In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 28 juni 2023 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een echtscheidingsprocedure tussen twee partijen, hierna aangeduid als verzoeker en verweerder. De verzoeker heeft op 4 augustus 2022 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. De partijen zijn op 29 juni 2017 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In het kader van de echtscheiding zijn er nevenverzoeken gedaan, waaronder de verdeling van de gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de activa en passiva van de eenmanszaak van de verzoeker en de aandelen van een vennootschap moeten worden gewaardeerd. Partijen zijn het erover eens dat een deskundige moet worden benoemd voor deze waardering.
De rechtbank heeft als peildatum voor de waardering 4 augustus 2022 vastgesteld, de datum van indiening van het verzoekschrift. De verweerder had voorgesteld om de datum van feitelijke scheiding, 1 augustus 2022, als peildatum te nemen, maar dit werd door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank heeft drs. B. Berlemon voorgesteld als deskundige om de waardering uit te voeren. De deskundige heeft aangegeven het onderzoek te kunnen uitvoeren en de kosten zijn begroot op € 16.000,- inclusief btw. De rechtbank heeft bepaald dat de verzoeker deze kosten moet voorschieten, aangezien hij over liquide middelen beschikt, terwijl de verweerder dat (nog) niet kan.
De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de voorgestelde deskundige en diens kosten. De beslissing tot benoeming van de deskundige en verdere beslissingen zijn aangehouden tot een pro forma behandeling. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.