ECLI:NL:RBAMS:2023:6065

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
13/153043-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een vrouw door een man die verliefd was

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van een vrouw op wie hij verliefd was. De verdachte heeft in de periode van maart tot en met juni 2022 de aangeefster veelvuldig lastiggevallen door haar (soms indirect via haar familie) vreemde en soms dreigende berichten te sturen, naar haar woning te gaan en haar werkomgeving te benaderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de grens van het toelaatbare heeft overschreden en daarmee een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, wat heeft geleid tot gevoelens van onrust en angst bij haar.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 15 september 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M.J. de Bruin, de vordering heeft gedaan tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De verdachte heeft bekend en zijn raadsman heeft zich niet over het bewijs uitgelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in verschillende bewijsmiddelen zijn vervat, waaronder aangiftes en verhoren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de psychische toestand van de verdachte en het feit dat hij zich sinds de feiten niet meer misdragen heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, maar dat een rechterlijk pardon niet op zijn plaats zou zijn gezien de ernst van de zaak en de gevolgen voor de aangeefster. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Strafrecht
Parketnummer: 13/153043-22
Datum uitspraak: 29 september 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaak, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen en wonende op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. de Bruin en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. S. Ettalhaoui naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 maart 2022 tot en met 19 juni 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], in elk geval van een ander, met het oogmerk voornoemde [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, éénmaal of meermalen
  • voornoemde [aangeefster] (een) tekstbericht(en) en/of (een) afbeelding(en) en/of filmpje(s)/video('s) gestuurd via Instagram en/of Whatsapp en/of Imessage, althans via sociale media en/of
  • voornoemde [aangeefster] gebeld en/of
  • zich opgehouden/postgevat in de (directe) omgeving van (de woning) van voornoemde [aangeefster] en/of de vader van voornoemde [aangeefster] en/of
  • (via sociale media) contact gezocht met familieleden van voornoemde [aangeefster] en/of
  • contact gezocht met mensen uit de werkomgeving/collega's van voornoemde [aangeefster].

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
De verdachte heeft bekend en de raadsman heeft zich niet over het bewijs uitgelaten.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
  • proces-verbaal van aangifte van 3 maart 2022;
  • proces-verbaal van verhoor aangeefster van 13 maart 2022;
  • proces-verbaal van aangifte van 19 juni 2022;
  • proces-verbaal ontvangst klacht van 12 en van 19 juni 2022;
  • proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster van 19 juni 2022;
  • proces-verbaal van contact met aangeefster 20 juni 2022;
  • bekentenis ter terechtzitting van de verdachte.
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte in de periode van 1 maart 2022 tot en met 19 juni 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], met het oogmerk voornoemde [aangeefster] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
  • voornoemde [aangeefster] tekstberichten en afbeeldingen gestuurd via Instagram en Whatsapp en iMessage en
  • voornoemde [aangeefster] gebeld en
  • zich opgehouden/postgevat in de directe omgeving van de woning van voornoemde [aangeefster] en de woning van de vader van voornoemde [aangeefster] en
  • via sociale media contact gezocht met familieleden van voornoemde [aangeefster] en
  • contact gezocht met mensen uit de werkomgeving van voornoemde [aangeefster].

