ECLI:NL:RBAMS:2023:6240

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10484497 \ CV EXPL 23-6219
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete bij overtreding van exclusiviteitsclausule in arbeidsbemiddeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen CPA B.V., een wervings- en selectiebureau, en [gedaagde] B.V., een familiebedrijf. CPA vorderde een contractuele boete van € 18.150 van [gedaagde] omdat een kandidaat, [naam 2], buiten om CPA om door [gedaagde] is aangetrokken. CPA stelde dat er een exclusiviteitsclausule gold die verbiedt dat kandidaten buiten hun om worden benaderd. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] deze clausule heeft geschonden door [naam 2] aan te nemen zonder CPA te compenseren. De rechter wees de vordering van CPA toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank verwierp het verzoek van [gedaagde] om matiging van de boete, omdat de boete in lijn was met de strekking van de clausule en niet buitensporig was. De proceskosten werden ook aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10484497 \ CV EXPL 23-6219
Vonnis van 6 oktober 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
CPA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij (hierna: CPA),
gemachtigde: mr. G. Reisenstadt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij (hierna: [gedaagde] ),
gemachtigde: mr. N. der Kinderen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 april 2023 met producties 1 tot en met 16,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6,
- het tussenvonnis van 20 juli 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 6 september 2023 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CPA is een wervings- en selectiebureau dat zich bezighoudt met het werven, selecteren en detacheren van hoger opgeleide technici en kaderpersoneel in de bouwkunde, civiele techniek, vastgoed en projectontwikkeling.
2.2.
[gedaagde] is een familiebedrijf dat zich bezighoudt met de aanleg, het onderhoud en de verduurzaming van buitenruimten.
2.3.
Op 29 juni 2022 heeft [naam 1] van CPA met [gedaagde] gebeld naar aanleiding van een onlinevacature voor een nieuwe uitvoerder. Zij wilde een door CPA geselecteerde kandidaat, [naam 2] , onder de aandacht brengen. Omdat de HR-medewerkster [naam 3] niet bereikbaar was, kreeg [naam 1] van de administratie haar e-mailadres.
2.4.
Dezelfde dag heeft [naam 1] per e-mail aan [naam 3] een geanonimiseerd ‘resumé’ van [naam 2] opgestuurd. In de begeleidende mail staat onder meer:
‘Indien u geïnteresseerd bent in deze kandidaat kunnen wij voor u een vrijblijvend kennismakingsgesprek regelen.’
2.5.
Nadat [naam 1] hem had gepolst over werken bij [gedaagde] , heeft [naam 2] op 5 juli 2022 een whatsapp gestuurd aan [naam 4] , een oud-collega van wie hij wist dat hij bij [gedaagde] werkte. In het daarop volgende whatsapp-gesprek liet [naam 2] weten belangstelling te hebben voor de vacature van uitvoerder bij [gedaagde] . [naam 4] reageerde dat hij een balletje zou opgooien en stuurde op 6 juli 2022 de contactgegevens van [naam 2] door aan [naam 5] , commercieel directeur van [gedaagde] .
2.6.
Op 6 juli 2022 heeft [naam 1] ’s ochtends gebeld met [naam 3] , omdat [gedaagde] nog niet op haar e-mail van 29 juni 2022 had gereageerd. In dat gesprek werd afgesproken dat de voor [naam 3] toen nog anonieme kandidaat van CPA op 13 juli 2022 een kennismakingsgesprek zou hebben bij [gedaagde] .
2.7.
Dezelfde dag om 16.44 uur heeft [naam 1] die afspraak per e-mail aan [naam 3] bevestigd. In de als bijlage meegestuurde brief staat onder meer het volgende:
‘U heeft, tijdens ons gesprek van vandaag, aangegeven geïnteresseerd te zijn in de kandidaat die wij besproken hebben. Ik bevestig hierbij de afspraak met de heer [naam 2] op 13 juli a.s. om 09:00 uur bij op het hoofdkantoor in [vestigingsplaats] .
