ECLI:NL:RBAMS:2023:6155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
730328 HA ZA 23-197
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van DeGiro en BinckBank voor schade door vertraging in overboeking effectenportefeuille

In deze zaak vorderde eiser, die een effectenportefeuille aanhield bij DeGiro, schadevergoeding van DeGiro en BinckBank wegens vertraging in de overboeking van zijn effectenportefeuille. Eiser had verzocht om de overboeking van zijn portefeuille, maar de overboeking van de Robeco effecten heeft te lang geduurd, wat eiser schade heeft berokkend. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk had willen herbeleggen of liquideren, en dat hij zijn intenties niet duidelijk had gemaakt aan DeGiro. De rechtbank concludeerde dat de vertraging in de overboeking niet had geleid tot schade, omdat eiser niet had aangetoond dat hij in de betreffende periode had willen handelen. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van zowel DeGiro als BinckBank. De rechtbank benadrukte dat het aan de belegger is om zijn wensen tot handelen kenbaar te maken, en dat het ontbreken van een duidelijke schriftelijke bevestiging van zijn intenties tot schadevergoeding leidde tot de afwijzing van zijn vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/730328 / HA ZA 23-197
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] (Spanje),
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] (Spanje),
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] ,
advocaat: mr. W.M. Schonewille te Den Haag,
tegen

1.FLATEXDEGIRO BANK DUTCH BRANCH,

te Frankfurt am Main (Duitsland),
advocaat: mr. J. Bouter te Amsterdam,
2.
BINCKBANK N.V.,
te Amsterdam,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: DeGiro en BinckBank.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties van de zijde van DeGiro,
- de conclusie van antwoord met producties van de zijde van BinckBank,
- het tussenvonnis van 17 mei 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 juli 2023 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
[eiser 1] hield een effectenportefeuille aan bij DeGiro met daarin drie fondsen. Hij heeft verzocht die effectenportefeuille over te boeken van DeGiro naar BinckBank. Partijen zijn het erover eens dat die overboeking voor één van de fondsen, namelijk de Robeco effecten, te lang geduurd heeft. [eiser 1] stelt dat hij daardoor schade heeft geleden die hij vergoed wil krijgen. Daarvoor is van belang dat hij aantoont wat hij had gedaan als de portefeuille wel binnen afzienbare tijd was overgeboekt naar BinckBank. De rechtbank komt tot de conclusie dat [eiser 1] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt welke concrete handelingen hij in dat geval zou hebben verricht. Dat [eiser 1] door de vertraging schade heeft geleden, is daardoor onvoldoende komen vast te staan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] vordert - samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
voor recht verklaart dat DeGiro aansprakelijk is voor de schade die [eiser 1] heeft geleden als gevolg van de vertraging in de overboeking van de Robeco Chinese Equities D effecten in de periode van 16 februari 2021 tot en met 19 oktober 2021,
DeGiro veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 73.522,26, althans € 30.856,39, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente,
in het geval de rechtbank DeGiro volgt in haar verweer dat niet zij, maar BinckBank (of Caseis als hulppersoon van BinckBank) aansprakelijk is voor de schade die tot 19 oktober 2021 is ontstaan, BinckBank te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 73.522,26, althans € 30.856,39, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente,
voor recht verklaart dat BinckBank aansprakelijk is voor de schade die [eiser 1] heeft geleden doordat hij in de periode van 19 oktober 2021 tot 24 januari 2022 niet over de Robeco Chinese Equities D effecten kon beschikken,
BinckBank veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 13.503,18, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente,
DeGiro en BinckBank hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 8.810,00 voor het vaststellen van de schade en de aansprakelijkheid,
DeGiro en BinckBank hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
DeGiro en BinckBank voeren verweer. DeGiro en BinckBank concluderen dat de vorderingen van [eiser 1] moeten worden afgewezen, met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 1] in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing
4.1.
De overeenkomst die in deze vordering centraal staat is gesloten tussen een handelaar en een consument. In zo’n geval moet ambtshalve worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht. In de algemene voorwaarden die op deze overeenkomst van toepassing zijn staan echter geen bedingen die voor de beoordeling van de vordering van belang zijn.
Schade door vertraging
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overboeking van de Robeco Chinese Equities D effecten (hierna: Robeco effecten) lang heeft geduurd. In februari 2021 heeft [eiser 1] de overboeking in gang gezet, maar uiteindelijk zijn de Robeco effecten pas op 19 oktober 2021 overgeboekt op het platform van BinckBank. Al die tijd was de status van de Robeco effecten “
non-tradeable” waardoor [eiser 1] niets met de effecten kon doen. Vanaf 19 oktober 2021 volgde een periode waarin [eiser 1] nog altijd niet bij zijn effecten kon doordat BinckBank de Robeco effecten op haar oude platform had overgeboekt, en niet op het nieuwe Saxo-platform. BinckBank heeft dit op 21 januari 2022 hersteld.
4.3.
Het gaat in deze zaak dus over twee verschillende periodes. De periode
tot19 oktober 2021 en de periode
vanaf19 oktober 2021. De rechtbank zal die apart beoordelen. Daarbij is van belang dat als een belegger niet kan handelen in bepaalde effecten – omdat die effecten langer ‘onderweg’ zijn van de verzendende naar de ontvangende bank (of broker) dan redelijkerwijs te verwachten is – de onmogelijkheid om te handelen uiteraard alleen dán tot schade leidt als de belegger in de betreffende periode had willen handelen in die effecten. Het is daarom belangrijk dat de belegger zijn wens tot verkoop aan de overboekende instelling kenbaar maakt en dat hij dit schriftelijk vastlegt. Het kan immers zo zijn dat verkoop mogelijk blijkt te zijn, ondanks het feit dat de overboeking nog niet is voltooid. Laat de belegger na te informeren naar de mogelijkheid van verkoop, terwijl die wel bestond, dan zal dat veelal aan het toewijzen van schadevergoeding in de weg staan. Hetzelfde geldt indien verkoop wel mogelijk blijkt, maar de belegger van die mogelijkheid geen gebruik maakt. [1]
Vertraging overboeking naar BinckBank – tot 19 oktober 2021
4.4.
Uit het procesdossier blijkt dat [eiser 1] twee opties had om te kunnen handelen met de Robeco effecten: [eiser 1] kon de overboeking van DeGiro naar BinckBank annuleren en vervolgens de Robeco effecten herbeleggen, of zijn effecten liquideren en de opbrengst daarvan vervolgens via BinckBank beleggen.
Herbeleggen
4.5.
Het primaire standpunt van [eiser 1] ziet op de optie voor herbeleggen. Hij heeft gesteld dat als de overboeking binnen een normale tijd was afgerond, hij de effecten zou hebben herbelegd volgens de MSCI World Index. De schadevergoeding die [eiser 1] vordert bestaat uit zowel beleggingsverlies als vermeend gemist herbeleggingsrendement, in totaal € 73.522,26. [eiser 1] verwijst naar de sommaties van 19 en 25 april 2021 aan DeGiro. [eiser 1] had daarvoor al diverse e-mails gestuurd waarin hij zijn onvrede uitte over de gang van zaken, maar had daarin niet te kennen gegeven dat hij concreet iets met de effecten wilde doen. Op 19 april 2021 heeft [eiser 1] aan DeGiro geschreven dat hij schade lijdt en nog gaat lijden door de vertraging en heeft daarover het volgende gezegd:
“(…)
Dat ik aanzienlijke schade heb geleden en lijdt is evident.
Ik sommeer u heden, 19 april 2021 mijn portefeuille te gelde te maken en te salderen op de waarde van 16 februari 2021 .
Voor de duidelijkheid: Ik wens heden over het volledige bedrag te beschikken zodat ik het kan overboeken naar Binck.
(…)”
4.6.
Vervolgens heeft [eiser 1] op 25 april 2021 het volgende toegevoegd aan zijn klacht:
“(…)
Zoals eerder aangegeven was de waarde op 16 februari 2021 € 399.964,43
Het aan mij te vergoeden bedrag bedraagt € 399.964,43 te vermeerderen met het rendement volgens de MSCI World Index vanaf 16 februari 2021
(…)”
4.7.
Verder blijkt volgens [eiser 1] dat hij wilde herbeleggen uit het feit dat hij, toen de effecten op 21 januari 2022 bij BinckBank op het juiste platform werden geplaatst, ook daadwerkelijk direct op 26 januari 2022, twee dagen nadat hij daarmee bekend was, de Robeco effecten grotendeels heeft verkocht. Ook heeft [eiser 1] aangevoerd dat hij “sowieso een actieve belegger is”.
4.8.
