ECLI:NL:RBAMS:2023:5984

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
C/13/731724 FA RK 23/2101
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een zaak betreffende een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2023 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019. De Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam als voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, die kampt met ernstige verslavingsproblematiek, niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. De minderjarige is sinds juli 2021 bij pleegouders geplaatst en ontwikkelt zich goed. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] als hij weer bij de moeder zou wonen. De moeder is vaak onbereikbaar en heeft geen stabiele woon- of verblijfplaats, wat de zorg voor [minderjarige] in gevaar brengt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd en dat de GI als voogd wordt benoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/731724 / FA RK 23/2101
datum uitspraak: 27 september 2023
beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM, hierna te noemen
de Raad, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , hierna te noemen de minderjarige/ [minderjarige] .
[de moeder]
,tijdelijk wonende op een adres van het Leger des Heils, is de moeder.
[de vader]
,-volgens de GI- verblijvende in Zutphen, is de vader.
De rechtbank merkt de moeder en de pleegouders, familie de [naam 1] , wonende te [woonplaats] , als belanghebbenden aan.
De rechtbank merkt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam (verder ook: GI) als informant aan.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 22 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 23 maart 2023;
1.2.
Op 30 augustus 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de advocaat van de moeder, mr. D. Blanckenburg, optredend namens mr. F.R.G. Drenth;
- de pleegouders;
- de heer [naam 2] namens de Raad;
- mevrouw [naam 3] namens de GI.
De moeder is opgeroepen via haar advocaat, maar is niet verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoek namens de moeder om de behandeling aan te houden teneinde de moeder in de gelegenheid te stellen bij de nadere mondelinge behandeling aanwezig te zijn afgewezen, omdat de moeder behoorlijk voor de mondelinge behandeling is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank van 15 januari 2019 is -de toen nog ongeboren- [minderjarige] (voorlopig) onder toezicht gesteld. Bij beschikking van 19 augustus 2020 is [minderjarige] (met spoed) uit huis geplaatst. Deze maatregelen zijn nadien telkens verlengd en lopen tot 15 januari 2024. Sinds juli 2021 woont [minderjarige] bij de pleegouders, familie de [naam 1] .
2.3.
De GI heeft zich bij brief van 23 maart 2023 bereid verklaard om de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [minderjarige] te benoemen.
3.2.
De Raad heeft een rapport met advies uitgebracht gedateerd 13 maart 2023. Hierin komt onder meer het volgende naar voren. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] als [minderjarige] weer bij moeder zou gaan wonen. Moeder kampt met hevige verslavingsproblematiek en verblijft nog in een opvang voor verslaafden. Het is onduidelijk waar zij daarna heen zal gaan. Er is de afgelopen jaren geprobeerd om toe te werken naar een thuisplaatsing, met inzet van intensieve individuele hulp voor moeder, maar het is moeder onvoldoende gelukt deze hulp te accepteren en verandering te brengen in haar situatie. De moeder is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen, doordat zij teveel in beslag wordt genomen door haar eigen verslavingsproblematiek en de afgelopen 2,5 jaar niet voor [minderjarige] heeft gezorgd. Moeder is inmiddels ruim achttien jaar verslaafd en valt onder de categorie ‘veelgebruikers’. Hierdoor is moeder erg ongrijpbaar en onvoorspelbaar, ook in het nakomen van de bezoekmomenten met [minderjarige] . Dit maakt dat de Raad niet de verwachting heeft dat moeder in de toekomst in staat geacht kan worden om voor [minderjarige] te kunnen zorgen. [minderjarige] is gehecht in het pleeggezin en heeft recht op duidelijkheid over zijn perspectief. Met de maatregelen van ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing wordt niet meer gewerkt aan thuisplaatsing. De Raad is van mening dat een gezagsbeëindiging geen strijd oplevert met artikel 8 EVRM en in het belang is van [minderjarige] . Niet alleen is er geen perspectief meer op thuisplaatsing maar ook lukt het moeder niet om haar rol als gezagouder op afstand uit te voeren op een manier die in het belang is van [minderjarige] . Zij is vaak niet bereikbaar, of omdat ze in detentie zit of vanwege haar verslavingsproblematiek.

