ECLI:NL:RBAMS:2023:6217

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/736635 / HA ZA 23-649
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 11 oktober 2023 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Vattenfall Sales Nederland N.V. en een gedaagde partij. Vattenfall, eiseres in de hoofdzaak, vordert betaling van onbetaalde facturen van € 234.501,59 van de gedaagde, die volgens Vattenfall tekortschiet in zijn verplichtingen uit een overeenkomst tot levering van gas. De gedaagde heeft echter een incidentele vordering ingediend om een derde, aangeduid als [naam], in vrijwaring op te roepen. De gedaagde stelt dat [naam] zonder toestemming en buiten zijn medeweten transacties heeft verricht op zijn naam, waardoor hij aansprakelijk is voor de onbetaald gelaten facturen.

De rechtbank heeft de vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen, omdat de gedaagde voldoende heeft onderbouwd dat er een rechtsverhouding bestaat tussen hem en [naam], die mogelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de gevolgen van de veroordeling in de hoofdzaak. Vattenfall's verweer dat de oproeping in vrijwaring zou leiden tot onredelijke vertraging in de procedure werd door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde het recht heeft om [naam] in vrijwaring op te roepen, en dat de kosten van het incident voor Vattenfall komen, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

De zaak zal verder worden behandeld, waarbij de gedaagde [naam] moet dagvaarden tegen de rolzitting van 25 oktober 2023. De rechtbank heeft ook bepaald dat verdere beslissingen worden aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/736635 / HA ZA 23-649
Vonnis in incident van 11 oktober 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VATTENFALL SALES NEDERLAND N.V.,
gevestigd in Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.H. Gardien en mr. J.P. Schoenmaker,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n.
[handelsnaam] ,
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. S. Süzen.
Partijen zullen hierna Vattenfall en [gedaagde] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
In het procesdossier bevinden zich de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 20 juni 2023 met producties;
  • de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Daarna is in het incident vonnis bepaald.

