ECLI:NL:RBAMS:2023:5948

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
C/13/738404 / KG ZA 23-769 EAM/LO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de directie van Pakhuis de Zwijger en publicatieverbod rapport werkcultuur

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en de Stichting Pakhuis de Zwijger en Zalen Pakhuis de Zwijger B.V. De eisers vorderden onder andere de opheffing van de schorsing van [eiser 1] als statutair bestuurder en een publicatieverbod van een rapport over de werkcultuur bij Pakhuis de Zwijger. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen de directie en de Raad van Toezicht (RvT), die al jarenlang een structureel probleem constateerde tussen een substantieel aantal medewerkers en de directie. De RvT had niet onzorgvuldig of onrechtmatig gehandeld door de schorsing van de directie in stand te houden. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en de RvT kreeg de ruimte om de rapportage van Berenschot aan medewerkers ter inzage te geven onder strikte voorwaarden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de situatie niet opgelost was en dat er een evaluatie van de organisatie nodig was, waarbij de mogelijkheid van een 'zachte landing' voor de directie werd genoemd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/738404 / KG ZA 23-769 EAM/LO
Vonnis in kort geding van 25 september 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 25 augustus 2023,
advocaat mr. M.C.J. van den Brekel te Rotterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING PAKHUIS DE ZWIJGER,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZALEN PAKHUIS DE ZWIJGER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. van Woudenberg te Amsterdam.
Eisers zullen hierna [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd, en gedaagden zullen worden aangeduid als de Stichting en Zalen, en gezamenlijk (in enkelvoud) Pakhuis de Zwijger worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 11 september 2023 hebben [eiser 1] en [eiser 2] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Pakhuis de Zwijger heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig: [eiser 1] en [eiser 2] met mr. Van den Brekel, en aan de kant van Pakhuis de Zwijger: [naam 1] , interim-directeur, [naam 2] , voorzitter van de Raad van Toezicht (RvT), [naam 3] en [naam 4] , leden van de RvT, met mr. Van Woudenberg en mr. J. van Hulst.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Pakhuis de Zwijger is een maatschappelijk-cultureel podium en een platform voor stedelijke- en sociale ontwikkelingen. Jaarlijks vinden er ongeveer 600 gratis toegankelijke avondprogramma’s plaats. Om die te bekostigen worden overdag zalen commercieel verhuurd (met catering) en wordt er een café-restaurant geëxploiteerd.
2.2.
De Stichting is 100% aandeelhouder van Zalen en van Pakhuis de Zwijger Horeca Exploitatie B.V.
2.3.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben Pakhuis de Zwijger opgezet en deels gefinancierd (vanuit andere vennootschappen van [eiser 1] ). Ook hebben zij Pakhuis de Zwijger jarenlang gerund; [eiser 1] als directeur (sinds 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst met de Stichting) en [eiser 2] in eerste instantie als Hoofd Zaalreserveringen en later als adjunct-directeur (sinds 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst met Zalen). [eiser 1] en [eiser 2] zijn echtgenoten.
2.4.
In 2019 is de directie een zogenoemd Code of Conduct-traject gestart, met als doel het komen tot een veilig podium en een veilige werkplek. Daarbij was [naam 5] ingeschakeld als ‘diversvaardigheidsadviseur’. In het kader daarvan hebben bijeenkomsten plaatsgevonden met [eiser 1] , [eiser 2] en de medewerkers. [naam 5] heeft na enige voorbereidende gesprekken met medewerkers laten weten niet te kunnen starten met diversvaardigheidstrainingen omdat hij in de voorbereiding problemen heeft geconstateerd die
“een daadwerkelijk veilige, inclusieve en open werkcultuur beletten.”, zo blijkt uit een rapportage uit 2020. [passage uit vertrouwelijk rapport] [naam 5] heeft deze conclusie in een gesprek gedeeld met (in ieder geval) [eiser 2] , die daardoor overvallen was en [naam 5] heeft gevraagd waarom hij buiten de opdracht was getreden. [naam 5] heeft daarna de opdracht neergelegd, al dan niet op verzoek van [eiser 2] , maar heeft nog wel een Code of Conduct opgesteld. Kort daarna brak Covid uit en heeft dit traject enige tijd stilgelegen.
2.5.
In december 2022 hebben [eiser 1] en [eiser 2] van oud-medewerkers begrepen dat dagblad Het Parool bezig was met een artikel over grensoverschrijdend gedrag van [eiser 1] . [eiser 1] en [eiser 2] hebben daarover contact gehad met de RvT en gezamenlijk besloten hoe zij daarover zouden communiceren met medewerkers en journalisten.
2.6.
Op 16 februari 2023 zijn [eiser 1] en [eiser 2] in aanwezigheid van [naam 2] (RvT voorzitter) geïnterviewd door twee journalisten van Het Parool.
2.7.
Op 1 maart 2023 hebben [eiser 1] en [eiser 2] van Het Parool de citaten uit hun interview ontvangen die in het artikel zouden verschijnen. Zij hebben daarop gereageerd en onjuistheden aangepast. Ook die aanpassingen zijn in samenspraak met het RvT gedaan.
2.8.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben met de RvT besproken wat er moest gebeuren na het verschijnen van het artikel. Zij hebben aangeboden tijdelijk terug te treden om de RvT de ruimte te bieden de situatie intern te onderzoeken en met de medewerkers te spreken naar aanleiding van het artikel. Zij hebben samen met de RvT een tekst opgesteld met deze boodschap, om op de website van Pakhuis de Zwijger te publiceren.
2.9.
Op 4 maart 2023 is het bewuste artikel, met de titel
“Directie treedt terug om angstcultuur bij ‘inclusieve en veilige’ debatcentrum Pakhuis de Zwijger, personeel moest soms ‘kokhalzen’”, in Het Parool verschenen. Het Parool heeft gesproken met 33 oud-werknemers van Pakhuis de Zwijger en heeft het artikel zelf als volgt samengevat:
“In het kort- Het Amsterdamse debatcentrum Pakhuis de Zwijger manifesteert zich als ‘inclusief en veilig’, maar op de werkvloer heerst een angstcultuur, zeggen oud-medewerkers tegen
Het Parool.
- Directeur [eiser 1] gaat zich te buiten aan schreeuwpartijen en woede-uitbarstingen, aldus oud-medewerkers. Ze durfden jarenlang niet te klagen bij de interne vertrouwenspersoon, een functie die tot voor kort werd bekleed door de echtgenote van [eiser 1] .
- [eiser 1] herkent zich niet in de aantijgingen: ‘In mijn beleving waren mijn reacties nooit op een persoon gericht.’”
2.10.
Op 6 maart 2023 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden tussen de RvT en ongeveer 60 à 70 medewerkers van Pakhuis de Zwijger, waar is gesproken over het Parool-artikel en de situatie bij Pakhuis de Zwijger.
2.11.
Op 8 maart 2023 heeft de RvT aan [eiser 1] en [eiser 2] laten weten dat er geen draagvlak was voor hun terugkeer. De RvT heeft voorgesteld dat [eiser 1] en [eiser 2] de eer aan zichzelf zouden houden en zelf zouden opstappen, waarbij er geen extern onderzoek zou hoeven worden uitgevoerd. De RvT heeft [eiser 1] en [eiser 2] tot 13 maart 2023 de tijd gegeven om hierover na te denken.
2.12.
In een gesprek op 13 maart 2023 met de RvT hebben [eiser 1] en [eiser 2] laten weten dat zij terug wilden keren zodra de eerste emotie zou zijn gezakt en zij hebben de RvT gevraagd om daarbij te helpen. De RvT heeft laten weten dat dat geen optie was. Ook is gesproken over het benoemen van een tijdelijke leidinggevende voor de dagelijkse gang van zaken.
2.13.
