7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot afpersing en poging tot afdreiging van twee verschillende personen. Zij heeft gepoogd aangevers te bewegen tot betaling van grote geldbedragen, waarbij zij hen heeft bedreigd met geweld dan wel met het onthullen van belastende informatie en een familiegeheim. Dit soort feiten veroorzaken gevoelens van angst, onrust en onveiligheid bij aangevers en in de samenleving in het algemeen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 16 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 11 april 2019, opgemaakt door I. van Tilburg, reclasseringswerker. De reclassering ziet geen mogelijkheden om interventies in te zetten en adviseert geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage omtrent verdachte van 25 februari 2019, opgemaakt door GZ-psycholoog drs. I Snijders. Bij betrokkene is sprake van een post-traumatische stress stoornis (PTSS) die is ontstaat ná de ten laste gelegde feiten. Op basis van onderhavig onderzoek kan – vanwege het ontbreken van collaterale informatie – niet worden vastgesteld dan wel uitgesloten dat ook sprake is van een andere stoornis (zoals een waanstoornis) en een gebrekkige ontwikkeling (zoals borderline persoonlijk-heidsproblematiek), maar zijn er wel aanwijzingen dat hier sprake van is. Daarom wordt dit genoemd als een uitgestelde diagnose.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten. Voor een voltooide afpersing is het uitgangspunt een taakstraf van 60 uren. Voor afdreiging zijn er geen oriëntatiepunten opgesteld.
Verdachte heeft op de zitting spijt betuigd en verklaard dat zij de berichten, die zij heeft bekend te hebben gestuurd, niet had moeten sturen. De rechtbank heeft echter de indruk dat verdachte niet het achterste van haar tong heeft laten zien. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte in juni 2018 werd aangehouden en dat ze in oktober 2018 opnieuw de fout in is gegaan. Verdachte heeft lange tijd in een schorsing gelopen. De rechtbank heeft de indruk dat dit en de naderende terechtzitting - nadat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis was opgeheven - recidivebeperkend heeft gewerkt. De rechtbank acht een stevige stok achter de deur aangewezen en ziet dan ook aanleiding om aan verdachte, naast een onvoorwaardelijke taakstraf, tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een langere proeftijd verbonden, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Verdachte is eind oktober 2018 (voor de tweede keer) aangehouden en in verzekering gesteld en vervolgens door de rechter-commissaris geschorst. Ruim drie jaar later, op 18 november 2021, is de zaak op zitting aangebracht en verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van drie getuigen. De rechter-commissaris heeft op 12 juli 2022 geconstateerd dat het onaannemelijk is dat twee getuigen binnen aanvaardbare termijn zullen verschijnen voor verhoor. De zaak is op de zitting van 15 september 2023, ruim een jaar later, inhoudelijk behandeld.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden met een jaar in de periode voordat de zaak voor het eerst op zitting werd aangebracht. Deze overschrijding dient matiging van de hierna te vermelden op te leggen taakstraf tot gevolg moet hebben.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 80 uren met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaren passend.