij ABN Amro, Lynx en Van Lanschot. Vanwege de overname van BinckBank door gedaagde was afgesproken dat deze overboeking kosteloos was. BinckBank heeft de opdracht dezelfde dag bevestigd en gevraagd rekening te houden met een verwerkingstijd van twee weken.
2.2
Door verschillende oorzaken heeft de overboeking van een deel van deze aandelen maanden langer geduurd en zijn andere aandelen uiteindelijk op 3 juni 2022 teruggeboekt naar BinckBank.
2.3
Op 21 maart 2022 heeft eiser onder 1 over de lange duur van de overboeking tegen gedaagde een klacht ingediend bij de geschillencommissie van de Stichting Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid). Deze heeft op 16 december 2022 geoordeeld dat de overboeking in deze zaak onredelijk lang heeft geduurd en
ex aequo et bono(schattenderwijs) een schadevergoeding vastgesteld van € 5.000. Partijen waren echter overeengekomen dat dit advies niet bindend zou zijn.
2.4
Gedaagde heeft verklaard dat als in deze procedure wordt vastgesteld dat BinckBank jegens eisers verplichtingen heeft, BinckBank deze zal nakomen.

3.Het geschil

3.1
Eisers stellen in deze procedure dat hun schade € 41.073 bedraagt. Zij vorderen na wijziging van hun eis een verklaring voor recht dat BinckBank aansprakelijk is tot vergoeding van € 25.000 aan schade veroorzaakt door BinckBank. Voor het meerdere hebben zij afstand gedaan van hun vorderingsrecht. Daarnaast vorderen eisers vergoeding van proceskosten en een verklaring dat het vonnis uitvoerbaar is bij voorraad.
3.2
Gedaagde erkent dat de overboeking van de portefeuille van eisers langer heeft geduurd dan normaal, maar vindt dat niet duidelijk is geworden dat dit alleen aan BinckBank heeft gelegen. BinckBank is volgens haar niet toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens eisers. Verder voert gedaagde aan dat niet is gebleken dat eisers schade hebben geleden als gevolg van de opgetreden vertraging.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter oordeelt dat BinckBank toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens eisers. Op 6 december 2021 heeft zij hun overboekingsopdracht geaccepteerd en eisers gevraagd rekening te houden met een verwerkingstijd van twee weken, terwijl de overboeking van de portefeuille vervolgens heeft geduurd tot 3 juni 2022 en zelfs toen niet volledig was. De kantonrechter verenigt zich met het oordeel van het Kifid dat deze termijn onredelijk lang was.
4.2
Gedaagde heeft aangevoerd dat het ging om een portefeuille van 58 regels, dat deze handmatig moesten worden overgeboekt, dat het gedeeltelijk om buitenlandse fondsen ging en dat het proces daarom erg arbeidsintensief was. In het licht van de aangekondigde verwerkingstijd van twee weken en de gerealiseerde verwerkingstijd van een half jaar vindt de kantonrechter dit alles niet doorslaggevend.
4.3
Ook heeft gedaagde aangevoerd dat BinckBank afhankelijk was van de medewerking van ABN Amro en Lynx en dat deze niet alle overgeboekte aandelen in beheer wilden nemen. De kantonrechter vindt dit evenmin beslissend. Voor zover de overboeking feitelijk mogelijk was heeft gedaagde niet duidelijk gemaakt waarom deze zo lang heeft moeten duren. Voor zover deze feitelijk onmogelijk was had BinckBank daarover eerder uitsluitsel moeten bieden. De tekortkoming is daarom toerekenbaar aan BinckBank.
4.4
Op grond van deze tekortkoming is BinckBank verplicht eisers de schade te vergoeden die zij daardoor hebben geleden. Partijen verschillen van mening over de vraag of sprake is van schade en, zo ja, op welke manier de schade moet worden begroot.
4.5
Eisers stellen dat hun schade het koersverschil bedraagt tussen de dag waarop zij opdracht hebben gegeven tot de overboeking en de dag waarop zij weer over de aandelen konden beschikken. Als de overboeking meteen was uitgevoerd was het koersverschil niet opgetreden, zo begrijpt de kantonrechter hun benadering.
4.6
De kantonrechter oordeelt anders. Eisers wilden de aandelen overboeken om ze bij andere banken aan te houden. Het koersverschil was dus ook bij die andere banken opgetreden. Dat is alleen anders als eisers aannemelijk maken dat zij de aandelen hadden willen verkopen en dat zij daartoe door de vertraagde overboeking niet in staat waren.
4.7
Eisers hebben geen schadeopstelling gemaakt die daarin inzicht geeft. Wel heeft het Kifid in zijn advies overwogen dat eisers zeven fondsen na terugontvangst op 3 juni 2022 hebben verkocht met een waardeverlies van € 10.983. Daaruit heeft het Kifid afgeleid dat eisers die fondsen ook al voor 3 juni 2022 hadden willen verkopen. Het Kifid is ervan uitgegaan dat dat niet mogelijk was gedurende het overboekingsproces. Tijdens de behandeling bij de kantonrechter heeft de gemachtigde van eisers echter gezegd dat eisers de fondsen na 3 juni 2022 hebben moeten verkopen omdat zij van BinckBank af wilden. Daarmee is niet komen vast te staan dat eisers die aandelen al eerder hadden willen verkopen uit beleggingsoverwegingen.
4.8
Verder hebben eisers erop gewezen dat zij gedurende het overboekingsproces bij Lynx alvast in andere, volgens hen stabielere, fondsen hebben belegd ter vervanging van hun aandelen bij BinckBank. De kantonrechter kan echter niet vaststellen dat een verband bestaat tussen de aankopen bij Lynx en de overgeboekte aandelen bij BinckBank. Ook de algemene stelling van eisers dat zij actief belegden en vaak kochten en verkochten is te weinig om vast te stellen dat zij de overgeboekte aandelen op enig moment hadden willen verkopen.
4.9
Eisers hebben verwezen naar een e-mail van 17 februari 2022: “Heb vandaag 1000 aandelen wereldhave verkocht omdat ik niet meer kan wachten met handelen.” Verder hebben zij verwezen naar een e-mail van 18 maart 2022 waarin een waardedaling van de portefeuille met € 48.318 wordt genoemd met de toevoeging: “een redelijk aantal aandelen had ik willen verkopen”. De kantonrechter oordeelt dat dit onvoldoende is voor de conclusie dat eisers meer dan de genoemde duizend aandelen in Wereldhave hadden willen verkopen. Als zij dat hadden gewild, had voor de hand gelegen dat zij in bijvoorbeeld deze e-mails specifiek hadden opgegeven welke aandelen zij hadden willen verkopen en waarom dat onmogelijk was.
4.1
De kantonrechter concludeert daarom dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij door de vertraagde overboeking van hun aandelen schade hebben geleden. Hun vorderingen zullen worden afgewezen.
4.11
Bij deze uitkomst van de procedure worden eisers als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde.

5.Beslissing

De kantonrechter
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot dit vonnis vastgesteld op € 1.058 aan salaris advocaat;
5.3
veroordeelt eisers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris advocaat en vermeerderd met de explootkosten als eisers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en het vonnis vervolgens is betekend;
5.4
veroordeelt eisers tot vergoeding van de wettelijke rente volgens artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over al deze bedragen vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;
5.5
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. F.L. Bolkestein, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.