De RvT heeft [eiser 1] gevraagd een mandaat te geven voor het benoemen van een tijdelijke directeur-bestuurder. [eiser 1] heeft geantwoord dat niet te willen doen zonder dat er duidelijkheid zou komen over zijn positie. In de mailwisseling daarover tussen [eiser 1] en [eiser 2] , schrijft [naam 2] in een e-mail van 21 maart 2023 onder meer het volgende.
“(…)
In de aanloop naar het Parool-artikel van 4 maart spraken we over mogelijke inhoud en consequenties van dat artikel. Wij dachten toen nog dat het mee kon vallen en dat we daar samen doorheen zouden kunnen komen. Het artikel van vele pagina’s was echter vele malen erger dan wij hadden verwacht op grond van de voorgesprekken met jou. (…)
Wij zijn de afgelopen twee weken dagelijks in het Pakhuis geweest met 1 of meer RvT-leden en hebben een eerste onderzoek gedaan onder de meest relevante stakeholders. Dat is ons niet meegevallen, zoals we je al eerder hebben medegedeeld:
medewerkers die veel met jou hebben gewerkt, bevestigden dat alles wat in het artikel staat waar is en een aantal gaf aan dit zelf ook mee te hebben gemaakt en het aan den lijve te hebben ondervonden. Ze gaven ook aan dat er weliswaar enige verbetering was in de situatie, mede vanwege jouw afwezigheid vanwege ziekte en na interne gesprekken, maar dat er nog steeds geen sprake was van een veilige werkomgeving. We zijn geschrokken van wat we hoorden van een belangrijk deel van de medewerkers. (…)
We menen dat jouw terugkomst het voortbestaan van Pakhuis serieus in gevaar zou brengen, vanwege zich terugtrekkende cruciale financiers.
Op basis van wat wij hebben gehoord en gelezen menen ze dat het voor het voortbestaan van Pakhuis niet verstandig is als je terug keert. Het logische gevolg hiervan zou zijn dat we je formeel schorsen en vervolgens hetzij je ontslaan, hetzij met wederzijdse instemming uit elkaar gaan. Dat is heel hard en niet wat we hadden gehoopt zo vlak voor je zou stoppen, maar wel wat wij op dit moment concluderen vanuit onze functie om het voortbestaan van het Pakhuis mogelijk te maken. Terugkeren is niet in het belang van Pakhuis en een belangrijk aantal van de medewerkers.
Je verwijt ons dat je geen contact kunt hebben met de medewerkers. Wij hebben dat niet verboden, maar het ligt wel gevoelig. Misschien dat je toch nog onderschat wat het effect van je gedrag is op mensen en hoe lang dat doorwerkt. (…)
We kregen signalen over de angstcultuur binnen Pakhuis de Zwijger die dermate concreet en ernstig zijn dat wij dit absoluut niet kunnen negeren. (…)
Of we het nu met een extern onderzoek doen, of in een prettiger scenario waarin we zo goed mogelijk afscheid nemen van jou als bestuurder, 1,5 jaar eerder dan wij allemaal hadden gewenst, het feit blijft dat wij nu de honneurs moeten waarnemen. (…)
Volgens de Statuten kan de RvT maar 1 ding doen en dat is jou schorsen. In de huidige situatie kunnen als RvT geen enkele rechtshandeling verrichten en (…) Dit is voor ons onwerkbaar.
We kunnen en zullen wel op grond van andere wettelijke grondslagen een interim bestuurder aan moeten stellen. We hebben iemand nodig die het Pakhuis leidt en dat kunnen wij niet blijven doen naast onze banen.
(…)
2.14.