4.De standpunten ter mondelinge behandeling

4.1.
De Raad heeft bij de mondelinge behandeling onder verwijzing naar voornoemd rapport gepersisteerd bij het verzoek. Gezag gaat over belangrijke beslissingen mogen en ook moeten nemen die aansluiten bij de actuele situatie van een kind. De moeder is onvoldoende in staat om gecontinueerd en voorspelbaar aanwezig te zijn. Zij doet haar best om haar leven op orde te krijgen maar vanwege haar complexe situatie lukt dit haar niet en dit zal haar ook niet gaan lukken binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn. De moeder wil wel invulling geven aan haar gezag, maar het lukt haar niet. Dit heeft gevolgen voor [minderjarige] . Op het moment dat er (spoed)beslissingen genomen moeten worden is het bijna niet mogelijk om contact met de moeder te krijgen. Sinds 2020 is [minderjarige] uit huis geplaatst; de aanvaardbare termijn voor [minderjarige] is bereikt.
4.2.
De advocaat heeft namens de moeder aangevoerd dat zij kennis heeft kunnen nemen van het verzoek. Er is niet veel zicht op haar situatie. De moeder is in periodes moeilijk bereikbaar maar er zijn ook periodes dat ze relatief goed bereikbaar is en het beter met haar gaat. De moeder heeft aangegeven dat zij het goed vindt dat [minderjarige] opgroeit in het pleeggezin en dat er duidelijkheid komt over zijn perspectief. Zij hoopt als moeder op afstand haar rol te kunnen vervullen. Het voelt voor haar te vroeg om over te gaan tot gezagsbeëindiging. Zij wil een stip op de horizon behouden.
4.3.
Pleegouders hebben bij de mondelinge behandeling onder meer verklaard dat het heel moeilijk is voor moeder om omgangsafspraken na te komen, maar dat het in samenwerking met de pleegzorgmedewerker van Levvel toch is gelukt. [minderjarige] weet dat zij zijn moeder is en pleegouders hebben bij [minderjarige] ook geïntroduceerd dat hij een vader heeft. Een aantal maanden geleden heeft [minderjarige] zijn broer leren kennen. Bij pleegouders staat voorop dat [minderjarige] te allen tijde een goed contact kan houden met zijn moeder en wellicht later ook met zijn vader. Het gaat heel goed met [minderjarige] bij pleegouders en hij ontwikkelt zich leeftijdsadequaat. Ook op school gaat het goed. Pleegouders hebben niet de wens om de voogdij over [minderjarige] te krijgen, ook omdat ze nog niet weten hoe de vader van [minderjarige] op pleegouders zal reageren. Pleegouders willen focussen op de ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige] en willen juridische zaken bij pleeg- en jeugdzorg laten. De moeder weet van de zitting af, maar is heel onvoorspelbaar. Zij wil dingen wel, maar kan het vaak niet, dat geldt ook voor de bezoekregeling waaraan veel belmomenten ter herinnering vooraf gaan.
4.4.
De GI heeft aangegeven achter het verzoek van de Raad te staan. Moeder is vaak niet beschikbaar en niet te bereiken, niet uit onwil maar uit onmacht, en heeft te kampen met verslavingsproblematiek. Als de moeder beschikbaar is, heeft ze een goede relatie met [minderjarige] , maar als het minder goed gaat verdwijnt ze uit beeld. Dit is een onderdeel van haar patroon. Er is nog steeds onduidelijkheid over het verblijf van de moeder. Mogelijk wordt haar paspoort niet verlengd of verdwijnt zij in de illegaliteit, waardoor er een risico op het ontstaan van een gezagsvacuüm is. Het is heel belangrijk dat de gezagsmaatregel wordt uitgesproken. De vader verblijft in een behandelcentrum in Zutphen en kan niet veel betekenen. In september is een eerste fysieke contact tussen [minderjarige] en de vader gepland. Het is belangrijk dat een kind contact heeft met zijn biologische ouder(s) voor zover dat mogelijk is.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan. Er is sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] , nu de moeder niet in staat is de opvoeding en verzorging van [minderjarige] op een veilige en stabiele wijze vorm te geven. Genoegzaam is gebleken dat bij de moeder sprake is van een dusdanige persoonlijke problematiek dat zij emotioneel, noch fysiek op een adequate wijze beschikbaar kan zijn voor [minderjarige] . Er is niet zozeer sprake van onwil bij de moeder maar van onmacht. De moeder is niet in staat (geweest) om [minderjarige] rust en stabiliteit te geven die hij nodig heeft voor zijn ontwikkeling. [minderjarige] is met een spoedmachtiging uit huis geplaatst toen hij achttien maanden oud was omdat de moeder bleek te zijn teruggevallen in drugsgebruik. De verslavingsproblematiek van de moeder blijft op de voorgrond staan en zij is onmachtig om invulling te geven aan het gezag. De moeder is, als het minder met haar gaat, vaak uit beeld. Naarmate [minderjarige] ouder wordt, zal hij hier steeds meer last van krijgen omdat hierdoor geen gezagsbeslissingen genomen kunnen worden. Ook heeft de moeder geen vaste woon- en verblijfplaats en de kans is aanwezig dat zij in de illegaliteit terecht komt en geheel uit beeld raakt. De vader is sinds kort in beeld maar kan vanwege zijn persoonlijke problematiek geen rol van betekenis in het leven van [minderjarige] spelen. Voor beide ouders geldt dat zij een detentieverleden hebben en dat er van verslavingsproblematiek sprake is. [minderjarige] groeit goed en veilig op bij pleegouders. Pleegouders zetten zich in om de omgangsmomenten tussen [minderjarige] en de moeder door te laten gaan, ondanks de problemen die hiermee samen gaan, nu de moeder vaak uit beeld is en heel veel moeite heeft om afspraken na te komen. Daarvoor verdienen pleegouders een compliment. Het is belangrijk dat het contact tussen haar en [minderjarige] , dat als liefdevol wordt gezien, in stand blijft, voor zover de moeder hiertoe in staat is en blijft. De moeder zal altijd moeder van [minderjarige] blijven, maar haar rol als moeder zal anders worden ingevuld.
5.3.
Ook de aanvaardbare termijn is naar het oordeel van de rechtbank verstreken. Al voor zijn geboorte is [minderjarige] uit huis geplaatst en sinds juli 2021 verblijft hij bij pleegouders, waar hij goed gehecht is. Hij ontwikkelt zich positief en leeftijdsadequaat. Voor de ontwikkeling van [minderjarige] is het belangrijk dat hij duidelijkheid krijgt over waar hij tot zijn meerderjarigheid zal opgroeien en wie de belangrijke beslissingen over hem zal nemen. De advocaat van de moeder heeft bij de mondelinge behandeling aangegeven dat de moeder zich er niet tegen verzet dat [minderjarige] opgroeit in het pleeggezin. Wel verzet zij zich tegen een gezagsbeëindiging. De rechtbank acht de moeder echter niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen en gezag- beslissingen in het belang van [minderjarige] te nemen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande en met inachtneming van de omstandigheden van dit geval, het in het belang van [minderjarige] is dat het verzoek van de Raad wordt toegewezen en het gezag van de moeder wordt beëindigd.
5.4.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezags-voorziening over de [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hem te benoemen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.

6.De beslissing

6.1.
De rechtbank:
-beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder] over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ;
-benoemt tot voogd over
[minderjarige]de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam;
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Rozemeijer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J. Kloosterhuis en mr. P.R. de Geus, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman als griffier op 27 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Amsterdam