ECLI:NL:RBAMS:2023:6134

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
13/16772-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid in Amsterdam

Op 4 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 juli 2023 in Amsterdam een onbekend gebleven persoon heeft aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer in de Regulierssteeg heeft getrokken, waarbij hij haar heeft geprobeerd te zoenen en bij haar vagina heeft gevoeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot verkrachting, omdat er geen sprake was van een begin van uitvoering. Echter, de rechtbank heeft bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden als bewijs gebruikt om tot deze conclusie te komen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen en heeft daarbij dwang toegepast. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/167772-23 (Promis)
Datum uitspraak: 4 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2023 en mondeling gewezen na behandeling van de zaak.. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.I. Keukens naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 7 juli 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. poging tot verkrachting van een onbekend gebleven persoon;
2. aanranding van een onbekend gebleven persoon.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage 1 bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Op 7 juli 2023 vroeg in de ochtend wordt een verdachte in Amsterdam aangehouden. Verdachte zou een meisje in de Regulierssteeg hebben getrokken en haar hebben geprobeerd te verkrachten of te hebben aangerand. Een getuige heeft gezien dat verdachte het meisje bij haar keel greep en met zijn andere hand bij haar kruis zat en dat verdachte haar probeerde te zoenen. Het meisje zei:
“please no, please no, stop stop stop!”De getuige en zijn vrienden spreken verdachte hier op aan. Het meisje weet zich aan de greep van verdachte te onttrekken en rent weg. Het meisje is verder onbekend gebleven ondanks pogingen van het openbaar ministerie om te achterhalen wie zij is. Het incident is op beeld vastgelegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot verkrachting (feit 1), omdat geen sprake is geweest van een begin van uitvoering.
De officier van justitie vindt wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding (feit 2). De handelingen van verdachte zijn namelijk als ontuchtig aan te merken en er is sprake geweest van dwang.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit, omdat de handelingen van verdachte geen poging tot verkrachting opleveren.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onderdelen “grijpen bij het kruis” en “drukken van zijn kruis tegen het kruis danwel onderlichaam van de vrouw”. De verklaringen van getuige [naam getuige] over het voelen bij de vagina zijn onvoldoende betrouwbaar.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van feit 1 (poging verkrachting)
De rechtbank acht feit 1 niet bewezen, omdat geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Het oordeel over feit 2 (aanranding)
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II bij dit vonnis, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van een onbekend gebleven persoon. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
Op camerabeelden heeft een verbalisant gezien dat verdachte zijn beide armen om het slachtoffer heen heeft geslagen, waarbij het lijkt alsof het slachtoffer tegen probeert te werken, althans zich niet in dezelfde richting wil bewegen. Het slachtoffer leunt naar achteren en lijkt met haar benen niet te willen lopen. Verdachte duwt vervolgens het slachtoffer de Regulierssteeg in, waar het slachtoffer een verkeersbord vastpakt. Verdachte trekt ondertussen met kracht aan het slachtoffer, waardoor het verkeersbord heen en weer gaat. Nadat het slachtoffer het verkeersbord los laat, duwt verdachte het slachtoffer tegen de muur. Verdachte gaat met zijn hand naar de nek van het slachtoffer en met zijn hoofd in de richting van het hoofd van het slachtoffer. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de steeg het slachtoffer bij de nek heeft gepakt en heeft gezoend.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de camerabeelden bekeken. De rechtbank heeft op de camerabeelden gezien dat verdachte zijn lichaam tegen het onderlichaam van het slachtoffer duwt, de benen van verdachte raken namelijk de benen van het slachtoffer.
Getuige [naam getuige] heeft gezien dat verdachte het slachtoffer met één hand bij haar keel vast hield terwijl hij haar tegen de muur duwde. Ook heeft hij gezien dat verdachte het slachtoffer probeerde te zoenen terwijl hij met zijn andere hand bij haar vagina voelde. Getuige [naam getuige] hoorde het slachtoffer snikkend zeggen “
please no, please no, stop stop stop”. De rechtbank constateert dat getuige [naam getuige] deze verklaring direct bij de ter plaatse gekomen politie heeft afgelegd en dat zijn verklaring in het latere verhoor hiermee overeenkomt en daardoor consistent is. Bovendien wordt de verklaring van getuige [naam getuige] op meerdere punten ondersteund door de camerabeelden. Dit maakt de verklaring van getuige [naam getuige] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer wel met hem wilde zoenen, maar niet op de plek waar hij dat wilde. De rechtbank gelooft deze verklaring van verdachte niet, omdat het slachtoffer zich hevig heeft verzet en erg van streek was. Dit past niet in het geschetste beeld van verdachte dat het slachtoffer wel met hem wilde zoenen. Daarnaast wordt de verklaring van verdachte ook niet ondersteund door de camerabeelden en de getuigenverklaring van [naam getuige] of andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de handelingen van verdachte ontuchtige handelingen betreffen en dat verdachte bij deze handelingen dwang heeft toegepast. De dwang bestaat uit het sleuren (vooruit duwen) naar de steeg en het blijven vastpakken van het slachtoffer ondanks verzet van het slachtoffer.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 2:
op 7 juli 2023 te Amsterdam, door een andere feitelijkheid te weten:
- een onbekend gebleven persoon met kracht vooruit te duwen in de richting van een steeg, en
- vervolgens de onbekend gebleven persoon met beide armen vast te pakken aan het lichaam, en
- vervolgens de onbekend gebleven persoon, terwijl de onbekend gebleven persoon zich heeft vastgeklemd aan een verkeerspaal, met beide armen vast te pakken bij haar heupen en vervolgens los te trekken van voornoemde verkeerspaal, en
- vervolgens de onbekend gebleven persoon met beide armen vast te pakken bij haar nek/hals, en
- terwijl de onbekend gebleven persoon ten tijde van een of meer voornoemde handelingen heeft gezegd "Please no, please no, stop stop stop",
een nog onbekend gebleven persoon heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het zoenen van de nog onbekend gebleven persoon terwijl hij, verdachte, het hoofd en/of de nek van de onbekend gebleven persoon vasthoudt en
- tijdens voornoemde handelingen met zijn, verdachtes, hand in het kruis van de onbekend gebleven persoon te grijpen of te strelen, en
- vervolgens zijn, verdachtes, onderlichaam, tegen het onderlichaam van de onbekend gebleven persoon te drukken/duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder 2 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – onder verwijzing naar rechtspraak - verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. Het slachtoffer, een jonge vrouw, liep ’s nachts over straat toen zij door verdachte werd meegetrokken naar een steeg. Het slachtoffer heeft zich verzet en vastgepakt aan een verkeersbord. Verdachte heeft zo hevig aan het slachtoffer getrokken, dat het verkeersbord heen en weer bewoog. Uiteindelijk heeft verdachte het slachtoffer los weten te rukken en haar tegen de muur geduwd, waar hij het slachtoffer heeft gezoend en bij haar vagina heeft gevoeld.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele aandrift en zich niet bekommerd over de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Ondanks hevig verzet van het slachtoffer heeft verdachte aanhoudende dwang toegepast. Het hele incident heeft betrekkelijk lang geduurd. Uit het feit dat het slachtoffer in shock en in tranen was, blijkt hoe beangstigend deze situatie voor haar moet zijn geweest. Verdachte is gestopt met zijn handelen omdat een voorbijganger ingreep en hem aansprak op zijn gedrag. De rechtbank vreest dat zonder dit ingrijpen het nog slechter had kunnen aflopen voor het slachtoffer. Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat het feit ’s nachts is gepleegd, op een openbare plaats in het uitgaansgebied. Dit soort feiten roepen een gevoel van onveiligheid op om (als vrouw) alleen over straat te gaan.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar een passende straf is.
De rechtbank vindt dit een ernstige vorm van aanranding en legt daarom een hogere straf op dan in veel andere zaken waar aanranding wordt bewezen. Ook vindt de rechtbank het wenselijk dat een deel van de straf in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd zodat het consequenties heeft als verdachte weer de fout in gaat. Verdachte lijkt zich niet erg bewust van het kwalijke van zijn handelen en onduidelijk blijft waarom hij tot deze daad is gekomen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
1 (één) maand,van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en E. Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2023.