Op 27 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Gliwice, Polen. Het EAB, dat dateert van 27 februari 2018, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB aanvankelijk aangehouden om prejudiciële vragen af te wachten, maar hervat op 13 september 2023 in gewijzigde samenstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dit ontslaat haar niet van de verplichting om te beslissen. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de weigeringsgronden van artikel 12 en artikel 9 OLW overwogen, maar heeft geconcludeerd dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is. De opgeëiste persoon heeft uitdrukkelijk aangegeven de vrijheidsstraf in Nederland te willen ondergaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd, maar tegelijkertijd de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland heeft bevolen. Dit is in het belang van de sociale re-integratie van de opgeëiste persoon in Nederland, waar hij al jaren verblijft en werkt. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf bevolen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.