(…)
Een persoonlijk gesprek met een kandidaat is altijd geheel vrijblijvend. Wij hanteren slechts één voorwaarde. Na de bekendmaking van de naam van de kandidaat is het u, of een aan u gelieerde (rechts-)persoon niet toegestaan om buiten Centerpoint [CPA, Rb] de kandidaat direct of indirect werkzaamheden te laten verrichten één en ander zoals bedoeld in artikel 5 en 6 onder Algemeen van de Leveringsvoorwaarden van Centerpoint. Wij hebben onze Algemene Leveringsvoorwaarden voor u, als aparte bijlage, toegevoegd.’
2.8.
Artikel 5 van de leveringsvoorwaarden van CPA ziet op werknemers en artikel 6 op zzp’ers, met nagenoeg dezelfde boeteclausule. Artikel 6 luidt als volgt:
‘6. Het is de opdrachtgever niet toegestaan een ZZP-er, welke door tussenkomst van Centerpoint met de opdrachtgever in contact werd gebracht, buiten Centerpoint om, direct dan wel indirect, werkzaamheden voor zich te laten verrichten. (…) Voornoemde bepaling is ook van kracht gedurende 12 maanden nadat, door tussenkomst van Centerpoint, het laatste contact tussen de opdrachtgever en de ZZP-er heeft plaatsgehad. Bij overtreding van hetgeen hiervoor is vermeld is de opdrachtgever aan Centerpoint een direct opeisbare en niet voor vermindering vatbare boete verschuldigd van € 15.000,00 exclusief btw per overtreding (…)’
2.9.
[naam 5] heeft [naam 2] uitgenodigd voor een gesprek op 8 juli 2022 bij [gedaagde] in [vestigingsplaats] . In dat gesprek heeft [naam 2] laten weten dat hij ook al een afspraak op 13 juli had bij [gedaagde] , via CPA.
2.10.
Op 10 juli 2022 mailde [naam 2] aan [naam 1] dat hij zelf al iets had gevonden en zich wilde terugtrekken uit de procedure met [gedaagde] .
[naam 1] heeft dat op 12 juli 2022 telefonisch en per e-mail doorgegeven aan [naam 3] . Zij schreef:
‘Ik ben net gebeld door [naam 2] dat hij zich terug trekt uit de procedure. Hij heeft een opdracht geaccepteerd. Helaas….En hij is vandaag al begonnen. Dit buiten ons om.’
2.11.
Op 13 juli 2022 heeft [naam 2] bij [gedaagde] gesproken met [naam 3] en [naam 6] , directeur.
2.12.
Op 8 augustus 2022 zijn [naam 2] en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht aangegaan, waarbij [naam 2] vanaf 29 augustus 2022 op zzp-basis voor zes maanden als uitvoerder aan de slag ging. Op 28 september 2022 heeft [gedaagde] de opdrachtrelatie vroegtijdig beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
CPA vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
I (a) primair € 18.150 als contractuele boete inclusief btw,
(b) subsidiair € 20.055 als vergoeding uit hoofde van een (mondelinge) bemiddelingsovereenkomst,
(c) meer subsidiair € 20.055 als schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van een (mondelinge) bemiddelingsovereenkomst,
(d) uiterst subsidiair € 20.055 als schadevergoeding wegens een onrechtmatige daad,
II de buitengerechtelijke incassokosten van € 975,55,
III de proceskosten, inclusief nakosten,
IV alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2022, althans 14 december 2022, dan wel de dag van de dagvaarding.
3.2.