In verdere correspondentie tussen (de advocaat van) [eiser 1] en [eiser 2] en (de advocaat van) de RvT hebben [eiser 1] en [eiser 2] gevraagd om concreet te maken wat hun door wie wordt verweten, zodat zij daarop kunnen reageren, en om betrokken te worden bij het proces van het inwerken van een tijdelijke directeur. De RvT heeft toegelicht welke constateringen zijn gedaan in de daaraan voorafgaande weken (dat medewerkers hebben gezegd de omstandigheden en gebeurtenissen in het Parool-artikel te herkennen en zelf te hebben meegemaakt, dat sommigen hebben meegemaakt dat ruig werd omgegaan met voorwerpen en dat ze op neerbuigende en intimiderende wijze tot de orde waren geroepen door [eiser 1] , dat hij vlak voor hun neus met stemverheffing sprak en dat hij boos kan uitvallen en dan heel intimiderend is).
2.15.
Op 29 maart 2023 heeft [eiser 1] een beperkte volmacht verleend aan [naam 1] om als interim-directeur de Stichting te vertegenwoordigen. Daarin staat onder meer:
“(…)
De volmacht ziet op de in artikel 6 van de Statuten van de Stichting weergegeven taken en verantwoordelijkheden en omvat nadrukkelijk niet de in artikel 5.2 van de Statuten van de Stichting genoemde bevoegdheden tot benoeming, schorsing en ontslag van het bestuur. De volmacht eindigt door intrekking van de volmacht door het bestuur, door terugtreding van de heer [naam 1] als interim-directeur en van rechtswege uiterlijk op 1 juli 2023, tenzij deze volmacht voor deze datum wordt verlengd.
(…)”
2.16.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben verschillende keren laten weten te willen worden betrokken bij het onderzoek en de onderzoeksopzet (en eerder bij de keuze voor een onderzoeksbureau). [eiser 2] heeft verschillende keren laten weten terug te willen keren op de werkvloer.
2.17.
In een e-mail van 2 mei 2023 heeft de RvT aan [eiser 1] en [eiser 2] laten weten dat een onderzoek zal worden gedaan door adviesbureau Berenschot, naar de vraag:
“Hoe wordt de huidige sociale veiligheid binnen de Stichting Pakhuis de Zwijger door de medewerkers beleefd? Welke aspecten hebben bijgedragen aan de signalen van sociale onveiligheid?”
2.18.
Op 31 mei 2023 heeft [eiser 2] een gesprek gehad met [naam 1] . Hij heeft haar medegedeeld dat haar functie zou komen te vervallen, dat in plaats daarvan een hoofd zaalverhuur, een hoofd marketing en een hoofd financiën zou worden aangesteld, dat de enige passende functie voor [eiser 2] zou zijn HR-manager, maar omdat dat een veel lagere functie zou zijn dan die zij voorheen had hij die niet passend achtte en dat dat volgens [naam 1] betekent dat zij boventallig is. [naam 1] heeft medegedeeld te hopen een vaststellingsovereenkomst te kunnen sluiten, bij gebreke waarvan Pakhuis de Zwijger bij het UWV een ontslagverzoek zou indienen.
2.19.
Op 6 juni 2023 heeft [eiser 1] de volmacht aan [naam 1] ingetrokken, kort gezegd omdat [naam 1] [eiser 1] overal buiten houdt en omdat hij een reorganisatie is gestart die zijn volmacht te buiten gaat.
2.20.
Bij besluit van 8 juni 2023 heeft de RvT [eiser 1] geschorst.
2.21.
Bij brief van 12 juni 2023 heeft het UWV [eiser 2] geïnformeerd dat haar werkgever een ontslagverzoek wegens bedrijfseconomische redenen heeft ingediend.
2.22.
In een e-mail van 13 juli 2023 is [eiser 2] door Berenschot uitgenodigd voor een gesprek in het kader van wederhoor, omdat uit de gesprekken naar [eiser 2] herleidbare informatie naar voren is gekomen. Berenschot stelt verder dat het geen persoonsgericht onderzoek is, maar een cultuuronderzoek en dat [eiser 2] zich niet hoeft voor te bereiden omdat het niet om feiten of waarheidsvinding gaat, maar om haar beleving.
2.23.