De stelling van [eiser 1] slaagt niet. In de e-mails naar DeGiro heeft hij niet zijn wens kenbaar gemaakt om te herbeleggen. [eiser 1] heeft de MSCI World Index wel genoemd, maar alleen om zijn schade te onderbouwen. Daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij volgens die index wilde herbeleggen. De enkele constateringen van [eiser 1] dat hij al een tijd niet kan handelen en dat de overboeking te lang duurt, zijn ook niet voldoende om een concrete wens tot verkoop en herbelegging aan te nemen. Hij heeft op geen enkel moment kenbaar gemaakt in welk fonds en op welk moment welk deel van zijn positie moest worden herbelegd. [eiser 1] heeft ter zitting nog wel aangevoerd dat hij niet zó concreet zijn order hoefde te specificeren, zoals BinckBank heeft aangevoerd, maar daarin volgt de rechtbank hem niet. [eiser 1] had tenminste ondubbelzinnig kenbaar moeten maken dát hij wilde herbeleggen. Een schadeonderbouwing op basis van de MSCI World Index is daarvoor niet voldoende.
4.9.
Ook het feit dat [eiser 1] daadwerkelijk heeft herbelegd toen hij weer kon beschikken over de Robeco effecten zegt onvoldoende over de intentie van [eiser 1] in de gehele periode van februari 2021 tot en met januari 2022. Het handelen van [eiser 1] hangt immers ook samen met de koerswisselingen op een bepaald moment van zowel Robeco als de MSCI World Index. Dat hij in januari 2022 direct actie ondernam, wil dus niet zeggen dat hij dat eerder ook gedaan zou hebben, nu dat niet blijkt uit een concrete en schriftelijk vastgelegde wens van [eiser 1] . Dit geldt des te meer nu het gaat over een periode van bijna elf maanden.
Liquideren
4.10.
Een andere optie voor [eiser 1] was het liquideren (te gelde maken) van de Robeco effecten zodat hij de opbrengst daarvan kon beleggen bij BinckBank. Daar heeft hij zelf om verzocht in het bericht van 19 april 2021 (zie 4.5), waarin hij schreef dat hij schade leidt en DeGiro sommeerde om de portefeuille te liquideren per 16 februari 2021. DeGiro heeft de klacht in behandeling genomen maar eerst ontving [eiser 1] op 25 april 2021 een geautomatiseerde reply op zijn klacht waarin het volgende vermeld staat:
“(…)
Door een grote toestroom van overboekingsverzoeken hebben wij een achterstand van minimaal vier maanden op het gebied van portefeuille overboekingen. (…) Indien u van uw verzoek wenst af te zien, dan is een alternatief voor het overdragen van posities het liquideren van uw huidige portefeuille om vervolgens de gelden naar de gewenste rekening over te boeken. DEGIRO vergoedt eventuele koersverschillen en/of transactiekosten niet.
(…)
Onder normale omstandigheden verwachten we dat overboekingen binnen 4-6 weken verwerkt kunnen worden, afgezien van de huidige vertraging die momenteel meer dan vier maanden bedraagt. Indien u buitenlandse posities wenst over te boeken, dan dient u rekening te houden met een langere verwerkingstijd.
Wat moet ik weten voordat ik een portefeuille overboeking aanvraag?
Zodra wij de portefeuille overboeking hebben gestart, kunt u uw posities niet verhandelen totdat de overboeking is voltooid.
(…)”
4.11.
Op 26 april 2021 ontving [eiser 1] een korte, persoonlijke reactie op zijn klacht van 19 april 2021. DeGiro schrijft onder andere:
“(…)
Onderdeel van uw klacht is dat u DEGIRO verzoekt de overboeking te annuleren en u de gelden over te boeken conform de waarde van uw portefeuille van 16-02-2021 (vermeerdert met het rendement van de door u genoemde index). Hierover kan pas uitspraak gedaan worden na behandeling van uw klacht. Graag vernemen wij van u of u de overboeking wel of niet wenst te annuleren.
(…)”
4.12.