Kort gezegd legt CPA daaraan ten grondslag dat [naam 2] door tussenkomst van CPA in beeld kwam bij [gedaagde] , waardoor het [gedaagde] niet vrijstond om hem rechtstreeks te benaderen en aan het werk te zetten zonder daarvoor op enigerlei wijze een vergoeding verschuldigd te zijn.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van CPA in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Tot in het telefoongesprek op 6 juli 2022 ging het tussen partijen slechts om vrijblijvend informeren naar de mogelijkheden om zaken te doen, zonder dat werd gesproken over tarieven of voorwaarden. [gedaagde] heeft zich toen al wel moeten realiseren dat CPA een onderneming is die haar wervings- en selectiediensten niet voor niets, maar tegen betaling verleent. Dat zij zich daarvan bewust was blijkt wel uit haar reactie in deze procedure ‘dat zij zeer goed begrijpt dat bureaus zoals CPA geen bestaansrecht zouden hebben als [gedaagde] in dit geval – na het ontvangen van de naam van de kandidaat – rechtstreeks contact met die kandidaat zou mogen opnemen om vervolgens rechtstreeks een overeenkomst aan te gaan’. Omdat [gedaagde] geïnteresseerd was in de dienstverlening van CPA, voor zover het ging om haar (anonieme) kandidaat voor de vacature van uitvoerder, heeft zij in dat telefoongesprek in overleg met CPA een afspraak gepland met die kandidaat op 13 juli 2022.
4.2.
In de daaropvolgende bevestiging van CPA, later op die 6e juli, waarin zij de naam van de kandidaat heeft bekendgemaakt, werd concreet de voorwaarde van exclusiviteit gesteld waaronder zij zaken doet: het is weliswaar (vrijblijvend) aan [gedaagde] of zij wel of niet in zee gaat met de kandidaat, maar zij mag de kandidaat niet buiten CPA om te werk stellen. Door de afspraak voor het kennismakingsgesprek in de dagen daarna te laten staan en niet te protesteren tegen de voorwaarde waaronder dat gesprek zou plaatsvinden, is [gedaagde] met deze voorwaarde akkoord gegaan. Op dat punt bestond wilsovereenstemming in de vorm van een aanbod en een stilzwijgende aanvaarding, wat leidt tot een overeenkomst volgens artikel 6:217 lid 1 jo. 3:37 lid 1 BW. In de toegezonden algemene voorwaarden van CPA had [gedaagde] kunnen lezen dat de voorwaarde gedurende twaalf maanden na de introductie van kracht was.
4.3.
De volgende vraag is of [gedaagde] deze voorwaarde heeft geschonden en daarom een contractuele boete is verschuldigd, zoals CPA bepleit.
4.4.
Volgens [gedaagde] is dit niet het geval, omdat de boeteclausule ziet op kandidaten die door tussenkomst van CPA in contact zijn gebracht met een opdrachtgever. [gedaagde] was al via [naam 4] in contact met [naam 2] voordat de naam van de anonieme kandidaat van CPA haar bekend werd gemaakt. Daaruit volgt dat haar contact met [naam 2] niet door tussenkomst van CPA maar rechtstreeks is ontstaan, aldus [gedaagde] .
4.5.
Zoals hij ook zelf heeft verklaard, raakte directeur [naam 5] in ieder geval tijdens het gesprek van 8 juli 2022 op de hoogte van het feit dat [naam 2] al een afspraak bij [gedaagde] had staan via CPA. [naam 5] had toen intern moeten informeren naar de status van die afspraak, maar koos er bewust voor om het gesprek met [naam 2] op 13 juli 2022 buiten CPA om door te laten gaan. [naam 3] , die een dag tevoren van [naam 1] had gehoord dat [naam 2] zich terugtrok omdat hij in een functie elders was begonnen, schoof daarbij aan. Bovendien was het geen toeval dat [naam 2] contact opnam met [naam 4] .
Hij deed dat vanwege en vooruitlopend op het door CPA voor hem geregelde kennismakingsgesprek bij [gedaagde] . [gedaagde] kwam dus wel degelijk via CPA in contact met [naam 2] .
4.6.
