Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de incidentele conclusie tot verwijzing naar de kantonrechter,
- de incidentele conclusie van antwoord.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft eiser [eiser] een incidentele vordering ingediend met betrekking tot een huurovereenkomst met de besloten vennootschap Le Bistro Diemen B.V. De eiser vordert primair dat de rechtbank verklaart dat er geen huurovereenkomst bestaat en dat Le Bistro veroordeeld wordt om de bedrijfsruimte te ontruimen. Subsidiair vordert eiser dat, indien er wel een huurovereenkomst bestaat, deze per 1 januari 2024 eindigt en dat Le Bistro de bedrijfsruimte ontruimt.
Le Bistro heeft in het incident verzocht om verwijzing naar de kamer voor kantonzaken, stellende dat de vordering onder artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eiser betrekking heeft op een huurovereenkomst, wat betekent dat de kantonrechter bevoegd is om deze zaak te behandelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eiser een onderwerp betreft dat door de kantonrechter moet worden behandeld, aangezien het conflict draait om de vraag of er al dan niet een huurovereenkomst bestaat.
De rechtbank heeft de vordering van Le Bistro toegewezen en verklaarde zich onbevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 598,00. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken op 6 oktober 2023, waarbij partijen niet verplicht zijn om te verschijnen. Tevens is hen meegedeeld dat zij in de verdere procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen.