ECLI:NL:RBAMS:2023:6251

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 23/5213
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verkeersbesluit tot aanwijzing als erf in Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het verkeersbesluit, dat op 12 juli 2023 werd genomen, houdt in dat een deel van de [adres 2] in Amsterdam, ter hoogte van huisnummers 1 tot 103 (oneven), is aangewezen als 'erf'. Verzoekers, bewoners van de betreffende straat, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen en de werkzaamheden te staken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 4 oktober 2023.

De voorzieningenrechter overweegt dat het college heeft toegezegd geen bomen te planten totdat het verkeersbesluit onherroepelijk is. De overige werkzaamheden, zoals het aanbrengen van bestrating en straatmeubilair, kunnen echter wel doorgaan. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de verzoekers, die vrezen voor een verslechtering van de verkeersveiligheid en parkeersituatie, tegen de belangen van het college, dat aanzienlijke kosten zou maken als de werkzaamheden worden stilgelegd. Uiteindelijk komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de belangen van het college zwaarder wegen, en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

De uitspraak betekent dat de werkzaamheden op de [adres 2] kunnen worden voortgezet, met uitzondering van het planten van bomen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5213

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoekers] , uit Amsterdam, verzoekers

(gemachtigde: mr. H. Koolen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: mr. R.J. Romijn).

