ECLI:NL:RBAMS:2023:5952

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
13/147498-23 (A), 03/105950-23 (B) en 05/113961-23 (C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal van een loktelefoon, lokaalvredebreuk en belediging van een ambtenaar in functie met afwijzing van de vordering tot oplegging van een ISD-maatregel

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een loktelefoon, lokaalvredebreuk en belediging van een ambtenaar in functie. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A, B en C, gevoegd behandeld. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van het wegnemen van een loktelefoon van de Nationale Politie op 16 juni 2023 in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voldoende was om de diefstal te bewijzen, ondanks de verdediging van de verdachte dat de telefoon mogelijk uit de tas van het slachtoffer was gevallen. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van lokaalvredebreuk in het Outlet Center in Roermond, waar hij zonder toestemming was binnengedrongen. De rechtbank oordeelde dat ook dit feit bewezen was. In zaak C werd de verdachte beschuldigd van belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar op 3 mei 2023 in Arnhem. De rechtbank vond het bewijs voor deze belediging overtuigend, maar sprak de verdachte vrij van de belediging van een andere ambtenaar. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot oplegging van een ISD-maatregel afgewezen, maar heeft de verdachte wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten, maar ook met zijn jonge leeftijd en de omstandigheden van zijn verblijf in Nederland.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/147498-23 (A), 03/105950-23 (B) en 05/113961-23 (C) (gevoegd op de zitting)
Parketnummer vordering tul: 13/110588-22
Datum uitspraak: 22 september 2023
Promis vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1999,
verblijvende op het adres [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van
8 september 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk
zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.L. Vermeulen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.C. Kanhai naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank [reclasseringwerkster] , reclasseringswerkster bij het
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, op de zitting gehoord.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij:
zaak A
op of omstreeks 16 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (lok-)telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak B
op of omstreeks 23 april 2023 te Roermond in het besloten lokaal Outlet Center Roermond, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 05-08-2022 schriftelijk de toegang tot het outletcenter ontzegd voor de duur van 1 jaar;
zaak C
op of omstreeks 3 mei 2023 te Arnhem opzettelijk (een) buitengewoon opsporingsambtena(a)r(en), te weten [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en/of [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door een middelvinger aan die [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] en/of [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] te tonen en/of (daarbij) hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "racist" en/of "zebi" en/of "fuck you", althans gedragingen en/of woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunten op de zitting
De officier van justitie vindt dat de feiten in zaak A, zaak B en zaak C kunnen worden bewezen, afgezien van de belediging van buitengewoon opsporingsambtenaar [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] (zaak C).
De raadsvrouw vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal in zaak A, omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet kan worden bewezen. Ten aanzien van de feiten in zaak B en zaak C is geen bewijsverweer gevoerd.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
Zaak A
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op 16 juni 2023 op het Centraal Station in Amsterdam een zogeheten ‘loktelefoon’ van de Nationale Politie heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte de telefoon van aangeefster in zijn handen heeft gehad, maar dat het bewijs ontbreekt dat verdachte enige wegnemingshandeling heeft verricht. Dit laat de mogelijkheid open dat de telefoon bij het instappen van de trein uit de tas van aangeefster is gevallen.
Verdachte heeft in eerste instantie bij de politie verklaard dat de telefoon van aangeefster op de grond was gevallen en dat hij deze heeft opgeraapt. Bij de rechter-commissaris en op de zitting heeft verdachte, nadat hij de beschikking had over het dossier, verklaard dat de telefoon dreigde te vallen en dat hij deze in een reflex heeft opgevangen. Verbalisant [verbalisant 1] , tevens aangeefster, heeft echter verklaard dat de telefoon slechts enkele centimeters zichtbaar was en op geen enkele manier uit de tas kon vallen, terwijl zij bovendien – nadat verdachte tegen haar was aangebotst – niets op de grond heeft horen vallen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij zag dat verdachte heel dicht achter aangeefster liep, dat zijn hand richting haar tas bewoog en dat hij iets vastpakte. Gelet op de waarnemingen van de verbalisanten en de wisselende verklaringen van verdachte over de wijze waarop hij de telefoon in zijn bezit heeft gekregen, zal de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte als onaannemelijk terzijde schuiven. De suggestie van de verdediging dat de telefoon van aangeefster uit haar tas kan zijn gevallen, vindt verder geen steun in het dossier. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de telefoon van aangeefster uit haar tas heeft weggenomen. Het door de verbalisanten waargenomen zakkenrollersgedrag van verdachte dat daaraan vooraf is gegaan, in het bijzonder de wijze waarop overleg heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [persoon] , vindt de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm dusdanig gericht op het wederrechtelijk toe-eigenen van de telefoon, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het oogmerk daartoe heeft gehad.
