ECLI:NL:RBAMS:2023:6225

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
13/263633-22 (AB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Noors Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot samengevoegde reststraf en strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) van de Oslo Public Prosecutor’s Office. De vordering betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Noorwegen in 1984, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Noorse nationaliteit heeft. De vordering is behandeld op een openbare zitting op 19 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering. De verdediging heeft gesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de inhoud van het aanhoudingsbevel en de bijbehorende strafbare feiten onderzocht. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn aangeduid als fraude, die onder de lijst van strafbare feiten valt zoals vermeld in de Overeenkomst tussen de EU en Noorwegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 4 jaar en 6 maanden moet ondergaan, waarvan nog 1 jaar en 6 maanden resteert.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de vereisten van de Overeenkomst en de Uitvoeringswet, en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, conform de verzoeken van de Noorse autoriteiten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/263633-22 (AB I)
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet houdende uitvoering van de op
28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Uitvoeringswet) in verbinding met artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 24 juli 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd op 29 augustus 2022 door de
Oslo Public Prosecutor’s Office(Noorwegen). Het aanhoudingsbevel strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] ( Noorwegen ) op [geboortedag] 1984
laatst opgegeven adres: [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie detentie]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 september 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon heeft bij schriftelijke verklaring van 18 september 2023 afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Hij is vertegenwoordigd door zijn hiertoe gemachtigde raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve advocaat in Amsterdam.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet in verbinding met artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van artikel 22 OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Noorse nationaliteit heeft.

3.Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg staan.

4.Grondslag en inhoud van het aanhoudingsbevel

In het aanhoudingsbevel wordt melding gemaakt van een
Borgarting Court of Appeal's sentence of 7 October 2019. Enforceable: 31.10.2019. Reference: 19-110432AST-BORG/02.
In de aanvullende informatie van 10 augustus 2023 van de uitvaardigende justitiële autoriteit is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het arrest heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Van deze straf resteert volgens het AB (in combinatie met de straf die resteert van
Asker og Baerum District Court’s sentence of 30 august 2018) nog 1 jaar en 6 maanden. In een ander aanhoudingsbevel (hierna AB II) dat door deze rechtbank onder parketnummer 13/252276-23 wordt behandeld, wordt de overlevering van de opgeëiste persoon ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis van 30 augustus 2018 verzocht door de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank heeft acht geslagen op AB II waarin ook een reststraf van 1 jaar en 6 maanden staat vermeld en gaat ervan uit dat de reststraffen in het onderhavige AB I en AB II zijn samengevoegd.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het aanhoudingsbevel. [1]

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst [2]
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap
worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de
bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;
Volgens de in rubriek c) van het aanhoudingsbevel vermelde gegevens is op deze feiten naar Noors recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Het is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om, aan de hand van het recht van die staat, te beoordelen of de strafbare feiten waarvoor overlevering wordt verzocht onder de hiervoor genoemde lijst vallen. Uitgangspunt is dat de rechtbank aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gebonden.
Dat in het onderhavige geval de feiten van bedreiging, rijden zonder rijbewijs en het bezit van hasj, ondanks het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit, geen lijstfeiten opleveren, kan niet direct tot weigering van de overlevering leiden. In zo’n geval moet de rechtbank nagaan of dat feit strafbaar is naar Nederlands recht. Pas wanneer ook naar Nederlands recht de strafbaarheid van het feit ontbreekt, rijst de vraag of de rechtbank gebruik maakt van de haar in de Overeenkomst geboden facultatieve weigeringsgrond.
De raadsvrouw heeft hieromtrent geen verweer gevoerd en de voormelde feiten zijn naar Nederlands recht evident strafbaar. De rechtbank zal daarom geen gebruik maken van de haar in de Overeenkomst geboden facultatieve weigeringsgrond.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de in de Overeenkomst en Uitvoeringswet gestelde vereisten en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

  • artikel 1 Overleveringswet;
  • artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet;
  • artikelen 2, 3 en 11 Overeenkomst.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Oslo Public Prosecutors’ Office(Noorwegen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het aanhoudingsbevel.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onderdeel e) van het EAB.
2.Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.