ECLI:NL:RBAMS:2023:6006

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
13/058763-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke veroordeling in Polen

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Wrocław, Polen. Het EAB, dat dateert van 22 februari 2022, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van acht maanden voor het rijden onder invloed van alcohol op 16 juni 2017. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geoordeeld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW). Tijdens de zittingen op 24 augustus en 5 september 2023 is de zaak behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.M. van Ommeren. De rechtbank heeft het verweer van de raadsman verworpen dat het EAB niet genoegzaam zou zijn, en heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de voorwaarden voor een gelijkstellingsverweer. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en staat deze toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/058763-23
Datum uitspraak: 19 september 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 7 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 februari 2022 door
the District Court in Wrocław, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1981,
Verblijfadres: [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 24 augustus 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. C.M. van Ommeren, advocaat in Rotterdam. De opgeëiste persoon is niet verschenen.
De behandeling van de zaak is aangehouden, omdat de opgeëiste persoon niet is aangevoerd.
Zitting 5 september 2023
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 5 september 2023, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.M. van Ommeren en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
valid verdict of the Regional Court in Środa Śląska(Polen) van 18 oktober 2017 (referentienummer: II K 403/17).
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
De vrijheidsstraf is aanvankelijk voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Bij beslissing van 6 februari 2019 is de tenuitvoerlegging van de straf bevolen omdat de opgeëiste persoon niet heeft voldaan aan de voorwaarde van een opgelegde betalingsverplichting. De beslissing tot tenuitvoerlegging van 6 februari 2019 is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd.
3.2
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat het tijdstip waarop het feit zou zijn gepleegd niet is genoemd in het EAB. Daarnaast blijkt uit het EAB niet op welke wijze de opgeëiste persoon op de hoogte is gebracht van de zitting die heeft geleid tot de beslissing tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang.
Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol op 16 juni 2017 in Malczyce (Polen). De rechtbank stelt daarnaast vast dat niet is vereist dat het EAB informatie verstrekt over de procedure omtrent de omzettingsbeslissing. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat deze beslissing niet valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. De rechtbank is dan ook met de officier van justitie van oordeel dat met de omschrijving van het feit aan genoemde vereisten, ook voor wat het tijdstip betreft, is voldaan en het EAB genoegzaam is. De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW in verbinding met artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Gelijkstelling

De raadsman heeft verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om een gelijkstellingsverweer te onderbouwen en hij heeft verzocht om de opgeëiste persoon de in Polen opgelegde straf in Nederland te laten ondergaan. De opgeëiste persoon woont sinds 2019 in Nederland, werkt in Nederland en voelt zich verbonden met Nederland. Bovendien is het voor de opgeëiste persoon gunstig dat de straf in Nederland ten uitvoer wordt gelegd, omdat de in Polen opgelegde straf naar beneden zou worden aangepast, gelet op het verschil in strafmaxima in Nederland en Polen.
De rechtbank wijst het verzoek om een gelijkstellingsverweer te onderbouwen af. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat op geen enkele wijze is gebleken dat de opgeëiste persoon al vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft. De opgeëiste persoon verblijft namelijk pas sinds 2019 in Nederland. Dit brengt met zich mee dat er geen grondslag is voor de overname van de tenuitvoerlegging van de straf zoals bedoeld in artikel 6a OLW.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat – wanneer de opgeëiste persoon zou zijn gelijkgesteld met een Nederlander en de tenuitvoerlegging van de straf zou worden overgenomen – de straf niet naar beneden zou worden aangepast. De opgelegde vrijheidsstraf overschrijdt immers niet het toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaximum.
6. Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Wrocław(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 september 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (