ECLI:NL:RBAMS:2023:5982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
C/13/735364 FA RK 23/3993
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over minderjarigen door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2023 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat zij niet in staat is om op een verantwoorde manier invulling te geven aan haar gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen, aangezien de moeder geen contact met hen wil en onvoorspelbaar gedrag vertoont. De vader van de kinderen biedt een stabiele en veilige opvoedsituatie en is bereid om de verantwoordelijkheid voor het gezag alleen te dragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag bij de vader komt te liggen, omdat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat de vader de moeder op de hoogte moet houden van belangrijke beslissingen met betrekking tot de kinderen, maar dat hij de uiteindelijke beslissingen zal nemen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/735364 / FA RK 23/3993
datum mondelinge uitspraak: 30 augustus 2023
beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM, hierna te noemen
de Raad, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
gezamenlijk ook te noemen de minderjarigen/de kinderen.
[de moeder] ,wonende te [woonplaats] , is de moeder.
[de vader] ,wonende te [woonplaats] , is de vader.
De rechtbank merkt de ouders en de minderjarigen als belanghebbenden aan.
De rechtbank merkt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Amsterdam, gevestigd te Amsterdam (verder ook: GI) als informant aan.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 31 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 31 mei 2023;
1.2.
Op 30 augustus 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader,
- de heer [naam 1] namens de Raad;
- mevrouw [naam 2] namens de GI.
Wel opgeroepen, maar niet verschenen, is de moeder.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 januari 2019 is het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vastgesteld bij de moeder. Bij beschikking van de rechtbank van 14 oktober 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld, In november 2020 heeft [minderjarige 1] ervoor gekozen bij de vader te gaan wonen. [minderjarige 2] is bij de moeder blijven wonen. De ondertoezichtstelling is telkens verlengd en loopt tot 14 oktober 2023. Bij beschikking van deze rechtbank van 11 maart 2021 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de met het gezag belaste vader. De uithuisplaatsing is telkens verlengd, voor het laatst tot 14 oktober 2023.

3.Het verzoek van de Raad

3.1.
De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen, waardoor de vader van rechtswege alleen belast zal zijn met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.2.
De Raad heeft een rapport met advies uitgebracht gedateerd 15 mei 2023. Hierin komt onder meer het volgende naar voren. Door het niet aangaan van contact met de kinderen en het geen juiste invulling geven aan het gezag door moeder is sprake van een zodanig ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat het beëindigen van haar gezag noodzakelijk is. De moeder kan haar gezag niet invullen zoals bedoeld bij wet, waardoor haar gezag een schadelijk effect heeft op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het is de moeder in de afgelopen jaren niet gelukt om te handelen in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . De moeder staat afwijzend tegenover de hulpverlening. Zij houdt alle (gezags-)beslissingen tegen waardoor telkens naar de rechtbank moet worden gegaan. Het persoonlijk/psychisch functioneren van moeder roept vragen op onder andere door het soms onvoorspelbare handelen, waarbij zij wisselende stemmingen laat zien en zij zich heel beperkt lijkt te kunnen verplaatsen in de kinderen. De moeder kan afwijzend richting de kinderen zijn en de plotselinge stemmingswisselingen komen tot uiting in woedeaanvallen. De moeder heeft geweigerd om zich te laten onderzoeken of in gesprek te gaan over haar gedrag en zij legt de oorzaak van de situatie buiten zichzelf of bij de vader neer. Het lukt de moeder niet om naar het belang van de kinderen te kijken. Er wordt bij moeder geen perspectief tot verandering gezien in die zin dat zij hulpverlening zal gaan aanvaarden om tot contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te komen. Er zijn geen mogelijkheden gevonden om tot een zorg- of omgangsregeling te komen in de afgelopen jaren. De moeder is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te dragen binnen een voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvaardbaar te achten termijn. Er wordt gezien dat de vader de kinderen een stabiele en veilige opvoedsituatie biedt. De huidige opvoedomgeving komt tegemoet aan wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig hebben. De therapie die [minderjarige 2] en [minderjarige 1] volgen helpt hen om te gaan met de situatie dat zij een moeder hebben maar er geen contact is. De vader geeft ruimte aan de kinderen voor contact met moeder. Om vast te houden wat er is opgebouwd in het wonen bij vader, moet de strijd in de uitoefening van het ouderschap, wat met name zichtbaar wordt bij het nemen van besluiten, stoppen. Beëindiging van het gezag bij moeder zal voor duidelijkheid, rust en stabiliteit zorgen in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

4.De standpunten ter mondelinge behandeling

4.1.
De Raad heeft bij de mondelinge behandeling onder verwijzing naar voornoemd rapport, gepersisteerd bij het verzoek. De moeder is onvoldoende in staat om stabiel en voorspelbaar beslissingen te nemen die daadwerkelijk aansluiten bij wat de kinderen nodig hebben. De kinderen hebben stabiliteit en voorspelbaarheid nodig in een situatie die al heel lang voortduurt. De Raad heeft er, ondanks dat de vader de samenwerking met de moeder wil blijven zoeken, geen vertrouwen meer in dat het ouders zal lukken om het gezag samen in te vullen. Het is in het belang van de kinderen dat het gezag bij de vader komt te liggen. De vader is prima in staat het gezag in te vullen en stelt het belang van de kinderen voorop.
De vader kan de moeder bij belangrijke beslissingen blijven betrekken en de moeder heeft er recht op om geïnformeerd te worden over de kinderen, maar wat de Raad betreft komt de verantwoordelijkheid voor het nemen van beslissingen bij de vader te liggen.
4.2.
De GI heeft bij de mondelinge behandeling onder meer verklaard achter het verzoek van de Raad te staan. De moeder is steeds afwijzend in het accepteren van hulp waardoor de samenwerking niet van de grond komt. De moeder geeft geen toestemming of reageert niet op verzoeken tot het geven van toestemming betreffende zaken die de kinderen aangaan zoals therapie, vakanties, paspoort en schoolwisselingen. Door de tijd heen zal dit blijven voorkomen. Dit leidt ertoe dat er telkens rechtszaken moeten worden gestart of dat er andere beslissingen moeten worden genomen. De kinderen hebben hier last van en zullen hier, naarmate zij ouder worden, steeds meer last van krijgen. De GI ziet geen stappen of stijgende lijn bij de moeder en ziet niet dat de moeder de situatie en het feit dat de kinderen zullen opgroeien bij de vader, zal accepteren. Als er niets veranderd blijft de strijd en de onrust aanwezig. De vader is goed in staat om het gezag alleen te dragen, aldus de GI.
4.3.
De vader heeft bij de mondelinge behandeling onder meer verklaard dat hij de ongemakken van het gezamenlijk gezag ziet. In januari jl. werd hij hiermee nog geconfronteerd toen hij een vliegreis met de kinderen wilde maken en geen vervangende toestemming had gevraagd. Dit zorgde voor veel stress. Enerzijds wil de vader deze ongemakken voorkomen, anderzijds kan hij zich voorstellen dat gezagsbeëindiging voor de moeder moet voelen als een ontzettende afwijzing van haar moederschap, wat misschien bij de moeder voor nog meer afwijzing van de kinderen zal zorgen. Er is op dit moment geen contact tussen de moeder en de kinderen. De moeder staat altijd afwijzend tegenover beslissingen die de vader wil nemen. Als dit ook geldt voor bijvoorbeeld een spoed-ziekenhuisopname van een van de kinderen, is dat heel vervelend en niet in het belang van de kinderen. De vader geeft aan dat deze situatie niet zal veranderen. De vader zou het liefst de communicatie met de moeder zo open mogelijk houden en haar betrekken bij beslissingen, maar als hij contact met de moeder zoekt, werkt dit iedere keer als een rode lap op een stier. De vader laat de beslissing over het verzoek van de Raad aan de rechtbank.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan. Er is sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , nu de moeder niet in staat is om een juiste invulling te geven aan het gezag en geen contact met de kinderen wil. De moeder laat zeer onvoorspelbaar gedrag zien, met extreem wisselende stemmingen en geeft geen (emotionele) toestemming aan de kinderen om bij de vader op te groeien. Deze situatie speelt al lange tijd en er wordt geen perspectief op verbetering gezien. De moeder blijft afwijzend richting de hulpverlening en er zijn geen mogelijkheden gevonden om tot een zorgregeling met de kinderen te komen. Gezamenlijk gezag leidt -in de praktijk- tot problemen wat zijn weerslag op de kinderen heeft. De moeder houdt continu beslissingen -die in het belang van de kinderen worden geacht- tegen, waardoor er -telkens- juridische procedures gestart moeten worden, wat een stagnerend effect heeft op beslissingen die -soms- dringend genomen moeten worden. Dit is strijdig met de belangen van de kinderen en zorgt voor onduidelijkheid, onzekerheid en stress. Het gezag van de moeder heeft hierdoor een schadelijk effect op de kinderen. Omdat deze situatie niet zal veranderen, zullen de kinderen naarmate zij ouder worden, hier steeds meer last van krijgen en zullen zij zich steeds meer realiseren dat de oorzaak van de stagnatie bij de moeder ligt. Dit is niet goed voor het beeld dat zij van de moeder hebben, dat al kwetsbaar is. Daarnaast hebben de kinderen, ondanks dat de vader zijn best om de kinderen hier buiten te houden, er last van dat er telkens een rechtszaak nodig is, ook in verband met verlengingsverzoeken terzake de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. Voor de rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, duidelijk dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen en gezagsbeslissingen in het belang van de kinderen te nemen.
5.3.
Ook is de aanvaardbare termijn naar het oordeel van de rechtbank verstreken. [minderjarige 1] woont sinds november 2020 bij de vader en [minderjarige 2] sinds 11 maart 2020, en het gaat goed met hen. De vader biedt de kinderen een veilige opvoedsituatie en geeft ruimte voor contact met de moeder. Het is verdrietig voor de kinderen dat de moeder dit contact afhoudt. Er is geen perspectief op verandering bij de moeder, in die zin dat ze mee zal gaan werken aan de hulpverlening om tot contact met de kinderen te komen. De vader heeft bij de mondelinge behandeling duidelijk aangegeven dat hij het liefst in samenspraak met de moeder beslissingen wil nemen over de kinderen en de communicatie zo open mogelijk wil houden, maar anderzijds ziet en ervaart hij ook de ongemakken van het gezamenlijk gezag.
Voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is het belangrijk dat zij duidelijkheid krijgen over wie de belangrijke beslissingen over hen zal nemen. De kinderen zijn gebaat bij rust, duidelijkheid en stabiliteit en dat krijgen zij bij de vader. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande en met inachtneming van de omstandigheden van dit geval, het verzoek van de Raad moet worden toegewezen en het gezag van de moeder dient te worden beëindigd.
5.4.
De rechtbank merkt nog op dat het de vader uiteraard vrij staat om met de moeder te communiceren over beslissingen over de kinderen. De moeder heeft ook het recht om daarover en over de verdere ontwikkelingen van de kinderen geïnformeerd te worden. De vader zal echter degene zijn die de beslissingen daadwerkelijk neemt en de verantwoordelijkheid daarvoor draagt.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

6.1.
De rechtbank:
-beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder] over
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] ,
en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] ;
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Rozemeijer, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J. Kloosterhuis en mr. P.R. de Geus, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman als griffier op 30 augustus 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 september 2023
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Amsterdam