ECLI:NL:RBAMS:2023:5921

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AMS 22/3910
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Anw-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Belgische, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de beëindiging van haar Anw-uitkering. De Svb had in een besluit van 9 april 2021 de uitkering van eiseres met ingang van 30 september 2021 beëindigd, omdat haar jongste kind op 17 september 2021 achttien jaar werd. Eiseres stelde dat zij meer dan 45% arbeidsongeschikt was en had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 2 mei 2023 geschorst om de Svb in de gelegenheid te stellen ontbrekende documenten over te leggen. Na het indienen van deze documenten heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelde dat de Svb zich mocht baseren op adviezen van het UWV, die concludeerden dat eiseres niet meer dan 45% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen aan de eisen voldeden. Eiseres voerde aan dat zij niet in staat was om de geselecteerde functies uit te oefenen vanwege haar klachten, maar de rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had geconcludeerd dat eiseres geschikt was voor de functies die aan haar waren voorgelegd.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de Anw-uitkering door de Svb terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en het door haar betaalde griffierecht werd niet vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] (België), eiseres

en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,verweerder (hierna: de Svb)
(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Procesverloop

In een besluit van 9 april 2021 heeft de Svb de uitkering van eiseres op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) met ingang van 30 september 2021 beëindigd.
In een besluit van 22 december 2021 (het primaire besluit) heeft de Svb vastgesteld dat eiseres niet voor 45% of meer arbeidsongeschikt is en na 30 september 2021 niet voldoet aan de voorwaarden voor een Anw-uitkering.
In een besluit van 5 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2023.
Eiseres is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat en is de Svb in de gelegenheid gesteld de ontbrekende functiebeschrijvingen en signaleringen behorende bij het arbeidskundig rapport over te leggen. De Svb heeft de ontbrekende documenten overgelegd en eiseres heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft partijen op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld aan te geven of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet aangegeven nogmaals te willen worden gehoord. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres ontving een Anw-uitkering na het overlijden van haar echtgenoot [medio] oktober 2012. In het besluit van 9 april 2021 heeft de Svb de Anw-uitkering van eiseres met ingang van 30 september 2021 beëindigd. Daaraan ligt ten grondslag dat het jongste kind van eiseres op 17 september 2021 achttien jaar is geworden. In dit besluit is aangegeven dat eiseres contact met de Svb kan opnemen als zij van mening is dat zij voor 45% of meer arbeidsongeschikt is. In dat geval heeft zij namelijk nog steeds recht op een Anw-uitkering. Nadat eiseres heeft gemeld dat zij meer dan 45% arbeidsongeschikt is, heeft de Svb via het UWV onderzoek laten doen naar de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het UWV heeft op 10 december 2021 aan de Svb geadviseerd dat eiseres niet meer dan 45% arbeidsongeschikt is. Dit heeft het UWV geadviseerd op basis van een rapport van een verzekeringsarts van 8 november 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige van 8 november 2021. De verzekeringsarts heeft de functionele beperkingen van eiseres neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 oktober 2021. Op basis van deze bevindingen heeft de Svb in het primaire besluit vastgesteld dat eiseres niet voor 45% of meer arbeidsongeschikt is en na 30 september 2021 niet meer voldoet aan de voorwaarden voor een Anw-uitkering.
1.2.
