5.2Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten I t/m XX en XXII t/m XXVI niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
de feiten I, II, III, IV, V, VII, VIII, IX, X, XI, XII, XIII, XIV, XV, XVII, XXII en XXIII
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
de feiten VI, XVI, XVIII, XIX, XXIV, XXV en XXVI
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf het verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
De vonnissen 2 (III K 690/14) en 3 (II K 150/15)
De opgeëiste persoon is in Polen door twee verschillende rechtbanken veroordeeld wegens het niet betalen van kinderalimentatie voor zijn twee kinderen, terwijl hij daartoe wettelijk verplicht was op basis van een rechterlijke beslissing.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de overlevering dient te worden geweigerd voor deze vonnissen aangezien het niet betalen van kinderalimentatie niet strafbaar is in Nederland. Zij verzoekt de rechtbank niet af te zien van deze weigeringsgrond gezien de ouderdom van de zaken.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om de behandeling van de zaak aan te houden om bij de Poolse autoriteiten te informeren of zij het EAB wensen te handhaven aangezien het om oude feiten gaat.
Standpunt van de officier van justitie
Het niet betalen van kinderalimentatie is weliswaar niet strafbaar naar Nederlands recht, maar van de weigeringsgrond van artikel 7 OLW dient te worden afgezien nu er geen aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtsorde. De officier van justitie ziet geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden.
Het feit zoals omschreven in het EAB betreft het niet betalen van kinderalimentatie. Dit is naar Nederlands recht niet strafbaar.
De rechtbank kan aan de hand van het EAB immers niet vaststellen dat de opgeëiste persoon tijdens het begaan van dit feit (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het in een hulpeloze toestand brengen of laten van zijn kind. De rechtbank ziet echter aanleiding om van weigering af te zien, omdat zij van oordeel is dat onvoldoende aanleiding voor weigering bestaat. De rechtbank vindt daarbij redengevend dat het feit geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft. De feiten zijn begaan in Polen door een onderdaan van Polen tegen andere onderdanen van Polen. Evenmin is sprake van een situatie waarin de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, waardoor de straf niet door Nederland wordt overgenomen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een weigering zou leiden tot straffeloosheid. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te worden voorkomen. De rechtbank verwerpt het verweer. Ten slotte ziet de rechtbank op grond van het voorgaande geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden.