ECLI:NL:RBAMS:2023:6188

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/720495 / FA RK 22-4488
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 12 maart 2013 te Amsterdam zijn gehuwd. De man heeft de Nederlandse en Turkse nationaliteit, terwijl de vrouw de Turkse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De minderjarige kinderen van partijen zijn onder toezicht gesteld van de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSJ) en er is een begeleide zorgregeling vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn, en dat er wekelijks een begeleid contact van drie uur tussen de man en de kinderen zal plaatsvinden. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, zodat de man op een veilige manier geïnformeerd kan worden over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. Daarnaast is de man verplicht om een bijdrage van € 25,- per kind per maand te betalen aan de vrouw voor de kosten van verzorging en opvoeding. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verdere beslissingen over de zorgregeling en proceskosten aangehouden tot een latere datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummer: C/13/720495 / FA RK 22-4488 (echtscheiding)
C/13/718317 / FA RK 22-3373 (voorlopige voorzieningen)
Beschikking d.d. 25 juli 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. E. Tuzkapan, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
blijkens de huwelijksakte: [de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. G. Öntaş, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de bodemprocedure (C/13/720495 / FA RK 22-4488) blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 18 juli 2022;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de vrouw, inkomen op 26 oktober 2022;
- een brief met bijlage van William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSJ) d.d. 14 juni 2023;
- een F9-formulier met bijlagen van de man d.d. 16 juni 2023;
- een F9-formulier met bijlagen van de vrouw d.d. 16 juni 2023.
1.2.
Het verloop van de voorlopige voorzieningenprocedure (C/13/718317 / FA RK 22-3373) blijkt uit:
- de beschikking van 3 augustus 2022 waarin is bepaald:
o dat de minderjarige kinderen van partijen met onmiddellijke ingang aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
o dat de Raad voor de Kinderbescherming advies dient uit te brengen en daartoe de volgende vragen in het onderzoek te betrekken:
 welke mogelijkheden zijn er voor een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders?
 zijn er factoren die een regeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit de minderjarigen en welke vanuit de ouders? Hoe en op welke termijn zijn deze belemmeringen op te heffen?
 hoe dient de regeling qua vorm en frequentie, in het belang van de minderjarigen vorm te worden gegeven?
 zijn er andere feiten en omstandigheden die de rechtbank bij haar oordeel moet betrekken?
o een voorlopige zorgregeling, inhoudende dat de minderjarigen na de vakantie met de vrouw naar Marokko in juli 2022, iedere zaterdag van 12:30 uur tot 19:30 uur bij de man zullen verblijven; daarnaast is er iedere zaterdag om 12:30 uur een videobel contact tussen de vader en de kinderen;
o dat de definitieve beslissing ten aanzien van een voorlopige zorgregeling in afwachting van het Raadsrapport pro forma wordt aangehouden;
o dat de man € 25,- per kind per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen, met ingang van heden, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
o dat het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
- de brief van 20 april 2023 van de Raad met als bijlage het Raadsrapport van 18 april 2023;
- de brief van 4 mei 2023 van de Raad met als bijlage het aangepaste Raadsrapport van 18 april 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling in voornoemde zaken heeft plaatsgevonden op 27 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen met hun advocaten alsmede mevrouw Stuifbergen namens de Raad.
1.4.
Na de mondelinge behandeling is, zoals afgesproken, nog het volgende stuk ontvangen:
 een e-mailbericht d.d. 30 juni 2023 van de zijde van de man.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 12 maart 2013 te Amsterdam. De man heeft de Nederlandse en de Turkse nationaliteit. De vrouw heeft de Turkse nationaliteit.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 mei 2023 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van WSJ, met ingang van 8 mei 2023 tot 8 mei 2024.