Zaak B
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich op 23 april 2023 heeft schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk in het Outlet Center in Roermond. Gelet op het standpunt van de officier van justitie, de bekennende verklaring van verdachte op de zitting en omdat de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, kan worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen.
Zaak C
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op 3 mei 2023 in Arnhem [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] heeft beledigd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van diens bediening, door de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) uit te schelden en zijn middelvinger naar de boa op te steken.
Verdachte heeft op de zitting ontkend dat hij de boa heeft beledigd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij niet weet wat de tenlastegelegde bewoordingen betekenen en dat hij de verschillende talen waarin deze zijn geuit niet machtig is. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat zij geen enkele reden heeft om aan de juistheid en betrouwbaarheid van het op ambtseed-/belofte opgemaakte proces-verbaal van de verbalisanten te twijfelen.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de uitlatingen van verdachte ook expliciet waren gericht tegen boa [buitengewoon opsporingsambtenaar 2] , zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt – op grond van de in de
bijlageopgenomen bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte:
zaak A
op 16 juni 2023 te Amsterdam een loktelefoon, toebehorende aan de Nationale Politie, heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak B
op 23 april 2023 te Roermond in het besloten lokaal Outlet Center Roermond wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem met ingang van 05-08-2022 schriftelijk de toegang tot het outletcenter ontzegd voor de duur van 1 jaar;
zaak C
op 3 mei 2023 te Arnhem opzettelijk een buitengewoon opsporingsambtenaar, te weten
[buitengewoon opsporingsambtenaar 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, (mondeling) heeft beledigd, door een middelvinger aan die [buitengewoon opsporingsambtenaar 1] te tonen en hem/haar de woorden toe te voegen: “racist” en “zebi” en “fuck you”.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van het voorarrest
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het opleggen van een ISD-maatregel niet passend is. Primair heeft zij verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Subsidiair is verzocht de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen, zonder daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen. Meer subsidiair is verzocht de duur van de
ISD-maatregel te beperken tot één jaar, met aftrek van het voorarrest.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde diefstal, lokaalvredebreuk en belediging, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten en recidive
Verdachte heeft zich in zaak A schuldig gemaakt aan zakkenrollerij door een telefoon uit een tas weg te nemen. Zakkenrollerij kan bij de slachtoffers veel schade en hinder veroorzaken. Dat de telefoon in dit geval een zogeheten ‘loktelefoon’ van de politie betrof, zodat er niet daadwerkelijk schade is geleden, neemt niet weg dat verdachte, onwetend van het feit dat het een loktelefoon betrof, zich kennelijk niet heeft bekommerd om de eventuele gevolgen voor het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte in zaak B het Outlet Center in Roermond betreden, terwijl hem de toegang daartoe was ontzegd. Die ontzegging was aan de verdachte opgelegd omdat hij zich eerder schuldig had gemaakt aan een winkeldiefstal in het winkelcentrum. Door het verbod te negeren heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk, een hinderlijk feit.
Ten slotte heeft verdachte zich in zaak C schuldig gemaakt aan het beledigen van een boa, door de boa meerdere malen zeer grof uit te schelden en zijn middelvinger naar de boa op te steken. Boa’s behoren hun werkzaamheden met een publieke functie te kunnen verrichten zonder daarbij te worden uitgescholden. Verdachte heeft met zijn handelen de boa in de goede eer en naam aangetast, temeer nu hierbij omstanders aanwezig waren.