Op 18 en 25 juli 2023 hebben [eiser 2] en [eiser 1] ieder een gesprek gehad met Berenschot. Daarvan zijn gespreksverslagen opgemaakt die hen zijn toegestuurd. [eiser 2] en [eiser 1] hebben hun commentaar op de gespreksverslagen aan Berenschot gestuurd, die hebben toegezegd dit één-op-één aan het rapport te zullen toevoegen.
2.24.
Op 4 augustus 2023 heeft Berenschot de rapportage van het cultuuronderzoek afgerond, dat op 5 augustus 2023 met [eiser 1] en [eiser 2] is gedeeld.
In het rapport, dat is gebaseerd op gesprekken met 36 personen, wordt beschreven hoe medewerkers verschillende aspecten in de organisatie beleven. Er is gesproken over ontwikkeling, salaris, loopbaanperspectief en sociale veiligheid. Er worden positieve en negatieve ervaringen gedeeld. In het rapport staat onder meer het volgende.
[passage uit vertrouwelijk rapport]
2.25.
In de UWV-procedure ten aanzien van [eiser 2] wordt eind september 2023 een uitspraak van het UWV verwacht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Pakhuis de Zwijger te verbieden de rapportage van Berenschot te publiceren en te openbaren of daarover enige mededeling te doen aan derden, waaronder aan de werknemers van Pakhuis de Zwijger, en tevens Pakhuis de Zwijger te verbieden zich negatief uit te laten over [eiser 1] en [eiser 2] , op straffe van een dwangsom;
II. de Stichting te veroordelen de werking van het schorsingsbesluit van 8 juni 2023 per direct te schorsen, zodat [eiser 1] zijn taken als statutair bestuurder per direct kan hervatten;
III. de Stichting te veroordelen de schorsing van [eiser 1] per direct op te heffen;
IV. de Stichting te veroordelen om [eiser 1] toe te laten tot het werk en hem in staat te stellen al zijn gebruikelijke werkzaamheden te hervatten;
V. een dwangsom te verbinden aan de vorderingen onder II tot en met IV;
VI. Zalen te veroordelen om [eiser 2] toe te laten tot het werk en haar in staat te stellen al zijn gebruikelijke werkzaamheden te hervatten;
VII. Zalen te veroordelen om de ontslagaanvraag die is ingediend bij het UWV in te trekken, althans Zalen te verbieden om de arbeidsovereenkomst met [eiser 2] op te zeggen;
VIII. een dwangsom te verbinden aan de vorderingen onder VI en VII;
IX. Pakhuis de Zwijger (hoofdelijk) te veroordelen in de volledige advocaatkosten van [eiser 1] en [eiser 2] ;
X. Pakhuis de Zwijger te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Pakhuis de Zwijger voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Opheffen schorsing en terugkeer [eiser 1]

4.1.
De RvT heeft gesteld dat er een vertrouwensbreuk is tussen de organisatie (althans de RvT) en de directie. Om die reden stelt de RvT zich op het standpunt dat [eiser 1] en [eiser 2] niet kunnen terugkeren. Dat standpunt heeft de RvT gebaseerd op vier pijlers: het artikel in Het Parool, het rapport van [naam 5] (en het feit dat dat niet eerder dan rond de publicatie van het Parool-artikel door de directie met de RvT is gedeeld), het rapport van Berenschot en eigen waarnemingen van de RvT, althans gesprekken tussen de RvT en medewerkers.
4.2.
Het bezwaar van [eiser 1] en [eiser 2] tegen alle vier deze pijlers is samengevat dat zij niet zijn betrokken bij de onderzoeken, dat zij niet weten wat hun precies door wie wordt aangerekend, omdat zowel Het Parool, [naam 5] als Berenschot alleen (anoniem) algemene observaties heeft genoteerd, dat zij dus ook niet weten om hoeveel medewerkers het gaat, dat onvoldoende wederhoor is toegepast, en dat de reacties van [eiser 1] en [eiser 2] in het kader van wederhoor door Het Parool en door Berenschot niet juist zijn verwerkt. Bovendien verwijten zij Berenschot feitelijk een persoonsgericht onderzoek te hebben uitgevoerd, verpakt als een cultuuronderzoek.