3.De beoordeling van de zaak met zaaknummer C/13/720495 (echtscheiding)

3.1.
Scheiding
3.1.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.1.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
3.1.3.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
3.1.4.
Door de man is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. Nu de man voldoende heeft gemotiveerd dat het voor hem op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de man ontvangen in zijn verzoek tot echtscheiding.
3.1.5.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
3.1.6.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
3.2.
Verblijfplaats
3.2.1.
Beide partijen hebben verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn.
3.2.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
3.2.3.
De rechtbank zal de verzoeken van partijen als op de wet gegrond toewijzen. Niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet.
3.3.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
3.3.1.
Beide partijen hebben verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen.
3.3.2.
De man verzoekt vaststelling van een co-ouderschapsregeling (week op week af) en daarnaast de vaststelling van een vakantie- en feestdagenregeling. De man voert daartoe aan dat partijen een gelijke rol in de opvoeding en verzorging van de kinderen hebben gehad. Terwijl de vrouw aan het werk was, deed de man de hele huishouding alleen en hetzelfde gold voor de verzorging van de kinderen. Dit werd pas anders toen partijen besloten uit elkaar te gaan. Plotseling was de man in de ogen van de vrouw nergens meer goed voor. De man is uitstekend in staat de kinderen te verzorgen en acht een gelijke verdeling van de zorg in het belang van de minderjarigen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man naar voren gebracht dat hij er begrip voor heeft dat een co-ouderschapregeling mogelijk te veel is, maar dat hij in ieder geval wil dat er wordt toegewerkt naar een regeling met overnachtingen, bijvoorbeeld van vrijdag tot maandag naar school of van vrijdag tot zondagavond. De man acht het advies van de Raad, een uur begeleid contact, niet in het belang van de minderjarigen. Te meer er op dit moment een regeling (zoals vastgesteld in voorlopige voorzieningen) is waarbij de minderjarigen elke zaterdag van 12:30 tot 19:30 uur bij de man zijn. Indien begeleiding noodzakelijk wordt geacht, hoewel er volgens de man geen veiligheidsredenen daarvoor zijn, dan wordt voorgesteld om aanvullend door de week een dagdeel begeleide omgang plaats te laten vinden in aanvulling op de regeling waarbij de minderjarigen op zaterdag van 12:30 tot 19:30 uur bij de man zijn.
3.3.3.
De vrouw voert verweer en stelt de door de man verzochte regeling niet in het belang van de minderjarigen is. De vrouw heeft zorgen over de woonsituatie van de man (hij geeft aan dat zijn verblijf bij zijn moeder niet zeker is en dat hij zich in Turkije gaat vestigen) en over de veiligheid van de kinderen bij de man. Daarnaast staat het onderlinge contact tussen partijen en de overdrachtsmomenten nog steeds onder grote druk als gevolg van de grillige gemoedstoestand van de man. De vrouw is angstig, nu de man de vrouw nog steeds dagelijks bestookt met tientallen berichten waarin de man zich op een bepaalde manier jegens de vrouw uitlaat. De vrouw omarmt het advies van de Raad en de WSJ en vindt het een goed idee om te kijken hoe het tussen de man en de kinderen gaat.
3.3.4.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
3.3.5.
De Raad heeft in het raadsonderzoek van 18 april 2023 het volgende geadviseerd:
I. De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. [1]
II. Een omgangsregeling met de man is in het belang van de minderjarigen, omdat het voor hun identiteitsontwikkeling van belang is dat zij zowel contact met de man als de vrouw hebben. De Raad adviseert het verzoek om omgang van de man voor de duur van negen maanden aan te houden en tussentijds begeleide omgang op te starten voor de duur van één uur per week. Uiteindelijk kan toegewerkt worden naar een dagdeel in de week begeleide omgang. De begeleiding zal worden verzorgd door gespecialiseerde hulpverlening en WSG zal regie voeren. In afwachting van de resultaten van de begeleide omgang zal de Raad na negen maanden definitief advies uitbrengen.
3.3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad het advies aangepast naar een dagdeel begeleide omgang per week (in plaats van één uur per week) en voorts geadviseerd dat als de begeleide omgang goed verloopt, de omgang zo spoedig mogelijk wordt uitgebreid en er toegewerkt dient te worden naar onbegeleide omgang, zodat de omgang vervolgens kan plaatsvinden op zaterdag en/of zondag (er is geen begeleiding mogelijk in het weekend). De Raad acht begeleiding nodig om goed zicht te krijgen op de situatie en de man handvatten te kunnen geven. De Raad heeft nogmaals benadrukt dat het van belang is om neutraal, en dus niet negatief, over de andere ouder te praten. De man zal dus moeten stoppen met het sturen van berichten aan de vrouw zoals hij dat nu doet. Gelet op de verstoorde verstandhouding adviseert de Raad de ouders om zich aan te melden bij Praktijk De Blauwe Beer. De Blauwe Beer is gespecialiseerd in complexe scheidingssituaties en daar kunnen partijen werken aan parallel ouderschap.
3.3.7.
De WSJ heeft bij brief van 14 juni 2023 bericht dat zij aansluiten bij het advies van de Raad in het raadsrapport. Daarbij wordt aangegeven dat het van belang is dat beide ouders in het belang van de minderjarigen op een neutrale constructieve manier leren communiceren waardoor de minderjarigen niet belast worden met de onderlinge strijd. De vrouw dient meer haar grenzen aan te geven en deze dienen door de man geaccepteerd te worden. Naast een opsomming van de doelen waar in het kader van de ondertoezichtstelling aan wordt gewerkt wordt ook een incident aangehaald waarbij de man de vrouw fysiek heeft aangevallen tijdens een kennismakingsgesprek bij Cordaan Jeugd op 28 maart 2023 in het bijzijn van hulpverlening en de WSJ. Door dat incident is de omgang tijdelijk (5 weken) opgeschort geweest. Geconstateerd wordt dat de man zich verbaal agressief uitlaat (wanneer hij het gevoel heeft dat er niet naar hem geluisterd wordt). Ook wordt aangegeven dat [minderjarige 1] belast lijkt te worden met volwassen problematiek door de man, hetgeen door de man wordt ontkend. Daarnaast wordt ook opgemerkt dat [minderjarige 1] geniet van het contact met de man maar dat hij na het contact 2 a 3 dagen de tijd nodig heeft om te kunnen reguleren. De WSJ sluit zich dan ook aan bij het advies van de Raad tot begeleide omgang om meer zich te krijgen in de omgang tussen de man en de kinderen.
3.3.8.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank zal in het belang van de minderjarigen een begeleide zorgregeling vaststellen van 3 uur per week op een doordeweekse dag op geleide van de WSJ. Indien de WSJ onbegeleide omgang danwel uitbreiding van de regeling mogelijk acht, dan dient zo snel mogelijk toegewerkt te worden naar de regeling zoals vastgesteld bij voorlopige voorzieningen, te weten op zaterdag van 12:30 uur tot 19:30 uur.
3.3.9.
De rechtbank is met de Raad voor oordeel dat begeleide omgang op dit moment noodzakelijk is omdat er weinig zicht is op de kinderen en op de opvoedingsvaardigheden van de man, te meer [minderjarige 1] na de omgangsmomenten tijd nodig heeft om weer wat meer zichzelf te worden. De man kan hierbij hulp krijgen in de wijze waarop hij de zorg voor de beide kinderen kan combineren. Daarbij acht de rechtbank, ondanks dat de man dit weerspreekt, het voldoende aannemelijk dat de man de minderjarigen belast met negatieve uitlatingen over de vrouw.
3.3.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over aanmelding bij Praktijk De Blauwe Beer om te werken aan parallel ouderschap. Beide partijen hebben aangegeven bereid te zijn zich daar aan te melden. De rechtbank acht het belang van de minderjarigen en partijen ermee gediend, indien zij dit traject zullen volgen. Gelet op het gedrag van de man, waarbij hij de vrouw dagelijks via allerlei kanalen berichten stuurt ligt een traditionele ouderschapsbegeleiding niet voor de hand. Via de methode van parallel ouderschap zal moeten worden bezien hoe de omgangsregeling in de toekomst plaats kan vinden onder leiding van de Blauwe Beer en/of in het kader van de ondertoezichtstelling. Hierbij dient de door de man verzochte weekendregeling de horizon te zijn waarnaar toe gewerkt kan worden als dit naar draagkracht van de minderjarigen mogelijk is.
3.3.11.
De rechtbank beslist aldus en zal de definitieve beslissing pro forma aanhouden als na te melden.
3.4.
Informatieregeling
3.4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verzocht een informatieregeling vast te stellen. De rechtbank stelt voorop dat de man op zichzelf recht heeft op informatie. Er dient echter een manier gevonden te worden waarop dit op een door de vrouw weinig belastende manier kan plaatsvinden. Gelet op het feit dat de man de vrouw op dit moment nog meerdere malen per dag de vrouw benadert, zal de gezinsvoogd in het kader van de ondertoezichtstelling of de Blauwe Beer een methode moeten vinden. De rechtbank acht het ook in het kader van de omgang van belang dat de man geïnformeerd wordt over belangrijke aangelegenheden betreffende de minderjarigen. Zodra er een methode is gevonden waarop dit op een veilige en onbelaste manier kan geschieden dient de vrouw dit eens per twee weken te doen.
3.5.
Kinderbijdrage
3.5.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen van € 350,00 per maand per kind.
3.5.2.
De man voert verweer.
3.5.3.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
3.5.4.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Behoefte minderjarigen
3.5.5.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het gezinsinkomen. Hoe meer ouders te besteden hebben, hoe meer zij uitgeven aan hun kinderen. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen wat de ouders te besteden hadden toen zij nog bij elkaar waren.
3.5.6.
Partijen zijn het er over eens dat het netto gezinsinkomen circa € 2.900,- per maand bedroeg, zodat de rechtbank daarvan uit zal gaan. Nu de rechtbank weet wat de ouders te besteden hadden, kan de rechtbank berekenen welk gedeelte daarvan ongeveer aan de kinderen werd uitgegeven en wat dus de behoefte van de kinderen is. Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de tabellen die het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft ontwikkeld. Uit die tabellen volgt dat ouders bij een gezinsinkomen van € 2.900,-, gemiddeld € 610,- per maand uitgaven voor hun kinderen in 2022, dus per kind € 305,-. Gecorrigeerd voor de inflatie (geïndexeerd) is dat nu € 315,- per kind per maand.
Draagkracht
3.5.7.
Uit de stukken blijkt dat de man een WIA uitkering ontvangt en dat zijn inkomen lager is dan het minimale inkomen in de draagkrachttabel van € 1.680,- netto per maand. Daarom zal de rechtbank uitgaan van een minimumdraagkracht van € 50,- per maand, ofwel € 25,- per kind per maand. De rechtbank beslist als na te melden.
3.6.
Ingetrokken verzoeken
3.6.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man zijn verzoek tot verdeling alsmede zijn verzoek tot medewerking aan verkoop van de voormalige echtelijke woning ingetrokken, zodat de rechtbank daarop niet langer hoeft te beslissen.
4. De beoordeling van de zaak met zaaknummer C/13/718317 (voorlopige voorzieningen)
4.1.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 3 augustus 2022 de beslissing over de zorgregeling aangehouden in afwachting van het rapport van de Raad.
4.1.2.
Nu de rechtbank het raadsrapport heeft ontvangen en er in het kader van de bodemprocedure een regeling wordt vastgesteld stelt de rechtbank vast dat er in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure niets meer te beslissen is.