Uit het strafblad van verdachte van 8 augustus 2023 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor diefstal, waaronder zakkenrollerij, en het beledigen van ambtenaren in functie. Verdachte heeft hiervoor al verschillende gevangenisstraffen opgelegd gekregen en uitgezeten. Bovendien liep hij in een proeftijd van een eerdere veroordeling. Dit alles heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw soortgelijke feiten te plegen.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft het rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 10 augustus 2023, opgemaakt door [reclasseringwerkster] , gelezen. Dit advies houdt – kort gezegd – in dat sprake is van een patroon in vermogensdelicten en dat verdachte deze delicten pleegt om te kunnen overleven. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte staat inmiddels geregistreerd als veelpleger en voldoet aan de harde ISD-criteria. Verdachte verblijft sinds twee jaar in Nederland en zijn asielaanvraag is eerder dit jaar afgewezen. De reclassering ziet geen aanwijzingen voor psychopathologie en/of middelenproblematiek. Vanwege de verblijfsstatus van verdachte worden geen aanknopingspunten gezien voor een reclasseringstraject. Aangezien verdachte niet terug wil keren naar zijn land van herkomst, [land van herkomst] , kan geen uitvoering worden gegeven aan interventies gericht op repatriëring. Ook kan verdachte geen aanspraak maken op sociale voorzieningen en een adequaat hulpverleningsaanbod in Nederland ter voorkoming van recidive. Gelet hierop is voldaan aan de zachte ISD-criteria. Verdachte wil nu, vanwege de mogelijkheid dat aan hem een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd, Nederland voorgoed verlaten. Omdat verdachte nog jong is, nog geen twee jaar in Nederland verblijft, ruim één jaar delicten pleegt en de oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel hem lijkt af te schrikken, wil de reclassering verdachte de kans geven om – na eventuele veroordeling en/of vrijlating uit detentie – Nederland vrijwillig te verlaten. Mocht verdachte in Nederland blijven en recidiveren, dan is oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel onvermijdelijk. Gelet op al het voorgaande adviseert de reclassering een (gevangenis)straf op te leggen, zonder daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de door verdachte gepleegde diefstal (zaak A) aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezenverklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte van
8 augustus 2023 blijkt dat hij gedurende de vijf jaar voorafgaand aan de diefstal op
16 juni 2023 meer dan drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde diefstal is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de
“Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, tegen wie over een periode van vijf jaar processen-verbaal zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank vindt ook dat de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gelet op de ernst en het aantal door verdachte begane delicten. De rechtbank constateert dat verdachte dakloos is en geen dagbesteding en inkomen heeft. Hij komt door zijn illegale verblijfsstatus in Nederland niet in aanmerking voor sociale voorzieningen, waardoor de problematiek van verdachte zich niet laat behandelen in een drangkader. De rechtbank stelt daarmee vast dat aan alle voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan.
De rechtbank ziet echter in het reclasseringsadvies aanleiding om, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, geen ISD-maatregel op te leggen aan verdachte. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat hij nog geen twee jaar in Nederland zou verblijven en het gegeven dat de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel hem lijkt af te schrikken, vindt de rechtbank dat verdachte een kans moet krijgen om Nederland vrijwillig te verlaten, zoals hij zelf op de zitting heeft verzocht.
De rechtbank acht, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de recidive, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
100 (honderd) dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank heeft voor zaak A aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor zakkenrollerij.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank beveelt de opheffing van de voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij vonnis van 6 mei 2022 van de politierechter van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 13/110588-22 is verdachte ter zake van winkeldiefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien dagen, waarvan zeven dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 21 mei 2022.
De bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van genoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, verwijtbaar niet nageleefd. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de vordering toe te wijzen, mede gelet op het feit dat verdachte zich in zaak A opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk feit.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen, opgelegd bij voormeld vonnis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 138, 266, 267 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, zaak B en zaak C tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is
bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
zaak A
diefstal;
zaak B
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
zaak C
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 100 (honderd) dagenen beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het vonnis van 6 mei 2022 in de zaak met parketnummer 13/110588-22, namelijk een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) dagen.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Tal, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 22 september 2023.
[...]

3.[...][...]

4.[...][...]