4.3.
Dat [eiser 1] en [eiser 2] zich buitenspel gezet voelen door de RvT is voorstelbaar. Zij zijn van de ene op de andere dag vertrokken dan wel geweerd uit de organisatie die zij zelf hebben opgericht, groot gemaakt en jarenlang hebben geleid. De RvT heeft zich direct na het Parool-artikel op het standpunt gesteld dat de directie zou moeten vertrekken. [eiser 1] en [eiser 2] willen dat niet zomaar. Zij hadden graag (meer) betrokken willen worden bij het onderzoek door Berenschot, en bij het vervolgtraject. Zij willen graag samen met de medewerkers praten en bekijken wat nodig is ter verbetering van de situatie, maar volgens de RvT is dat een gepasseerd station. De RvT heeft geen vertrouwen meer in de directie, na het lezen van het Parool-artikel en gesprekken met medewerkers. De klachten waren immers ernstiger dan verwacht. De RvT was er voor het Parool-artikel, door mededelingen van [eiser 1] , vanuit gegaan dat het om klachten van oud-medewerkers ging over incidenten uit het verleden en dat het probleem op dat moment niet meer speelde. Verder was de RvT niet op de hoogte van de kritische conclusie van [naam 5] , terwijl dat wel had gemoeten. Dat daar niet over is gesproken heeft het vertrouwen enorm aangetast, aldus de RvT
4.4.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben in de dagvaarding op gedetailleerde wijze weergegeven wat er het afgelopen half jaar is gebeurd en wat er volgens hen niet juist is gedaan door [naam 5] , Het Parool, Berenschot en de RvT. Daar valt inderdaad wel het een en ander op aan te merken. Zo heeft [naam 5] ongevraagd en zonder de directie daarover te horen een rapport geschreven, heeft Berenschot pas in een laat stadium contact gezocht met [eiser 1] en [eiser 2] voor wederhoor, en zijn de reacties van [eiser 1] en [eiser 2] niet aan het rapport gehecht, althans niet bij de versie die zij hebben ontvangen en niet bij de in het geding gebrachte versie. Verder is de vraagstelling van Berenschot enigszins sturend (‘Welke aspecten hebben bijgedragen aan de signalen van sociale onveiligheid’), hoewel dat ook niet onbegrijpelijk is, nu de aanleiding voor het onderzoek het Parool-artikel was, en alle medewerkers daarvan op de hoogte waren. Ook is er door sommige medewerkers kritiek geuit op de rol van de RvT (zo blijkt uit het rapport van Berenschot), die strikt en abrupt heeft opgetreden richting de directie en dat heeft de pijnlijke situatie versterkt.
Anderzijds staat vast dat een groot aantal medewerkers, met name de programmamakers (volgens de RvT gaat het om 80% van hen), zich hebben uitgesproken over incidenten met [eiser 1] . Zij hebben verteld dat hij regelmatig boos wordt als hij ergens ontevreden over is (en dat dat nogal eens kon voorkomen gezien zijn micro-managementstijl), dat hij tegen hen heeft geschreeuwd, hen kleinerend heeft toegesproken en dat hij soms in zijn woede tegen meubels heeft aangeschopt en gestompt. Dit heeft hen geraakt, en zij hebben daar last van gehad. De medewerkers hebben zich hierover op verschillende momenten geuit, namelijk tegenover [naam 5] in 2019-2020, en later tegenover Het Parool, Berenschot en de RvT. [eiser 1] heeft zelf ook erkend dat hij emotioneel kan reageren en dat hij wel eens tegen een stoel heeft geschopt of tegen een bureau heeft geslagen. [eiser 1] heeft zijn gedrag genuanceerd door te verklaren dat dit naar zijn idee nooit naar mensen was gericht. Als medewerkers daar desondanks last van hebben gehad dan spijt hem dat zeer. Hij is serieus aan zijn houding gaan werken en doet dat nog steeds. Hij wil graag samen met de RvT en de medewerkers bekijken wat het beste is voor de toekomst van de organisatie, en als dat betekent dat hij meer afstand moet nemen staat hij daar ook voor open.