CPA heeft voldoende aangetoond dat [gedaagde] de overeengekomen voorwaarde heeft geschonden door [naam 2] voor zich te laten werken binnen twaalf maanden nadat hij door tussenkomst van CPA bij [gedaagde] was geïntroduceerd. Daarbij maakt het niet uit dat zijn eerste gesprekken met [gedaagde] uiteindelijk niets hebben opgeleverd en dat hij anderhalve maand later op een andere vacature als uitvoerder werd aangenomen. Dit betekent dat [gedaagde] de bedongen boete in beginsel is verschuldigd. Deze boete is vastgesteld op € 15.000 exclusief btw en CPA vordert daarbovenop btw tot een totaalbedrag van € 18.150.
4.7.
[gedaagde] heeft verzocht om matiging. Artikel 6:94 BW staat matiging toe indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Het komt erop neer dat slechts plaats is voor matiging als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt (Hoge Raad 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638, r.o. 5.3).
4.8.
[gedaagde] voert aan dat het hier gaat om een samenloop van omstandigheden, aangezien door toedoen van [naam 2] twee communicatielijnen tegelijkertijd hebben gelopen. Bovendien zou een vergoeding voor [naam 2] na bemiddeling slechts de helft van het tarief van CPA bedragen, omdat hij niet door zijn proeftijd is gekomen. Dat zou € 10.027,88 zijn, zodat de boete te hoog is, aldus [gedaagde] .
4.9.
CPA betwist dat er aanleiding is voor matiging. Van de boete mag een afschrikwekkende werking uitgaan om te voorkomen dat opdrachtgevers het verbod negeren. Als opdrachtgevers ondanks de inspanningen van CPA buiten haar om kandidaten werven, raakt dat de kern van haar verdienmodel, zo voert CPA aan.
4.10.
De hoge lat voor matiging wordt hier niet gehaald. Het bedrag van de boete past bij de strekking om schending van het verbod te voorkomen. Een lager bedrag zou erin kunnen resulteren dat het lucratief wordt om CPA te passeren.
Het boetebedrag is ook niet dusdanig hoog dat er een grove disbalans is tussen de boete en een mogelijke bemiddelings- of schadevergoeding.
Het beroep op matiging wordt dan ook verworpen.
4.11.
Dit betekent dat de primair onder 3.1(Ia) gevorderde boete van € 18.150 zal worden toegewezen. Bij deze stand van zaken kunnen de (meer en uiterst) subsidiaire stellingen en verweren onbesproken blijven.
4.12.
CPA maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, waarop het Besluit vergoeding voor buitenrechtelijke incassokosten van toepassing is. Met verwijzing naar sommatiebrieven en ingebrekestellingen heeft CPA voldoende aangetoond dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 975,55 is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 956,50 bij een hoofdsom van € 18.150 (opgebouwd uit € 875 + 1% x (hoofdsom – € 10.000)). Het wettelijke tarief van € 956,50 zal worden toegewezen.
4.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van CPA tot op heden begroot op:
- explootkosten € 109,44
- griffierecht € 1.384,00
- salaris advocaat € 792,00 (2,0 punten x tarief € 396,00)
Totaal € 2.285,44
4.14.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over alle bedragen zal als niet gemotiveerd weersproken worden toegewezen, met inachtneming van het volgende.
4.16.
Over de buitengerechtelijke incassokosten kan de wettelijke rente pas gaan lopen vanaf de dag waarop CPA deze kosten aan haar schuldeiser heeft betaald.
Nu daarover niets is gesteld, is deze rente slechts toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding, 18 april 2023.
4.17.
De proceskosten zijn pas verschuldigd vanaf dit vonnis en daarom wordt de rente daarover toegewezen vanaf veertien dagen na dagtekening daarvan.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 18.150 aan contractuele boete, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 oktober 2022 tot de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 956,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 april 2023 tot de dag van algehele betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van CPA tot op heden begroot op € 2.285,44, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van algehele betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
6 oktober 2023.