In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 11 oktober 2023 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Vattenfall Sales Nederland N.V. en een gedaagde partij. Vattenfall, eiseres in de hoofdzaak, vordert betaling van onbetaalde facturen van € 234.501,59 van de gedaagde, die volgens Vattenfall tekortschiet in zijn verplichtingen uit een overeenkomst tot levering van gas. De gedaagde heeft echter een incidentele vordering ingediend om een derde, aangeduid als [naam], in vrijwaring op te roepen. De gedaagde stelt dat [naam] zonder toestemming en buiten zijn medeweten transacties heeft verricht op zijn naam, waardoor hij aansprakelijk is voor de onbetaald gelaten facturen.
De rechtbank heeft de vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen, omdat de gedaagde voldoende heeft onderbouwd dat er een rechtsverhouding bestaat tussen hem en [naam], die mogelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de gevolgen van de veroordeling in de hoofdzaak. Vattenfall's verweer dat de oproeping in vrijwaring zou leiden tot onredelijke vertraging in de procedure werd door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde het recht heeft om [naam] in vrijwaring op te roepen, en dat de kosten van het incident voor Vattenfall komen, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.
De zaak zal verder worden behandeld, waarbij de gedaagde [naam] moet dagvaarden tegen de rolzitting van 25 oktober 2023. De rechtbank heeft ook bepaald dat verdere beslissingen worden aangehouden tot de volgende zitting.