Inleiding

1.1.
Met het bestreden besluit van 12 juli 2023, gepubliceerd op 14 juli 2023, (het verkeersbesluit) heeft het college de [adres 2] ter hoogte van huisnummers 1 tot 103 (oneven) in Amsterdam ( tussen de [adres 3] en [adres 4] ) aangewezen als ‘erf’.
1.2.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat het bestreden besluit wordt geschorst en de werkzaamheden ter uitvoering van het bestreden besluit worden gestaakt.
1.3.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen van de kant van verzoekers [verzoekers] en de gemachtigde van verzoekers en van de kant van het college mr. R.J. Romijn, [gemachtigde 2]
Waar gaat de procedure over?
2. Op 14 juni 2022 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum het Definitief Ontwerp [adres 2] 1-103 vastgesteld. Aan dit besluit ging een participatietraject met de buurt vooraf. Met dit besluit is de herinrichting vastgesteld na het kadeherstel en rioleringswerkzaamheden. Verkeerskundig wordt de openbare ruimte ingericht als ‘erf’. Tegen het Definitief Ontwerp was geen bezwaar en beroep mogelijk.
3. Met het verkeersbesluit heeft het college de [adres 2] 1 tot en met 103 (oneven) aangewezen als ‘erf’ door het plaatsen van twee verkeersborden [1] , zijnde
en
. Het college heeft daarbij overwogen dat dit deel van de [adres 2] opnieuw is ingericht naar een ontwerp met parkeervrije inrichting zonder scheiding tussen de strook langs het water, rijbaan en trottoir. Het wegdeel is eenrichtingsverkeer, uitgezonderd fiets, en dat blijft zo na de herinrichting. Er wordt gewerkt aan een circulatieplan om voornamelijk bestemmingsverkeer over dit deel van de [adres 2] te laten rijden. De [adres 2] is op dit deel nu al relatief verkeersluw. Voor het ontwerp heeft consultatie met de buurt plaatsgevonden door middel van twee bewonersavonden en een digitale enquête waarbij bewoners konden stemmen. Volgens het college weegt het voordeel voor de leefbaarheid en verkeersveiligheid door de aanwijzing als erf zwaarder dan het eventuele nadeel in langere reistijden. Er mag in het vervolg nog maar 15 kilometer per uur gereden worden in plaats van 30 kilometer per uur.
4. Verzoekers voeren in bezwaar –samengevat – het volgende aan:
Voor verzoekers is van groot belang dat in de (directe) omgeving van hun woningen te alle tijde een leefbare en toegankelijke woon-, werk-, leef- en parkeeromgeving en een verkeersveilige (parkeer)situatie behouden blijft. Verzoekers menen dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen en dat het verkeersbesluit tot onevenredig nadelige gevolgen zal leiden in verhouding met de te dienen doelen.
De wijze van participatie is onzorgvuldig geweest. De uitgevoerde enquête is geen representatieve weergave van de voorkeuren van de buurt. In 2019 bestond er evident een grote meerderheid voor het gedeeltelijk behouden van de parkeerplaatsen.
Het verkeersbesluit is in strijd met het gemeentelijk beleid (Beleidskader Puccinimethode, Handboek Rood, Standaard voor het Amsterdamse Straatbeeld, Handboek Groen, Standaard voor het Amsterdamse Straatbeeld en het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016 – 2021). Kort gezegd is de gracht volgens verzoekers te smal om voldoende ruimte te kunnen bieden voor het goed kunnen vormgeven van een erf. Verder zal na de herinrichting nog steeds doorgaand autoverkeer over de gracht rijden.
Verzoekers vrezen verder dat de voorgenomen plantafstand van de nieuwe bomen (10 meter) onvoldoende is.
Het bestreden besluit leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid en voor de omwonenden wat betreft parkeren en veiligheid. Mogelijke, redelijke alternatieven zijn niet voldoende onderzocht.
Het plan uit 2019 voorzag in een afname van 60 naar 23 autoparkeerplaatsen. Door het opheffen van alle parkeerplaatsen wordt het voor verzoekers vrijwel onmogelijk in de nabije omgeving op acceptabele loopafstand van hun huis te parkeren. Nu geen reële parkeeralternatieven worden geboden, bijvoorbeeld in de nabij gelegen parkeergarages (oa. Nieuwezijds Kolk garage), zal de voorgestane opheffing van alle parkeerplaatsen een onevenredige inbreuk op de (parkeer)rechten van de bewoners tot gevolg hebben, ook voor de bewoners van de omliggende grachten en straten.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Belanghebbenden
6. Op de zitting is besproken dat de bewoners van de adressen [adres 2] 1 tot en met 103 (oneven) in ieder geval belanghebbende zijn. Dat is voldoende voor de ontvankelijkheid van het verzoek om een voorlopige voorziening. Of de verzoekers die op andere adressen wonen ook belanghebbend zijn, moet in bezwaar of eventueel beroep worden beoordeeld.
Afspraken over de bezwaarfase
7.1.
Op de zitting is verder het volgende besproken. Het college heeft toegezegd in de bezwaarfase overwegingen aan het besluit toe te voegen, die gaan over het afwijken van gemeentelijk beleid (zoals het Handboek Rood) en over het monitoringsprogramma dat de gemeente heeft aangekocht.
7.2.
In het verkeersbesluit staat dat
“het wegdeel eenrichtingsverkeer is, uitgezonderd fiets, en dat dit zo blijft na de herinrichting”.Dit impliceert dat fietsers in beide richtingen mogen fietsen. Op de zitting bracht het college naar voren dat ook voor fietsers eenrichtingsverkeer zal gelden. Het college heeft toegezegd in de bezwaarfase duidelijkheid te geven over de verplichte rijrichting van bestuurders in het erf, specifiek de fietsers.
Overwegingen ten aanzien van het verkeersbesluit
8.
8.1.
In de Uitvoeringsvoorschriften Babw [2] over een erf (bord G5) staat in het eerste lid: “Het erf moet voornamelijk een verblijfsfunctie hebben. Dit houdt in, voor zover het gemotoriseerd verkeer betreft, dat de wegen binnen een erf slechts een functie mogen hebben voor verkeer dat zijn bestemming of zijn vertrekpunt binnen het erf heeft en de intensiteit van het verkeer het karakter van het erf niet mag aantasten.” Volgens het college houdt dit artikel niet een verbod in op doorgaand verkeer (punt 7 van het verweerschrift). Nu dit artikel volgens de voorzieningenrechter impliceert dat auto’s het erf slechts mogen gebruiken om te gaan van en naar een bestemming binnen het erf en het erf parkeervrij wordt, dient de gemeente in de beslissing op bezwaar te motiveren waarom het verkeersbesluit, dat doorgaand verkeer voor auto’s toestaat, niet in strijd is met dit artikel.
8.2.
Partijen zijn het er over eens dat de gemeente geen besluit hoeft te nemen indien het aantal parkeerplekken vermindert. Het verwijderen van de parkeerplekken is dan ook geen onderdeel van het verkeersbesluit. Wel heeft het verwijderen van de parkleerplekken gevolgen voor verzoekers. Zij zullen meer moeite hebben om hun auto in de buurt te parkeren. Dit vormt volgens de voorzieningenrechter wel een belang dat het college moet meewegen bij het nemen van het verkeersbesluit. Het erf dat het verkeersbesluit creëert, is immers parkeervrij. Los van de vraag of het verwijderen van de parkeerplekken een belang is dat het college dient mee te wegen op grond van artikel 21 van het Babw, dient het college in elk geval dit belang van de bewoners kenbaar mee te wegen op grond van artikel 3:4 van de Awb [3] . Dit kan het college in de bezwaarfase alsnog doen.
Belangenafweging
9. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoekers als volgt af. Het college heeft toegezegd dat zij geen bomen zal planten voordat het verkeersbesluit onherroepelijk is. De overige werkzaamheden wil het college wel voortzetten. Het gaat dan met name om het aanbrengen van de bestrating en het straatmeubilair. Los van de vraag welke werkzaamheden precies onder het verkeersbesluit vallen en welke niet, ziet de voorzieningenrechter niet in dat deze overige werkzaamheden onomkeerbaar zijn. Het college heeft toegezegd dat deze werkzaamheden ongedaan kunnen en zullen worden gemaakt, indien dat nodig is. Daarbij speelt ook mee dat het belang van het college bij voortzetting van de werkzaamheden groot is. Met de aannemers zijn afspraken gemaakt. Indien de werkzaamheden worden stilgelegd kost dat het college een aanzienlijk bedrag per week. Het belang van verzoekers bij opschorting van de werkzaamheden weegt minder zwaar. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de werkzaamheden op de [adres 2] voortgezet kunnen worden, behalve het planten van de bomen, zoals het college heeft toegezegd. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.J. van ’t Hoff. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Model G5 en G6 van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
2.Uitvoeringsvoorschriften Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.
3.Algemene wet bestuursrecht.