ECLI:NL:RBAMS:2023:5941

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
AMS 23/4870
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor Pgb hulp bij het huishouden en zorg voor kinderen op grond van de Wmo

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2023, wordt het verzoek van een 36-jarige vrouw om een voorlopige voorziening afgewezen. De vrouw had een aanvraag ingediend voor een Persoonsgebonden Budget (Pgb) voor hulp bij het huishouden en zorg voor haar drie kinderen, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen op 26 juni 2023, waarna de vrouw bezwaar had gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 19 september 2023, waarbij de vrouw, haar gemachtigde, haar mentor en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De vrouw, die zelf ernstige beperkingen heeft, vroeg om ondersteuning voor vijf dagen per week, gericht op de zorg voor haar kinderen. Het college had in zijn afwijzing gesteld dat er voldoende gebruikelijke hulp beschikbaar was, en dat er geen sprake was van een crisissituatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat haar situatie zo ernstig was dat zij de periode tot de beslissing op bezwaar niet kon overbruggen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, maar gaf aan dat het college een nieuw advies moest vragen aan het IAB/Argonaut, omdat de medische situatie van de kinderen niet voldoende was meegewogen in het eerdere advies.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4870

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 september 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. M.F. Vermaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: mr. H. Kras).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag voor een Persoonsgebonden budget (Pgb) voor hulp bij het huishouden – thuis zorgen voor kinderen van verzoekster op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 26 juni 2023 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de begeleider van verzoekster [mentor 1] en de gemachtigde van het college.
Wat aan het besluit voorafging
2.
2.1.
Verzoekster is een 36-jarige vrouw die samen met haar partner, [partner] , drie kinderen heeft (13, 9 en 5 jaar oud). Verzoekster heeft zelf ernstige beperkingen en haar oudste twee kinderen hebben ook problemen. Zij vraagt om ondersteuning in de vorm van een Persoonsgebonden budget (Pgb) voor 5 dagen per week, maandag tot en met vrijdag, gericht op: het douchen en wassen van de kinderen, het maken van ontbijt en lunch voor op school, vervoer van en naar school en tijdsbesteding na school.
2.2.
Naar aanleiding van de aanvraag heeft het IAB op 4 mei 2023 advies uitgebracht. In het advies staat onder meer het volgende: Verzoekster heeft in 2017 een tijdelijke verstoring van de doorbloeding van de hersenen gehad en ervaart sindsdien restklachten en motorische problemen. Er is sprake van vermoeidheid, concentratieproblemen en problemen ten aanzien van prikkelverwerking. Zij heeft een revalidatietraject bij Reade doorlopen. De verwachting is dat de situatie (voorlopig) stationair blijft. De partner van verzoekster heeft sinds december 2022 een fulltimebaan van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00-18.00 uur. De zoon van 13 jaar gaat naar een middelbare school. Hij is bekend met een ontwikkelingsstoornis en staat op de wachtlijst voor ondersteuning in het dagelijks leven. Hij gaat zelf naar school. De dochters van 9 en 5 jaar gaan naar dezelfde basisschool, zij hebben een continue rooster. De dochter van 9 jaar heeft eens per week een afspraak bij een specialist in verband met een ontwikkelingsstoornis. Verzoekster brengt haar dochters met de scootmobiel naar school. Verzoekster maakt ook gebruik van een AOV-pas. Verzoekster geeft aan dat zij zo vermoeid is, dat zij moet worden ontlast.
Volgens het IAB wordt de partner van verzoekster geacht de gebruikelijke hulp te bieden. Ook zijn de mogelijkheden naar een gastouder, nanny, oppas of au pair niet onderzocht, evenals de mogelijkheden voor voorschoolse en buitenschoolse opvang. Een indicatie voor thuiszorg voor kinderen lijkt daarom niet noodzakelijk, aldus het IAB. Het IAB adviseert negatief voor thuiszorg voor kinderen.
Het bestreden besluit
3. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat uit het advies volgt dat er voldoende mogelijkheden zijn binnen gebruikelijke hulp. Dat is de normale dagelijkse begeleiding die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten elkaar bieden. Van de partner van verzoekster wordt verwacht dat hij meehelpt. Ook zijn algemeen voorliggende en wettelijk voorliggende voorzieningen onvoldoende onderzocht. Die zouden in de ondersteuningsbehoeften kunnen voorzien. Ten slotte is er geen sprake van een crisissituatie en zijn de beperkingen sinds 2017 aanwezig.
Het verzoek om voorlopige voorziening
4. Verzoekster vraagt om een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat op 5 dagen per week 5 uur per dag ondersteuning wordt geboden conform het Pgb-plan tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Verzoekster voert – samengevat – aan dat het onderzoek van het IAB ontoereikend is. Verzoekster stelt dat zij fors beperkt is als gevolg van meerdere herseninfarcten. Zij kan niet goed lopen, is valgevaarlijk en kan niet op tijd ingrijpen wanneer dat nodig is. De beperkingen van de oudste twee kinderen zijn niet meegenomen in het IAB-advies. De zoon heeft autisme en de oudste dochter heeft ADHD en is zeer impulsief. De ouders kunnen gebruik maken van 2 dagen na-schoolse opvang voor de jongste kinderen. Als zij gebruik willen maken van meerdere dagen, zouden zij dat zelf moeten betalen, wat niet mogelijk is. Daarnaast is dat voor de oudste dochter niet goed, omdat zij dan teveel prikkels krijgt. De kinderen moeten dus de overige dagen thuis opgevangen worden. Verzoekster is dan alleen met de kinderen, maar dat is te zwaar voor haar. Tot januari 2023 nam de partner van verzoekster de zorgtaken voor de kinderen op zich. Het gezin had toen een bijstandsuitkering. De partner werkt nu 40 uur per week en is van 7.30 uur tot 18.30 uur niet thuis. Van haar familie en uit haar sociale omgeving kan verzoekster geen hulp krijgen. Verzoekster ontvangt 4 uur hulp bij het huishouden op grond van de Wmo, maar is hiermee onvoldoende gecompenseerd. Verzoekster heeft wel iemand bereid gevonden om haar te helpen als zij een Pgb toegekend krijgt in de persoon van mevrouw [mentor 2] .
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. In een geschil zoals deze zaak, dient de voorzieningenrechter daarbij de vraag te beantwoorden of uitblijven van de gevraagde voorziening in dit geval leidt tot het ontstaan van een zodanige ernstige situatie dat het niet mogelijk is om de behandeling van de bezwaarprocedure af te wachten. Bij de beoordeling van het spoedeisend belang wordt rekening gehouden met de vraag of er mogelijkheden bestaan om de tijd totdat is beslist op het bezwaar te overbruggen. Als het primaire besluit onrechtmatig blijkt, kan een eventueel voorgeschoten Pgb alsnog worden (terug)betaald.
6. Verzoekster voert aan dat zij als het ware ‘op instorten’ staat. Volgens verzoekster nemen haar problemen en ook die van de kinderen alleen maar toe. De voorzieningenrechter overweegt dat de partner van verzoekster al vanaf december 2022 aan het werk is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt en onderbouwd dat de situatie nu zodanig is dat de periode tot het college een beslissing op het bezwaar heeft genomen niet overbrugd kan worden. De brieven van de revalidatiearts van 30 augustus 2023 en van de huisarts van 24 augustus 2023 zijn daartoe onvoldoende. Verzoekster heeft mevrouw [mentor 2] bereid gevonden om haar te helpen met de zorg voor de kinderen. Niet aannemelijk is geworden dat zij [mentor 2] niet kan betalen in afwachting van de beslissing op bezwaar. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
7. De voorzieningenrechter is gelet op hetgeen is aangevoerd en overgelegd in bezwaar en bij het verzoekschrift wel van oordeel dat het college een nieuw advies moet vragen aan het IAB/Argonaut voordat een beslissing op het bezwaar genomen wordt. Uit het advies van 4 mei 2023 blijkt niet dat de (medische) situatie van de oudste twee kinderen zoals die nu duidelijk is geworden, is meegewogen. Het college heeft vastgesteld dat hulp voor verzoekster nodig is. De volgende stap is dat gekeken moet worden door wie die hulp gegeven kan worden en of hiervoor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo aangewezen is. Daarbij moet het college kijken naar de specifieke situatie van dit gezin, waaronder de situatie van de kinderen. Het college heeft op de zitting gezegd dat binnen 14 dagen een nieuw advies kan worden afgegeven, waarna een beslissing op het bezwaar genomen kan worden.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.