4.5.
Gelet op de verschillende momenten dat de medewerkers zich hebben uitgesproken, op het aantal dat zich heeft uitgesproken (80% van de programmamakers) en op de erkenningen van [eiser 1] , kan niet zomaar voorbij worden gegaan aan die uitingen, door te stellen dat de rapporten van Berenschot en [naam 5] niet volgens de juiste protocollen tot stand zijn gekomen en dat Het Parool [eiser 1] op onjuiste wijze heeft geciteerd. Ook zonder namen en precieze aantallen te kennen, is duidelijk dat er al jarenlang een structureel probleem is tussen de directie (voornamelijk [eiser 1] ) en een substantieel aantal medewerkers, althans dat er door die medewerkers een groot probleem wordt ervaren. Daarmee is het probleem dus een realiteit, ook al ziet [eiser 1] het anders en heeft hij het nooit zo bedoeld. Het code of conduct-traject heeft enige verbetering gebracht, maar niet genoeg.
4.6.
[eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en de RvT anderzijds hebben een hele andere visie over hoe dat probleem in kaart moest worden gebracht en hoe het moet worden aangepakt (of de directie daarbij moet worden betrokken of niet). Dat er een vertrouwensbreuk is ontstaan is dan ook niet verwonderlijk.
4.7.
Omdat het voor de RvT duidelijk was dat een groot deel van de medewerkers (met name de programmamakers) een probleem had met [eiser 1] en [eiser 2] , en dat dit probleem al jaren speelde zonder duidelijke verbetering, is het niet onzorgvuldig van de RvT dat hij [eiser 1] en [eiser 2] niet heeft betrokken bij de onderzoeksopzet van Berenschot en bij de dagelijkse gang van zaken de afgelopen maanden. Zij moesten juist even afstand nemen en waren niet de juiste personen om het onderzoek en de eventuele gevolgen daarvan voor de organisatie te (bege)leiden. Dit is frustrerend voor [eiser 1] en [eiser 2] , maar niet onzorgvuldig van de RvT en dus niet onrechtmatig. De RvT zag zich geconfronteerd met een crisis in de organisatie en heeft die zo goed mogelijk proberen te bezweren door een interim-directeur aan te stellen en herhaaldelijk overleg met [eiser 1] en [eiser 2] voor te stellen over een vaststellingsovereenkomst, en toen duidelijk werd dat dat niet zou lukken een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren. De enige reden dat de RvT [eiser 1] heeft geschorst is dat hij hangende het onderzoek de volmacht aan [naam 1] had ingetrokken, en de RvT het niet verantwoord achtte dat [eiser 1] zijn werkzaamheden weer zou oppakken. Ook op dit moment heeft de RvT daar geen vertrouwen in, onder meer omdat er ondanks de constateringen van [naam 5] en het code of conduct-traject niet genoeg is verbeterd en de RvT het niet waarschijnlijk acht dat dat in de laatste anderhalf jaar voor het pensioen van [eiser 1] alsnog gaat gebeuren. De conclusie is dat een opheffing van de schorsing van [eiser 1] en hervatting van de werkzaamheden zoals hij die voorheen deed op dit moment niet aan de orde is.
4.8.
Daarmee is de situatie niet opgelost. De organisatie moet na het rapport van Berenschot evalueren hoe Pakhuis de Zwijger verder gaat, en indien dat door alle partijen gewenst is zullen de medewerkers de situatie ook met [eiser 1] en [eiser 2] kunnen evalueren en zal wellicht plaats zijn voor de door hun gewenste erkenning, herkenning en heling. Vervolgens zullen partijen afspraken moeten maken over de wijze waarop zij uit elkaar gaan, want een ongewijzigde directie van Pakhuis de Zwijger lijkt geen realistische optie meer te zijn.
