ECLI:NL:RBAMS:2023:5927

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AMS 23/63
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een tijdelijke vergunning voor vakantieverhuur in Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de tijdelijke vergunning voor vakantieverhuur beoordeeld. De vergunning was verleend voor de periode van 19 april 2022 tot 1 april 2023. Eiseres, wonende in Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente om de vergunning te verlenen aan de vergunninghouder. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 12 juni 2023, waarbij eiseres en de gemachtigde van de gemeente aanwezig waren. De vergunninghouder heeft later nadere stukken ingediend, waarna de rechtbank het onderzoek heropende. Eiseres heeft gereageerd op deze stukken, maar de rechtbank besloot geen nieuwe zitting te houden en sloot het onderzoek.

De rechtbank oordeelt dat eiseres procesbelang heeft, ondanks dat de vergunning inmiddels niet meer geldig is. De kern van de zaak draait om de vraag of de gemeente de vergunning had moeten weigeren op basis van privaatrechtelijke belemmeringen, zoals het ontbreken van goedkeuring van de Vereniging van Eigenaars (VvE) voor vakantieverhuur. Eiseres stelt dat de splitsingsakte vakantieverhuur niet toestaat en dat de gemeente inbreuk maakt op haar privacy en persoonlijke levenssfeer. De rechtbank oordeelt echter dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is, omdat de VvE geen eenduidig verbod heeft vastgesteld en er mogelijkheden zijn voor vervangende toestemming.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en concludeert dat de gemeente terecht de vergunning heeft verleend. Er zijn geen objectieve feiten die wijzen op onaanvaardbare overlast, en de privacy van eiseres valt buiten het toetsingskader van de vergunning. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke privaatrechtelijke belemmeringen voor het weigeren van vergunningen en bevestigt de rol van de gemeente in het afwegen van belangen bij vergunningverlening.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/63

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats ] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, de gemeente

(gemachtigde: mr. C. Schölvink).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] ,uit [woonplaats ] , vergunninghouder.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de tijdelijke vergunning voor vakantieverhuur die is verleend voor het adres [adres] voor de periode 19 april 2022 tot 1 april 2023.
1.2.
Bij besluit van 19 april 2022 (het primaire besluit) heeft de gemeente aan de vergunninghouder een vergunning verleend voor tijdelijke onttrekking van de woning voor vakantieverhuur voor het adres [adres] .
1.3.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 23 november 2022 op het bezwaar van eiseres is de gemeente bij dat besluit gebleven.
1.4.
Eiseres is vervolgens in beroep gegaan. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van de gemeente. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Omdat de termijn waarbinnen de vergunninghouder nog kon aangeven deel te willen nemen aan de procedure nog niet was verstreken, heeft de rechtbank daarbij opgemerkt dat de mogelijkheid bestond dat het onderzoek nog heropend zou worden.
1.6.
Op 19 juli 2023 heeft vergunninghouder nadere stukken ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank op 24 juli 2023 bepaald dat het onderzoek wordt heropend. Eiseres heeft de gelegenheid gekregen om binnen twee weken op de stukken van de vergunninghouder te reageren. Op 31 juli 2023 heeft eiseres een schriftelijke reactie ingediend, welke is doorgezonden aan de gemeente en vergunninghouder. De rechtbank heeft partijen bij brief van 22 augustus 2023 laten weten dat, tenzij partijen hierom verzoeken, geen nieuwe behandeling ter zitting zal plaatsvinden. Partijen hebben hier niet om verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten en de uitspraak bepaald op heden.