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van honderdzestig uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van tachtig dagen.
De raadsman heeft verzocht artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen (rechterlijk pardon) en de verdachte geen straf en maatregel op te leggen. Hij heeft subsidiair verzocht de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen en meer subsidiair een taakstraf van dertig uur met aftrek van voorarrest. De raadsman heeft hiertoe samengevat het volgende aangevoerd. De verdachte had liefdesverdriet en is te ver gegaan in het contact blijven zoeken met de vrouw van wie hij hield. Wat hem is overkomen kan iedereen overkomen. Het is de verdachte inmiddels duidelijk dat zij geen contact wil hebben en hij respecteert haar keuze. De reclassering heeft positief over de verdachte gerapporteerd en de verdachte heeft na 19 juni 2022 niet opnieuw contact gezocht met het slachtoffer of zich anderszins misdragen.
De rechtbank zal de verdachte een taakstraf van honderdzestig uur opleggen waarvan de helft voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar. Zij overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster [aangeefster], de vrouw op hij verliefd was, maar die hem duidelijk had gemaakt geen relatie met hem te willen. Hij heeft haar in de periode maart tot en met medio juni 2022 veelvuldig lastiggevallen door haar (soms indirect via haar familie) (vreemde en soms dreigende) berichten te sturen, naar haar woning toe te gaan en haar werkomgeving te benaderen. De verdachte heeft zo de grens van het toelaatbare overschreden en daarmee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, bij wie hij aldus gevoelens van onrust en angst heeft veroorzaakt.
Uit het dossier komt naar voren dat in de periode dat de verdachte zich obsessief met het slachtoffer bezighield, het niet goed met hem ging. Op 3 mei 2022 heeft de politie een poging gedaan om verdachte te horen, maar gezien de gemoedstoestand van de verdachte is het verhoor gestaakt. Op 20 juni 2022 heeft zijn moeder over de verdachte verklaard dat hij al maanden bij de psychiater loopt en dat zij sinds februari 2022 het idee heeft dat de verdachte waanideeën kreeg. Zij is naar de huisarts gegaan en heeft toen aangegeven dat de verdachte uit de realiteit was. Op 22 juni 2022 is de verdachte in het kader van een consult rechtspleging door een psychiater gezien. De psychiater kwam tot de conclusie dat er bij de verdachte ‘evident sprake is van een floride psychotisch toestandsbeeld van waaruit de verdachte handelt en die behandeling behoeft’.
De rechtbank is gelet op het beeld dat uit het dossier naar voren komt en in het bijzonder gelet op de uitkomst van het consult van de psychiater van oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Op 22 juni 2022 was sprake van een floride psychotisch toestandsbeeld en het is aannemelijk dat in de periode die daaraan voorafging dat toestandsbeeld hetzelfde was.
Op 22 juni 2022 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van de verdachte bevolen en onmiddellijk geschorst. Een van de voorwaarden waaraan de verdachte moest voldoen, was dat hij zich onder behandeling moest (blijven) stellen van het Vroege Interventie Psychose (VIP)-team bij [instelling], zolang zijn behandelend psychiater dat noodzakelijk achtte. De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 14 juli 2022 als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte verplicht contact met de reclassering moest houden, om zo te bewerkstelligen dat er toezicht kan worden gehouden op de behandelverplichting bij het VIP-team van [instelling].
De reclassering schrijft in haar rapport van 1 augustus 2023 het volgende. De verdachte heeft zich over het algemeen goed aan de bijzondere voorwaarden gehouden. Hij is momenteel op alle leefgebieden stabiel te noemen. De verdachte heeft huisvesting, werk, een inkomen, naast zijn studieschuld geen andere schulden, geen negatief sociaal netwerk, gebruikt geen verdovende middelen meer. En, niet in de laatste plaats, er zijn geen behandeldoelen meer omtrent zijn psychische gesteldheid. De verdachte zou graag eigen huisvesting willen. Hij is echter voldoende zelfredzaam en past niet binnen een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Zijn wens is er niet één waarin de reclassering een rol kan spelen. De verdachte heeft kortom zijn leven voldoende op de rit. En er zijn geen aanknopingspunten meer voor het opleggen van een reclasseringstoezicht waarin met bijzondere voorwaarden het risico op recidive nog verder kan worden beperkt.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf en/of maatregel zoals door de raadsman is voorgesteld. Een zogenoemd rechterlijk pardon zou geen recht doen aan de ernst van de zaak en de gevolgen voor aangeefster. De straf die de officier van justitie heeft gevorderd, is evenwel te zwaar. De rechtbank is alles afwegend – de ernst van het bewezenverklaarde enerzijds en de omstandigheden dat het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, hij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld en momenteel een geordend leven leidt anderzijds – van oordeel dat een taakstraf van honderdzestig uur waarvan de helft voorwaardelijk, een passende straf is. Als de verdachte de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht, zal hij vervangende hechtenis moeten ondergaan. De voorwaardelijke straf is bedoeld om de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aangezien de verdachte al ruim een jaar onder toezicht van de reclassering staat en hij zich al die tijd voor zover bekend keurig heeft gedragen, zal niet zoals gebruikelijk een proeftijd van twee jaar aan het voorwaardelijke gedeelte van de taakstraf worden verbonden maar wordt een proeftijd van één jaar gesteld.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: belaging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 160 (honderdzestig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 (tachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 80 (tachtig) uren, van deze taakstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 1 (één) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de veroordeelde het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging daarvan niet naar behoren (heeft) verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en D.W. van Putten-de Waard, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 september 2023.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.