In het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dit heeft de Svb besloten nadat hij via het UWV opnieuw onderzoek heeft laten doen naar de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 14 april 2022 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel. In een rapport van 25 april 2022 heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat er ook geen argumenten zijn om af te wijken van het primaire arbeidskundige oordeel. De Svb heeft op basis hiervan het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres ongewijzigd vastgesteld op 11,06%. Omdat hieruit volgt dat eiseres in staat is ten minste 55% te verdienen van wat gezonde personen met gelijksoortige opleiding en ervaring gewoonlijk verdienen, heeft de Svb geconcludeerd dat het recht van eiseres op een Anw-uitkering terecht is beëindigd per 30 september 2021.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres voert aan dat zij wel arbeidsongeschikt is in de zin van de Anw en dus nog recht heeft op een Anw-uitkering. Eiseres is van mening dat zij meer beperkt is dan door de Svb is aangenomen. Hierdoor is eiseres niet in staat om de geselecteerde functies uit te oefenen. Zij kan bijvoorbeeld geen telefonisch werk doen vanwege concentratieproblemen. Daarnaast kan eiseres de geselecteerde functies niet uitoefenen omdat zij niet kan tillen. Verder wijst eiseres erop dat zij in het verleden een kappersopleiding heeft gevolgd en dat er volgens haar tegenwoordig hogere opleidingseisen gelden. Voorts voert eiseres aan dat zij de functies niet kan uitoefenen, omdat zij niet naar eventueel beschikbaar werk kan autorijden of fietsen. Daarnaast voert eiseres aan dat zij tijdens de bezwaarfase onterecht niet is gehoord door de Svb.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank moet beoordelen of de Svb terecht heeft geconcludeerd dat eiseres op 30 september 2021 minder dan 45% arbeidsongeschikt was en dus geen recht heeft op een Anw-uitkering.
4. Voorop staat dat de Svb zich mag baseren op een advies van het UWV als de daaraan ten grondslag liggende rapporten voldoen aan de eisen die in de rechtspraak zijn geformuleerd. Zo moeten de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Als een betrokkene het niet eens is met de inhoud van het rapport, moet hij aannemelijk maken dat het rapport niet aan deze eisen voldoet.
Ten aanzien van het medisch onderzoek
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien op een spreekuur en medisch onderzoek verricht. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie en telefonisch contact met eiseres. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren. Alle medische gegevens zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank gaat hierna nog in op specifieke argumenten die eiseres naar voren brengt.
6. Eiseres wijst erop dat de verzekeringsarts knieklachten vermeldt in de anamnese, terwijl zij geen knieklachten, maar klachten als gevolg van een whiplash heeft. De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts in zijn rapport van 8 november 2021 de diagnose ‘Status post whiplash bij degeneratieve veranderingen cervicaal’ heeft gesteld. Deze diagnose is vervolgens overgenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank merkt op dat in verband met de diagnose vervolgens ook beperkingen zijn aangenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Dat de verzekeringsarts daarnaast ook knieklachten meldt, die niet aan de orde zijn, zorgt er niet voor dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is.
7. Eiseres wijst op klachten die zij ervaart en die er niet toe hebben geleid dat de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen hebben aangenomen. Dit geldt voor concentratieproblemen, duizeligheid en migraine als gevolg van het medicijngebruik van eiseres. De rechtbank twijfelt niet aan de klachtbeleving van eiseres. Bij het vaststellen van beperkingen is echter niet de subjectieve, persoonlijke klachtbeleving van eiseres beslissend. Beperkingen kunnen alleen worden vastgesteld als deze te herleiden zijn als medisch objectiveerbaar gevolg van ziekte of gebrek. Dat eiseres klachten heeft gemeld aan de huisarts, verzekeringsartsen en ziekenhuizen, maakt niet dat de klachten te herleiden zijn als medisch objectiveerbaar gevolg van ziekte of gebrek. Eiseres heeft haar standpunt dat haar beperkingen zijn onderschat verder ook niet onderbouwd met objectieve medische informatie. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
8. De rechtbank is van oordeel dat de Svb de medische beoordeling op de genoemde rapporten, inclusief de FML, heeft mogen baseren. De beroepsgrond van eiseres dat zij meer arbeidsongeschikt is dan volgt uit het advies dat de Svb heeft gekregen, slaagt daarom niet.
Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek
9. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 25 april 2022 eiseres, op basis van de voor haar in de FML vastgestelde beperkingen, geschikt heeft geacht voor de functies van administratief ondersteunend medewerker, productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) en telefonisch verkoper (outbound). Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies barbediende, buffetbediende, kantinebediende en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) als overige functies geselecteerd die eiseres met haar beperkingen zou kunnen uitoefenen.
