ECLI:NL:RBAMS:2023:6226

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
13/263643-22 (AB III)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Noorwegen

Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Noorwegen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd op 29 augustus 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Noorwegen in 1984, is gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting. Tijdens de openbare zitting op 19 september 2023 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht op aanwezigheid, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. K.K. Hansen Löve.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Noorse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de grondslag en inhoud van het aanhoudingsbevel onderzocht, dat betrekking heeft op strafbare feiten zoals fraude en het bezit van softdrugs. De rechtbank concludeert dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, voldoen aan de vereisten van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Noorwegen, en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Noorwegen toe te staan, aangezien aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. A.J.R.M. Vermolen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 3 oktober 2023. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer 13/263643-22 (AB III)
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet houdende uitvoering van de op
28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Uitvoeringswet) in verbinding met artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 24 juli 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd op 29 augustus 2022 door de
Oslo Public Prosecutors’ Offices(Noorwegen). Het aanhoudingsbevel strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Noorwegen) op [geboortedag] 1984
laatst opgegeven adres: [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie detentie]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 september 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind.
De opgeëiste persoon heeft bij schriftelijke verklaring van 18 september 2023 afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Hij is vertegenwoordigd door zijn hiertoe gemachtigde raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve advocaat in Amsterdam.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet in verbinding met artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van artikel 22 OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Noorse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het aanhoudingsbevel

In het aanhoudingsbevel wordt melding gemaakt van de beslissing van
the Oslo District Courtvan 23 augustus 2022 tot het uitvaardigen van een
Judicial arrest warrant,case no: 22-118690ENE-TOSL/02.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Noors recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het aanhoudingsbevel.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst [1]
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van een deel van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap
worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de
bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;
Volgens de in rubriek c) van het aanhoudingsbevel vermelde gegevens is op deze feiten naar Noors recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Het is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om, aan de hand van het recht van die staat, te beoordelen of de strafbare feiten waarvoor overlevering wordt verzocht onder de hiervoor genoemde lijst vallen. Uitgangspunt is dat de rechtbank aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gebonden.
Dat in het onderhavige geval voor het feit van afpersing geen lijstfeit opleveren, kan niet direct tot weigering van de overlevering leiden. In zo’n geval moet de rechtbank nagaan of dat feit strafbaar is naar Nederlands recht.
Pas wanneer ook naar Nederlands recht de strafbaarheid van het feit ontbreekt, rijst de vraag of de rechtbank gebruik maakt van de haar in de Overeenkomst geboden facultatieve weigeringsgrond.
De raadsvrouw heeft hieromtrent geen verweer gevoerd en de voormelde feiten zijn naar Nederlands recht evident strafbaar. De rechtbank zal daarom geen gebruik maken van de haar in de Overeenkomst geboden facultatieve weigeringsgrond.
Daarnaast leveren de feiten van het bezit van softdrugs in dit geval geen lijstfeit op. De rechtbank zal hierna voor deze feiten wel de dubbele strafbaarheid toetsen nu uit de e-mail van 11 augustus 2023 van de Noorse autoriteiten blijkt dat de maximale gevangenisstraf voor deze feiten 2 jaar bedraagt in plaats van de bij een lijstfeit vereiste maximale gevangenisstraf van ten minste drie jaren.
4.2.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de feiten van het bezit van softdrugs in het onderhavige geval geen lijstfeit oplevert. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 3, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Overeenkomst) genoemde vereisten.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de in de Overeenkomst en Uitvoeringswet gestelde vereisten en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

  • artikelen 3 en 11 Opiumwet;
  • artikel 1 Overleveringswet;
  • artikelen 1 en 3 van de Uitvoeringswet;
  • artikelen 2, 3 en 11 van de Overeenkomst.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Oslo Public Prosecutors’ Offices(Noorwegen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het aanhoudingsbevel.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.