ECLI:NL:RBAMS:2023:6104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
13/214836-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het opzettelijk handelen in softdrugs door verdachte in Amsterdam

De rechtbank Amsterdam heeft op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander ongeveer 6285 gram hennep en 783 gram hasjiesj in haar woning aanwezig had en deze ook heeft verkocht en verstrekt. De verdachte verklaarde dat de aangetroffen softdrugs voor eigen gebruik waren, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid drugs te groot was voor eigen gebruik en dat er aanwijzingen waren dat de drugs bedoeld waren voor verkoop. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM, meegewogen in de strafmaat. De officier van justitie had een taakstraf van 60 uur geëist, maar de rechtbank besloot tot strafvermindering vanwege de lange duur van de procedure. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen goederen aan de verdachte moeten worden teruggegeven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/214836-19
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1991,
in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres:
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2023. Verdachte was bij de behandeling van haar strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. T.T.H.M. Bruers (als waarnemer van mr. E. El Assrouti), naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan het op 6 februari 2019 in Amsterdam opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, of in elk geval aanwezig hebben, van ongeveer 6285 gram hennep en/of ongeveer 783 gram hasjiesj.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van het bewerken, verwerken, verkopen en aanwezig hebben van hennep en hasjiesj. De verklaringen van verdachte en medeverdachte dat de drugs voor eigen gebruik zijn, is onbetrouwbaar, gelet op de bevindingen van de politie en de in de woning aangetroffen goederen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte enkel kan worden veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennep en hasjiesj. Niet is gebleken van enige handeling van telen, bereiden of verwerken en ook ontbreekt bewijs voor het verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren. Nu niet alle inbeslaggenomen drugs zijn onderzocht, kan de precieze hoeveelheid drugs niet worden vastgesteld.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat de politie op 6 februari 2019, naar aanleiding van een melding over een sterke henneplucht, een onderzoek heeft gedaan naar de woning waar verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] staat ingeschreven. Bij het binnentreden van de woning heeft de politie, door de woning verspreid, ongeveer 6285 gram hennep en 783 gram hasjiesj aangetroffen. Daarnaast heeft de politie meerdere enveloppen, adreslabels, een seal-apparaat en verpakkingsmateriaal aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat de in de woning aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren bedoeld en dat de aangetroffen enveloppen en adreslabels gebruikt werden voor haar patisserie. De rechtbank vindt deze verklaringen niet aannemelijk en overweegt daartoe het volgende.
De bij verdachte aangetroffen hoeveelheden hennep en hasjiesj zijn zodanig groot dat deze niet voor eigen gebruik bestemd kunnen zijn. Dit geldt ook wanneer het gebruik plaatsvindt gedurende een lange periode. Daarnaast zat in een deel van de bij verdachte aangetroffen enveloppen een gesealde op hennep lijkende bruine substantie en stonden op de aangetroffen adreslabels meerdere buitenlandse adressen genoteerd. Hierdoor is het aannemelijker dat de enveloppen en adreslabels voor het verzenden van drugs naar het buitenland werden gebruikt dan voor verzending van folders ten behoeve van de patisserie.
Daarbij komt dat de politie tijdens het onderzoek op 6 februari 2019 duidelijk zicht heeft gehad op een persoon die de woning van verdachte is binnengetreden. Deze persoon, die later [naam] blijkt te zijn, heeft de woning van verdachte vervolgens verlaten met een oranje tas die hij bij het binnentreden nog niet in zijn bezit had. De politie heeft [naam] staandegehouden en onderzoek naar de oranje tas verricht. Daarbij is gebleken dat in de tas een handelshoeveelheid hennep zat. De verklaring van verdachte dat [naam] de drugs al bij zich droeg in zijn jas en deze vervolgens in de woning in een tas heeft gestopt, acht de rechtbank onder deze omstandigheden volstrekt onaannemelijk.
Alles in onderling verband en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat ook kan worden bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte opzettelijk hennep heeft verkocht en verstrekt.
Tot slot overweegt de rechtbank dat in de tenlastelegging is opgenomen dat bij verdachte ongeveer 6285 gram hennep en/of ongeveer 783 gram hasjiesj is aangetroffen, waarvan een deel is onderzocht. Blijkens de lijst van inbeslaggenomen goederen is het aantal grammen (inclusief verpakkingsmateriaal) aanzienlijk hoger. Verdachte erkent bovendien dat het daadwerkelijk om hennep en hasjiesj gaat. Het dossier bevat een schatting van de politie van het gewicht van de bij verdachte aangetroffen softdrugs, op basis waarvan de in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheden zijn vastgesteld. De rechtbank is daarom – anders dan de raadsvrouw – van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachten ook
ongeveer6285 gram hennep en
ongeveer738 gram hasjiesj in hun woning aanwezig hebben gehad.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op of omstreeks 6 februari 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft verkocht en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep
en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 6285 gram hennep en ongeveer 783 gram hasjiesj.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis. Daarnaast dient aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd voor de duur van 1 maand en met een proeftijd van 2 jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. Toepassing dient te worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel dient aan verdachte een lage taakstraf met een voorwaardelijk deel te worden opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, samen met medeverdachte [medeverdachte] , schuldig gemaakt aan het handelen in softdrugs. Daartoe heeft verdachte een grote hoeveelheid hennep en hasjiesj in haar woning aanwezig gehad. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij geen oog heeft gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in softdrugs met zich meebrengt. Hennep en hasjiesj zijn stoffen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en ook direct en indirect de oorzaak zijn van vele vormen van criminaliteit.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben afgesproken. Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid softdrugs zoals die in de woning van verdachte is aangetroffen, is een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. De rechtbank zal deze straf als uitgangspunt nemen.
De rechtbank heeft verder gelet op het strafblad van verdachte van 11 augustus 2023, waaruit blijkt dat zij niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte over het aanwezig hebben van softdrugs in haar woning tijdens de zitting schuldbewust heeft verklaard en spijt heeft betuigd. Deze omstandigheden zouden er toe hebben geleid dat de rechtbank normaalgesproken in het voordeel van verdachte zou hebben afgeweken van het voornoemde uitgangspunt en een taakstraf zou hebben opgelegd voor de duur van 180 uur, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De rechtbank is echter – met de raadsvrouw – van oordeel dat de in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens vastgelegde redelijke termijn van twee jaar, waarin de strafzaak tegen verdachte moet worden afgedaan, in deze zaak ruimschoots is overschreden. Verdachte is op 6 februari 2019 voor het eerst verhoord over en 7 februari 2019 in verzekering gesteld voor het feit waarvoor zij wordt veroordeeld. Dit betekent dat tussen het moment waarop verdachte met haar (mogelijke) strafvervolging bekend is geworden en de datum waarop dit vonnis is gewezen, meer dan vier en half jaar heeft gezeten. Deze overschrijding valt niet te wijten aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging, waardoor de rechtbank strafvermindering zal toepassen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de strafzaak als een zwaard van Damocles boven haar hoofd heeft gehangen en dat zij met het stichten van een gezin heeft gewacht vanwege de lopende strafvervolging.
Gelet op het overschrijden van de redelijke termijn en de impact van deze overschrijding op het leven van verdachte, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis, passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende goed in beslag genomen:
1 STK Papier (G5704279; merk: agenda's).
Dit onder verdachte in beslag genomen goed, zoals vermeld op de beslaglijst, behoort aan verdachte toe en moet aan haar worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 9, 22c (oud), 22d (oud), 47 en 57van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Beveelt dat
de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf
geheel in mindering zal worden gebrachtnaar de maatstaf van 2 uren per dag.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen:
Gelast de teruggave aan verdachte van:1 STK Papier (G5704279; merk: agenda's).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2023.
Bijlage 1
[naam]