2.Gronden van de beslissing

De vordering in de hoofdzaak
2.1.
Vattenfall stelt zich in de hoofdzaak kort gezegd op het standpunt dat [gedaagde] op grond van de tussen [gedaagde] en Vattenfall gesloten overeenkomst tot levering van gas verplicht is de onbetaald gelaten facturen te betalen. Tot op heden is [gedaagde] niet overgegaan tot betaling. [gedaagde] is daarom tekortgeschoten in zijn verplichtingen. Vattenfall vordert dan ook, samengevat, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 234.501,59 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] is het hier niet mee eens gezien zijn standpunt in de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring.
In het incident
2.3.
[gedaagde] vordert dat het hem wordt toegestaan dhr. [naam] (hierna [naam] ) in vrijwaring op te roepen. Hij legt daaraan ten grondslag dat [naam] zonder toestemming en buiten medeweten van [gedaagde] op naam van [gedaagde] transacties heeft verricht om zo te kunnen handelen in (de inkoop en doorverkoop van) gas. [gedaagde] heeft [naam] ook geen opdracht gegeven om namens [gedaagde] een account aan te maken om dit te kunnen bewerkstelligen en heeft hem evenmin een volmacht gegeven om namens [gedaagde] te mogen handelen. [naam] heeft erkend dat hij dit heeft gedaan zonder instemming en wetenschap van [gedaagde] . [gedaagde] heeft daarop contact opgenomen met Vattenfall en de overeenkomst beëindigd om verdere schade te voorkomen. Desondanks heeft [gedaagde] in december 2022 facturen van de onbevoegd verrichte transacties ontvangen van Vattenfall en waarvoor hij [naam] aansprakelijk heeft gesteld. Mocht de vordering van Vattenfall worden toegewezen, dan wenst [gedaagde] om die reden de schade te verhalen op [naam] . [gedaagde] heeft er zodoende belang bij om [gedaagde] in vrijwaring te mogen oproepen.
2.4.
Vattenfall voert hiertegen verweer. Primair stelt Vattenfall zich op het standpunt dat [naam] geen contractspartij is en dat geschillen tussen [gedaagde] en [naam] niet ten laste zouden moeten komen van Vattenfall. Volgens haar heeft [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt welke rechtsverhouding er tussen hem en [naam] zou bestaan op grond waarvan [naam] de nadelige gevolgen in de hoofdzaak zou moeten dragen. Van de erkenning van [naam] wordt ook geen bewijs overgelegd. Daarbij heeft [gedaagde] gegarandeerd dat het opgegeven telefoonnummer juist is en de transactiecodes enkel door daartoe bevoegde personen zal worden gebruikt. Daarnaast bestaat bij Vattenfall ook de gegronde vrees dat zij haar vordering niet voldaan kan krijgen indien [naam] hiertoe wordt veroordeeld. In de incidentele conclusie stelt [gedaagde] immers dat geen enkele reactie is gekomen op de aansprakelijkheidsstelling. Dit risico dient voor rekening en risico van [gedaagde] te blijven en niet voor rekening van Vattenfall. Subsidiair stelt Vattenfall zich op het standpunt dat de vrijwaring niet kan worden toegestaan vanwege de onredelijke en onnodige vertraging die de vrijwaring met zich mee zal brengen. Inmiddels is Vattenfall sinds december 2022 bezig om haar facturen voldaan te krijgen. In de tussentijd heeft Vattenfall zeer weinig respons ontvangen. Zowel uit de houding van [gedaagde] als het uitblijven van een reactie van [naam] volgt de gegronde vrees bij Vattenfall dat de procedure vertraging oploopt door het oproepen van [naam] in vrijwaring.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Maatstaf voor de toewijsbaarheid van een vordering tot oproeping in vrijwaring is of de gedaagde partij in de hoofdzaak (voldoende onderbouwd) stelt dat de in vrijwaring op te roepen derde krachtens zijn rechtsverhouding tot hem verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat aan dit vereiste is voldaan. Volgens de stellingen van [gedaagde] is – bij toewijzing in de hoofdzaak – een rechtsverhouding aanwezig met [naam] , op grond waarvan [gedaagde] hem dient te vrijwaren voor de eventuele nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak. Die rechtsverhouding zou volgens [gedaagde] bestaan uit aansprakelijkheid van [naam] jegens hem uit hoofde van onrechtmatige daad doordat [naam] zich heeft voorgedaan als gevolmachtigde. Deze stellingen zijn voor toewijzing van dit verzoek voldoende. Het bestaan van de rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet vast te komen staan. Of er een rechtsverhouding is, is een onderwerp dat eventueel door de derde die in vrijwaring wordt opgeroepen in de vrijwaringsprocedure aan de orde kan worden gesteld en is in deze procedure niet relevant.
3.3.
De stelling van Vattenfall dat toewijzing tot onredelijke en onnodige vertraging zal leiden, is onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat zij al vanaf december 2022 bezig is om haar facturen betaald te krijgen en zij zeer weinig respons van [gedaagde] heeft ontvangen, is daartoe onvoldoende. Alhoewel de oproeping in vrijwaring tot enige vertraging in de hoofdprocedure kan leiden, is het geen vanzelfsprekendheid dat de vrijwaringsprocedure de hoofdzaak onredelijk vertraagt. Zodra dat wel het geval is, kan Vattenfall desgewenst om splitsing verzoeken. Ook voor de vrees dat zij haar vordering niet voldaan kan krijgen in het geval dat [naam] hiertoe wordt veroordeeld, zijn geen aanknopingspunten. De vordering in vrijwaring van [gedaagde] strekt er immers toe [naam] te veroordelen tot vergoeding aan [gedaagde] van al hetgeen waartoe [gedaagde] in de hoofdzaak jegens Vattenfall mocht worden veroordeeld.
3.4.
Dit betekent dat de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zal worden toegewezen en de rechtbank [gedaagde] zal toestaan om [naam] in vrijwaring op te roepen. De gevorderde verklaring voor recht en veroordeling van [naam] ligt niet ter beoordeling voor in dit vrijwaringsincident en dient in de vrijwaringsprocedure te worden beantwoord.
3.5.
Vattenfall zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 598,00 aan salaris advocaat. De partij ten gunste waarvan een kostenveroordeling is uitgesproken heeft in beginsel ook recht op vergoeding van nakosten (voor zover gemaakt).
In de hoofdzaak
3.6.
[gedaagde] heeft geantwoord in de hoofdzaak. De zaak zal op een termijn van één week op de rol worden gezet voor beraad van de rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
3.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
staat [gedaagde] toe [naam] in vrijwaring op te roepen,
4.2.
bepaalt dat [gedaagde] [naam] dient te dagvaarden tegen de rolzitting van
25 oktober 2023,
4.3.
veroordeelt Vattenfall in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 598,00,
4.4.
veroordeelt Vattenfall in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening als Vattenfall niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis vervolgens wordt betekend,
4.5.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 oktober 2023voor beraad,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.M. Visser, rechter, bijgestaan door mr. M.M. de Keizer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: