ECLI:NL:RBAMS:2023:6096

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
13/158010-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld van mobiele telefoon in Amsterdam

De rechtbank Amsterdam heeft op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 juni 2023 in Amsterdam een mobiele telefoon heeft gestolen van een slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft bekend dat hij de telefoon met kracht uit de handen van het slachtoffer heeft getrokken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft besloten dat de onvoorwaardelijke straf gelijk moet zijn aan de duur van het voorarrest, om te voorkomen dat de verdachte zijn recht op een begeleide woonplek verliest. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die gedeeltelijk is toegewezen tot een bedrag van € 754,-, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/158010-23
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam JC] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2023. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.H.B. Budde, naar voren hebben gebracht.
Na sluiting van het onderzoek op de terechtzitting heeft de raadsman bij e-mail van 27 september 2023 aan de rechtbank verzocht het onderzoek te heropenen in verband met nieuwe informatie van HvO Querido over de periode dat zij een studio beschikbaar kunnen houden voor verdachte gedurende zijn detentie. De raadsman heeft verzocht hiermee rekening te houden bij de straftoemeting.
De officier van justitie heeft bij e-mail van 28 september 2023 aan de rechtbank bericht dat zij zich kan voorstellen dat die informatie reden is voor heropening van het onderzoek, maar dat zij geen aanleiding ziet haar strafeis aan te passen.
De rechtbank heeft – met uitdrukkelijke instemming van de officier van justitie en de raadsman –
buiten zittinghet onderzoek heropend. Zij heeft de e-mail van HvO Querido van 27 september 2023, de e-mail van de raadsman van 27 september 2023 en de e-mail van de officier van justitie van 28 september 2023 aan het dossier toegevoegd en het onderzoek weer gesloten.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 26 juni 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal met (bedreiging met) geweld, waarbij hij van [slachtoffer] een mobiele telefoon heeft weggenomen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van diefstal met geweld. Verdachte heeft namelijk bekend dat hij de telefoon van aangeefster met kracht uit haar handen heeft gerukt. Ter terechtzitting heeft hij toegelicht dat hij aan het touwtje heeft getrokken dat aan de telefoon van aangeefster vast zat. Van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen dient verdachte te worden vrijgesproken, nu ondersteunend bewijs daarvoor ontbreekt.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – gelet op de bekennende verklaring van verdachte – geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht – net als de officier van justitie – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals omschreven in rubriek 4. Nu verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank, gelet op artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met de in bijlage 2 opgenomen opgave van bewijsmiddelen volstaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 26 juni 2023 te Amsterdam op de openbare weg Parlevinkerpad / Zeevaarthof een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door met kracht de telefoon uit de handen van die [slachtoffer] te rukken.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij het oriëntatiepunt voor een tasjesroof in plaats van een straatroof. Gelet op de lopende hulpverlening ter speciale preventie bij verdachte heeft de raadsman verder verzocht om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte bij een langere onvoorwaardelijke straf zijn woonplek bij HvO Querido kwijt zal raken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het opleggen van een gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal vergezeld van geweld, door de telefoon van slachtoffer [slachtoffer] met kracht uit haar handen te rukken en vervolgens weg te rennen. De telefoon van het slachtoffer is tijdens de vlucht van verdachte kapotgegaan. Verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke integriteit als het eigendomsrecht van het slachtoffer. Naast dat het gedrag van verdachte bijdraagt aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel, kunnen slachtoffers van dergelijke misdrijven nog langdurig nadelige gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben afgesproken. Gelet op de aard van de confrontatie tussen verdachte en slachtoffer en het door verdachte toegepaste geweld is de rechtbank – anders dan de raadsman – van oordeel dat geen aansluiting moet worden gezocht bij het oriëntatiepunt van een tasjesroof, maar bij dat van een straatroof. Voor een dergelijk feit, in combinatie met licht geweld, wordt doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opgelegd. De rechtbank heeft dit oriëntatiepunt als uitgangspunt voor de op te leggen straf genomen.
De rechtbank heeft verder gelet op het strafblad van verdachte van 11 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Omdat deze veroordelingen langer dan vijf jaar geleden onherroepelijk zijn geworden, zal de rechtbank hier bij het bepalen van de straf geen rekening mee houden.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 25 augustus 2023. In het advies is opgenomen dat, gelet op de bij verdachte spelende problematiek, een traject binnen een forensisch kader op dit moment het meest passend is. Verdachte heeft bij de reclassering echter aangegeven niet open te staan voor een reclasseringstraject. Een reclasseringstraject wordt door de reclassering dan ook niet uitvoerbaar geacht en de benodigde behandeling en begeleiding kunnen ook plaatsvinden binnen de lopende zorgmachtiging van verdachte. De reclassering heeft de rechtbank daarom geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tot slot heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte meegewogen. Uit de door de raadsman overgelegde e-mail van HvO Querido van 27 september 2023 volgt dat wanneer verdachte niet (uiterlijk) 5 oktober 2023 in vrijheid wordt gesteld, hij zijn woonplek met begeleiding bij HVO Querido zal verliezen.
Ondanks dat de rechtbank het buitengewoon verontrustend vindt dat verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in de ernst van het feit waarvoor hij wordt veroordeeld en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, wil de rechtbank voorkomen dat de straf ertoe leidt dat verdachte zijn (na een lange wachtlijst verkregen) begeleide woonplek verliest. De ingezette hulpverlening en een stabiele woonomgeving zijn van belang om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw tot het plegen van strafbare feiten overgaat. Om die reden zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen met een onvoorwaardelijk deel van een zodanige duur, dat verdachte gedetineerd blijft tot 5 oktober 2023, zodat hij zijn recht op een woning bij HVO Querido niet verliest.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.
Gelet op de straf die aan verdachte zal worden opgelegd, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van de dag waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen vrijheidsstraf.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een bedrag van € 995,- (negenhonderdvijfennegentig euro) gevorderd, bestaande uit € 495,- (vierhonderdvijfennegentig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft verzocht om de gevorderde schadevergoeding toe te wijzen, met uitzondering van de gevorderde € 41,- aan kosten voor een theorie-examen. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast dient aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Materiële schade
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 454,- voor een mobiele telefoon, overweegt de rechtbank dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde schade is bovendien voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom toewijzen.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 41,- voor een theorie-examen, overweegt de rechtbank dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld en de omstandigheid dat de benadeelde partij dit examen niet heeft gehaald. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoeding van immateriële schade deels kan worden toegewezen, als vergoeding voor het lichamelijke letsel dat als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte bij de benadeelde partij is ontstaan. De benadeelde partij heeft het bestaan van het lichamelijk letsel voldoende onderbouwd en de verdediging heeft dit deel van de vordering niet betwist.
De rechtbank heeft voor de hoogte van de schadevergoeding rekening gehouden met wat in vergelijkbare gevallen is toegekend en ziet daarin aanleiding om de gevorderde schadevergoeding te matigen. De rechtbank stelt de immateriële schade vast op € 300,- en wijst de vordering van de benadeelde partij tot dit bedrag toe.
Conclusie en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank concludeert dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk zal worden toegewezen, tot een bedrag van € 754,- (zevenhonderdvierenvijftig euro), bestaande uit € 454,- (vierhonderdvierenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 300,- (driehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade. Deze schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023, de datum waarop het bewezenverklaarde handelen van verdachte zich afspeelde en de door de benadeelde partij geleden schade is ontstaan, tot aan de dag van voldoening.
Verdachte wordt ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden zijn deze kosten begroot op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering aanbrengen bij de civiele rechter.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij wordt aan verdachte de verplichting opgelegd om de som van € 754,- (zevenhonderdvierenvijftig euro), bestaande uit € 454,- (vierhonderdvierenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 300,- (driehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot aan de dag van voldoening, te betalen aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij. Voor het geval de verdachte niet volledig betaalt en ook geen (volledig) verhaal mogelijk is, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 15 dagen.
Voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, is daarmee de andere vervallen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde
voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf
in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
80 (tachtig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis:
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 5 oktober 2023, te weten de dag waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 754,- (zevenhonderdvierenvijftig euro), bestaande uit € 454,- (vierhonderdvierenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 300,- (driehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 juni 2023) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte verder in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige van haar vordering niet-ontvankelijk.
Legt verdachte de
verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 754,-(zevenhonderdvierenvijftig euro), bestaande uit € 454,- (vierhonderdvierenvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 300,- (driehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 juni 2023) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 15 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2023.
Bijlage 1
Tenlastelegging verdachte [verdachte] .
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de
openbare weg (Parlevinkerpad / Zeevaarthof),
een mobiele telefoon (Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
door met beide handen de telefoon van die [slachtoffer] vast te pakken en/of hard aan
de vingers van die [slachtoffer] te trekken en/of te worstelen met die [slachtoffer] en/of
met kracht de telefoon uit de handen van die [slachtoffer] te trekken en/of te rukken.
Bijlage 2
De bewijsmiddelen
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 21 september 2023;
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023143231-5 van 26 juni 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] .