10. De beroepsgrond van eiseres dat zij niet in staat is telefonisch werk te verrichten omdat zij meer beperkt is dan door de Svb is aangenomen, is medisch van aard. Aangezien de rechtbank uitgaat van de juistheid van de FML, moet eiseres medisch in staat worden geacht om de werkzaamheden te verrichten die behoren bij de geselecteerde functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft namelijk aan de hand van de FML de geselecteerde functies beoordeeld en daarbij naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom deze functies wel passend zijn te achten voor eiseres. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, hebben de door eiseres ervaren concentratieproblemen, de duizeligheid en migraine als gevolg van haar medicijngebruik niet geleid tot het aannemen van beperkingen in de FML. Deze ervaren klachten kunnen daarom niet leiden tot de conclusie dat eiseres geen telefonisch werk kan verrichten. Zij moet daarom medisch in staat worden geacht om de geselecteerde functie van telefonisch verkoper (outbound) uit te oefenen.
11. Eiseres wijst verder op haar onvermogen om te tillen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voert aan dat wordt voldaan aan de gestelde maximale belastbaarheid. De rechtbank stelt vast dat er wel een beperking is aangenomen op punt 4.13 ‘tillen tijdens werk’. Daarbij heeft de verzekeringsarts aangegeven dat eiseres maximaal ongeveer vijf kilo kan tillen. De rechtbank stelt aan de hand van het Resultaat Functiebeoordeling vast dat er in de geselecteerde functies geen signalering optreedt voor de beperking “tillen tijdens werk”. Dat betekent dat de belasting in deze functie de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. De rechtbank is daarom van oordeel dat de functies met de vastgestelde beperkingen kunnen worden uitgeoefend. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij in het verleden een kappersopleiding heeft gedaan en dat er tegenwoordig hogere opleidingseisen worden gesteld. De rechtbank stelt vast dat het opleidingsniveau van eiseres door de arbeidskundige bezwaar en beroep is vastgesteld op 3. Eiseres heeft niet betwist dat haar opleidingsniveau 3 is. De rechtbank stelt vast dat het opleidingsniveau 3 in de geselecteerde functies niet wordt overschreden. Eiseres voldoet dus aan de opleidingsvoorwaarden voor de geselecteerde functies. De beroepsgrond slaagt dus niet.
13. Eiseres is daarnaast van mening dat zij de functies niet kan uitoefenen omdat zij niet naar eventueel beschikbaar werk kan autorijden of fietsen. Bij het duiden van de functies wordt echter niet gekeken naar actuele vacatures. Er wordt dus ook niet gekeken of er vacatures zijn op plekken waar de betrokkene kan komen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
14. De rechtbank merkt ter voorlichting van eiseres nog het volgende op. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend aan de hand van een vergelijking van het inkomen dat iemand in de geselecteerde functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat diegene in het eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden. Omdat eiseres geen recent arbeidsverleden heeft, wordt voor het inkomen dat eiseres zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, uitgegaan van het minimumloon. Een arbeidsongeschiktheidspercentage van 11,06% betekent dus dat eiseres in de geselecteerde functies 11,06% minder zou kunnen verdienen dan het minimumloon. Het betekent bijvoorbeeld niet dat eiseres 11,06% wordt belemmerd in haar dagelijks functioneren.
Hoorplicht
15. Eiseres heeft aangevoerd dat zij onterecht niet in bezwaar is gehoord door de Svb. In het dossier bevindt zich een brief van 3 februari 2022 van de Svb aan eiseres, waarin eiseres wordt gevraagd om vóór 2 maart 2022 te laten weten of zij nog een apart hoorgesprek wil over de nabestaandenuitkering, los van de gesprekken over de medische situatie. Eiseres voert aan dat zij de brief van 3 februari 2022 nooit heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is de hoorplicht niet geschonden. De rechtbank gaat ervan uit dat de Svb de brief van 3 februari 2022 heeft verzonden naar eiseres. Bovendien blijkt uit een telefoonrapport van 2 februari 2022 dat eiseres aan de Svb heeft aangegeven dat zij geen hoorgesprek wenst. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusies en gevolgen
16. Het bestreden besluit berust op een advies met een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Dit betekent dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat eiseres op 30 september 2021 minder dan 45% arbeidsongeschikt was.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wordt het door haar betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Rodriguez Galvis, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.