Procesbelang

2. De vergunning die hier in geschil is, liep van 19 april 2022 tot en met 1 april 2023.
Dat betekent dat de vergunning niet meer geldig was op het moment van de zitting. Wel is er inmiddels een nieuwe vergunning aangevraagd, waarbij hetzelfde speelt. Eiseres heeft er dus belang bij om te weten of de vergunning van 19 april 2022 tot en met 1 april 2023 onrechtmatig is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres procesbelang heeft.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt vervolgens de aan de vergunninghouder verleende vergunning voor vakantieverhuur. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt eiseres
4. Eiseres is het niet eens met de vergunningverlening en voert – kort samengevat – het volgende aan. Vakantieverhuur is niet toegestaan binnen de VvE [1] . Anders dan de gemeente betoogt stelt eiseres dat het ontbreken van de vereiste goedkeuring van de vergadering van de VvE wel een evidente privaatrechtelijke belemmering is, wat is bevestigd door de civiele rechter. De splitsingsakte staat vakantieverhuur niet toe. Op de algemene ledenvergadering van de VvE van 13 oktober 2022 is herhaald dat vakantieverhuur niet is toegestaan. Door toch een vergunning te verlenen, maakt de gemeente een inbreuk op de privacy en persoonlijke levenssfeer van eiseres. Eiseres doet een beroep op artikel 8 van het EVRM [2] en artikel 10 van de Grondwet. Ook de wijze waarop de overheid van de burger verwacht overlast aannemelijk te maken is een inbreuk op de eerbiediging van het privéleven.
Standpunt vergunninghouder
5. Vergunninghouder heeft naar voren gebracht dat er vanaf 1 januari 2019 vanuit de VvE geen verbod is op vakantieverhuur. Bovendien is de door eiseres genoemde geluidsoverlast – waardoor volgens haar inbreuk wordt gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer – niet afkomstig van vergunninghouder of een huurder via vakantieverhuur. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
6.1.
Tussen partijen is – kort gezegd – in geschil of de gemeente de vergunning had moeten weigeren omdat vakantieverhuur in strijd is met afspraken die binnen de VvE zijn gemaakt. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Het is vaste jurisprudentie dat een zogeheten privaatrechtelijke belemmering, waarvan volgens eiseres sprake is, slechts in de weg kan staan aan een vergunningverlening indien deze evident is. Dat wil zeggen dat zonder verder onderzoek vaststaat dat er sprake is van een belemmering die privaatrechtelijk van aard is, waardoor feitelijk niet tot uitvoering van de vergunning kan worden overgegaan. [3] De rechtbank oordeelt dat hiervan in dit geval geen sprake is. De (selectie van) bepalingen in de splitsingsakte en het huishoudelijk reglement waarnaar eiseres verwijst vindt de rechtbank niet dusdanig duidelijk dat daaruit geconcludeerd kan worden dat, zoals eiseres stelt, iedere vorm van vakantieverhuur uitgesloten is. Vergunninghouder kan toestemming krijgen van de algemene ledenvergadering en bovendien is het mogelijk dat de vergunninghouder een vervangende goedkeuring van de VvE verkrijgt via de civiele rechter. Deze mogelijkheid volgt ook uit de notulen van de VvE, waarin onder andere valt te lezen dat binnen de VvE discussie bestaat of vakantieverhuur al dan niet is toegestaan en of hiervoor al dan niet toestemming kan worden verleend. In de notulen van 7 maart 2018 staat dat er geen duidelijke meerderheid tegen of voor vakantieverhuur is en dat het punt later verder behandeld zal worden, zodat eerst in het complex gewoond zal worden om de geluiden te ervaren. De vergadering stemt in om het onderwerp vakantieverhuur uit te stellen tot december 2018 en dat tot die tijd vakantieverhuur niet is toegestaan. In de notulen van december 2018 staat echter niets vermeld over dit onderwerp. Pas in de notulen van 13 oktober 2022 komt dit onderwerp weer op de agenda, nadat de gemeente aan drie bewoners vergunningen voor vakantieverhuur heeft verleend. Vermeld wordt dat de VvE al bij de oprichting, na lange discussie, heeft besloten dat vakantieverhuur niet is toegestaan. De vergunningen mogen volgens de VvE dan ook niet worden gebruikt zonder toestemming van de algemene ledenvergadering. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat vervangende toestemming mogelijk is en dit maakt dat van een evidente privaatrechtelijke belemmering geen sprake is.
6.2.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gemeente zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen evidente privaatrechtelijke belemmering aan het verlenen van de vergunning in de weg stond. Er was ten tijde van het bestreden besluit immers geen sprake van een situatie waarin zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat de vergunning in verband met privaatrechtelijke belemmeringen niet kan worden gerealiseerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 EVRM
7. Zoals de gemeente in het verweerschrift heeft uitgelegd wordt bij de beoordeling van een aanvraag voor een vakantieverhuurvergunning geen individuele belangenafweging gemaakt. De belangenafweging is verdisconteerd in het maximum voor het aantal personen en het aantal te verhuren nachten. Met vier personen en maximaal dertig nachten heeft de gemeente een balans gezocht tussen het belang van de aanvrager van de vergunning en het belang van de samenstelling en het behoud van de woningvoorraad en de daarmee samenhangende leefbaarheid. De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, met de gemeente van oordeel dat de privacy en het recht op persoonlijke levenssfeer buiten het toetsingskader van deze vergunning vallen. De beroepsgrond slaagt niet.
Overlast
8. Op grond van artikel 3.9.5., tweede lid, sub f van de Huisvestingsverordening mag er geen onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte optreden. Van een onaanvaardbare inbreuk is sprake indien het aantoonbare overlast betreft op grond van objectieve feiten en omstandigheden en de bewoners vooraf door de klagers en door burgemeester en wethouders op de overlast is gewezen en dit niet tot beëindiging van de overlast heeft geleid. De vergunninghouder erkent dat eiseres in het verleden heeft geklaagd over geluidsoverlast uit zijn woning, maar op dat moment was van vakantieverhuur nog geen sprake, maar van verhuur aan een vaste huurder tijdens langdurig verblijf in het buitenland, hetgeen is toegestaan. Volgens de vergunninghouder heeft de huurder een paar keer een feestje gehouden, maar hij zou zijn muziek zachter hebben gezet en een ander feestje vroegtijdig hebben beëindigd toen eiseres zich daarover beklaagde. Ook na zijn terugkomst heeft eiseres over geluidsoverlast geklaagd, maar op die momenten kwam de overlast volgens de vergunninghouder niet uit zijn woning. Eiseres heeft zich niet eerder tot de gemeente gewend over vermeende overlast uit de woning van de vergunninghouder. Er bestaat dus onduidelijkheid over of er, afgezien van de feestjes van de huurder, al dan niet sprake is geweest van geluidsoverlast uit de woning van de vergunninghouder en wat hiervan de oorzaak is. Van objectieve feiten en omstandigheden waaruit de onaanvaardbare overlast blijkt, is dus geen sprake. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
10. Voor proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Kroeze, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.
griffier
rechter
De griffier is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vereniging van Eigenaars.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2527.