Terugkeer [eiser 2] en intrekken ontslagaanvraag UWV
4.9.
Een intrekking van een ontslagaanvraag is een vergaande vordering, die het wettelijke systeem van arbeidsrecht zou doorkruisen. Daarvan kan in dit geval geen sprake zijn. Dat zou slechts anders zijn in geval van misbruik van recht, maar dat is in dit geval niet aan de orde. Niet is gebleken dat Pakhuis de Zwijger de ontslagaanvraag heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen, of dat er sprake is van stellingen waarvan Pakhuis de Zwijger op voorhand zou moeten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. De discussie over de gegrondheid van de ontslagaanvraag hoort thuis bij het UWV, dat daarvoor de geëigende instantie is, en de beslissing in die procedure is binnen afzienbare termijn te verwachten. Daarna, bij een voor [eiser 2] ongunstige uitslag, heeft zij de mogelijkheid daartegen in rechte op te komen.
Openbaren rapport Berenschot
4.10.
De RvT heeft aan de medewerkers toegezegd dat zij desgewenst de rapportage van Berenschot mogen inzien. Dat zal dan gebeuren in een aparte ruimte, waarbij erop wordt toegezien dat de medewerkers geen telefoon of ander apparaat waarmee kopieën kunnen worden gemaakt bij zich hebben en waarbij erop wordt toegezien dat er niets wordt gekopieerd, gefotografeerd of overgeschreven. Verder moeten de medewerkers nog een geheimhoudingsverklaring tekenen.
4.11.
Nu er de afgelopen maanden veel onduidelijkheid is geweest over het onderzoek en de gevolgen daarvan, en een groot deel van de medewerkers aan het onderzoek heeft meegewerkt, moeten zij ook de mogelijkheid hebben dit in te zien, op de geclausuleerde wijze die de RvT heeft voorgesteld. Zij moeten de mogelijkheid hebben om te zien tot welke bevindingen en aanbevelingen Berenschot is gekomen, en ook om te zien wat er juist niet in het rapport staat. Het Berenschot-rapport is een stuk minder negatief dan het rapport van [naam 5] en het Parool-artikel. Anders dan [eiser 1] en [eiser 2] menen, worden in het rapport alleen belevingen van medewerkers beschreven en worden die niet als feiten gepresenteerd. Verder worden er door medewerkers niet alleen negatieve ervaringen gemeld, maar ook positieve dingen, en wordt er behalve een paragraaf over het leiderschap van [eiser 1] , ook aandacht besteed aan andere aspecten in de organisatie (zie 2.24).
4.12.
Voor een verbod om het rapport aan medewerkers ter inzage te geven is dan ook geen aanleiding. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de versie die de medewerkers te zien krijgen, ook de reacties van [eiser 1] en [eiser 2] worden aangehecht, zoals Berenschot had toegezegd. Dat de RvT het rapport buiten de inzage aan de medewerkers nog verder zou willen verspreiden is gelet op de toezeggingen niet aannemelijk en er is dan ook geen belang bij een veroordeling die daarop ziet.
4.13.
Een verbod op het doen van negatieve uitlatingen over [eiser 1] en [eiser 2] is te ruim en te vaag om te kunnen worden toegewezen. Overigens is er ook geen aanleiding voor, nu de RvT in het hele proces steeds heeft laten weten een ‘zachte landing’ voor [eiser 1] en [eiser 2] voor ogen te hebben, zonder onnodige reputatieschade. De RvT heeft ook haar waardering uitgesproken voor hetgeen [eiser 1] en [eiser 2] hebben opgezet en bereikt met het Pakhuis de Zwijger.
4.14.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] worden afgewezen.
4.15.
[eiser 1] en [eiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Pakhuis de Zwijger worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van Pakhuis de Zwijger tot op heden begroot op € 1.755,00,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2023. [1]
Bij afwezigheid van mr. E.A. Messer, is dit vonnis ondertekend en uitgesproken door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter.

Voetnoten

1.type: LO