5.De beslissing

De rechtbank:
In de procedure met zaak- en rekestnummer: C/13/720495 / FA RK 22-4488:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Amsterdam op 12 maart 2013;
5.2.
bepaalt dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
5.3.
bepaalt een voorlopige zorgregeling, inhoudende dat er op geleide van de WSJ wekelijks een drie uur durend begeleid contact is tussen de minderjarigen en de man, waarbij geldt dat indien onbegeleide omgang danwel uitbreiding van de regeling volgens WSJ mogelijk is, zo snel mogelijk toegewerkt dient te worden naar de regeling zoals vastgesteld bij voorlopige voorzieningen, te weten op zaterdag van 12:30 uur tot 19:30 uur;
5.4.
wijst de informatieregeling toe als omschreven hiervoor onder 3.4.1;
5.5.
bepaalt dat de man € 25,- per kind per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen, met ingang van heden, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
5.6.
verklaart de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling, de informatieregeling en de kinderalimentatie uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
bepaalt dat de behandeling
pro formawordt voortgezet op
29 april 2024, en houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling en de proceskosten aan.
In de procedure met zaak- en rekestnummer: C/13/718317 / FA RK 22-3373:
5.8.
stelt vast dat er niets meer te beslissen is.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.K. Soeters op 25 juli 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.

Voetnoten

1.De ondertoezichtstelling is inmiddels uitgesproken bij beschikking van 8 mei 2023.