Feit is dat [eiser 1] zelf heeft gesommeerd om de portefeuille te liquideren, maar toen DeGiro [eiser 1] vroeg om een bevestiging daarvan heeft [eiser 1] toch geen opdracht gegeven voor liquidatie. [eiser 1] heeft daarover betoogd dat de geautomatiseerde e-mail tegenstrijdig was en dat hij wisselende berichten kreeg. Aan de ene kant zegt DeGiro dat het liquideren van de portefeuille een alternatief is, maar aan de andere kant zegt zij dat als de overboeking is gestart (en dat was kennelijk zo, want de portefeuille stond op
non-tradeable) er niet gehandeld kan worden totdat de overboeking is voltooid. Voor zover dat al tegenstrijdig is, volgde er echter een dag na de geautomatiseerde e-mail nog een e-mail (zie 4.12) van DeGiro waarin alsnog ondubbelzinnig wordt gevraagd of [eiser 1] de overboeking wil annuleren en de portefeuille wil liquideren.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat van een bank mag verwacht worden dat als er zodanige vertraging ontstaat dat zij met de klant meedenkt. Dat heeft DeGiro hier gedaan, door te wijzen op de mogelijkheid om de overboeking te annuleren zodat de Robeco effecten weer
tradeablekonden worden. [eiser 1] heeft daar niet bevestigend op gereageerd. Dat [eiser 1] niet heeft gekozen voor liquideren is niet een zodanig vreemde beslissing dat DeGiro hier meer had moeten doen. Het niet kiezen voor liquideren kan immers te maken hebben met allerlei factoren, zoals de koers van de dag en de te betalen transactiekosten. Uit de e-mails van 15 april 2021 tussen [eiser 1] en BinckBank blijkt ook dat aannemelijk is dat [eiser 1] die factoren heeft meegewogen. [eiser 1] schrijft:
“(…) Het lijkt het “beste” als jullie het verzoek intrekken en dat ik dan de portefeuille liquideer (…)”
BinckBank reageert met de volgende overweging:
“(…)
En liquideren is doorgaans ook geen lucratieve methode vanwege de bid-ask spread. Maar dat is natuurlijk aan u. Zolang de portefeuille nog bij hen staat bent u vrij om te (ver)kopen wat u wilt. Ze kunnen toch niet overboeken wat er niet is.
(…)”
4.14.
Oftewel, verkoop van de Robeco effecten bleek mogelijk maar [eiser 1] heeft daar geen gebruik van gemaakt. Gelet op de hierboven onder 4.3 genoemde maatstaf is niet komen vast te staan dat [eiser 1] schade heeft geleden door de vertraging. Voor zover [eiser 1] ook in dit kader heeft betoogd dat het feit dat hij vrijwel direct na het beschikbaar worden van de effecten daadwerkelijk heeft geliquideerd en dat daaruit blijkt dat hij dat al eerder zou hebben gedaan, legt dat geen extra gewicht in de schaal. In 4.9 is daarover al geoordeeld dat de handeling in januari 2022 niets zegt over de intenties van [eiser 1] in een eerdere periode, helemaal als er bijna elf maanden zijn verstreken tussen het moment dat [eiser 1] zegt te zou hebben gehandeld en hij daadwerkelijk hééft gehandeld.
4.15.
De vordering, zijnde de gevorderde schadevergoeding voor het beleggingsverlies én het vermeende gemiste herbeleggingsrendement wordt afgewezen.
Vertraging verkeerde platform – vanaf 19 oktober
4.16.
Vast staat dat BinckBank een fout heeft gemaakt door de effectenportefeuille van [eiser 1] op een verouderd platform te plaatsen waardoor hij er niet over kon beschikken. Deze fout is pas op 21 januari 2022 hersteld. De vraag is ook hier of [eiser 1] in de periode tussen 19 oktober 2021 en 21 januari 2022 de intentie had om de effecten te verhandelen en die wens ook concreet en schriftelijk heeft vastgelegd. Hiervoor geldt hetzelfde als in de voorgaande overwegingen. Een intentie voor herbeleggen of liquideren is niet concreet onderbouwd door [eiser 1] naast de e-mails in april 2021 (toen BinckBank de effectenportefeuille nog niet ontvangen had) en het feit dat hij in januari 2022 een groot deel van de portefeuille heeft verkocht, waarvan de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat die handelingen niet voldoende zijn om tot een schadevergoeding te komen.
4.17.
Daardoor worden ook de vorderingen jegens BinckBank afgewezen.
Proceskosten
4.18.
[eiser 1] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld.
4.19.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van DeGiro als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
Totaal
5.203,00
4.20.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van BinckBank als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
Totaal
5.203,00
4.21.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] af,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] hoofdelijk in de proceskosten van DeGiro, tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser 1] hoofdelijk in de proceskosten van BinckBank, tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eiser 1] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten zijdens DeGiro, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [eiser 1] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten zijdens BinckBank, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. L. Schwalb, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.

Voetnoten

1.ECLI:NL:PHR:2013:BY4440, overweging 27