ECLI:NL:RBAMS:2023:5914

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AMS 23/786
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na herbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een senior designer/architect uit Berlijn, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over haar recht op een WIA-uitkering. Eiseres had zich in 2012 ziek gemeld en was in 2014 voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard. Na een herbeoordeling in 2020 werd haar arbeidsongeschiktheid echter vastgesteld op minder dan 35%, wat leidde tot een schorsing van haar uitkering. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, wat resulteerde in een herbeoordeling waarbij haar arbeidsongeschiktheid opnieuw werd vastgesteld op 76,32% per 25 april 2020. De rechtbank heeft de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische gegevens op een zorgvuldige manier heeft betrokken bij de beoordeling. Eiseres voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische situatie, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende onderbouwing had voor zijn conclusies. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde uitkering en dat de eerdere besluiten van het UWV standhouden. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/786

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Berlijn (Duitsland), eiseres

(gemachtigde: mr. H.S. Huisman),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. L.J.G.G. Reijnen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres per 20 mei 2020 weer recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en nu op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 75,78%.
Bij besluit van 30 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat eiseres per 25 april 2020 doorlopend recht heeft op een WIA-uitkering op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 76,32%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2023.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk Duits. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als senior designer/architect voor gemiddeld 40 uur per week. Op 22 augustus 2012 meldde eiseres zich ziek voor dit werk wegens psychische en lichamelijke klachten. Na het doorlopen van de WIA-wachttijd vond een beoordeling plaats. Per 20 augustus 2014 kreeg zij een loongerelateerde WGA-uitkering, omdat zij voor
80-100% arbeidsongeschikt was verklaard op basis van arbeidskundige gronden. Een herbeoordeling in 2016 leidde onveranderd tot een mate van arbeidsongeschiktheid van
80-100%. In december 2018 riep verweerder eiseres wederom op voor een herbeoordeling. Eiseres reageerde echter niet op het verzoek van verweerder. Na een schorsing van de WGA-uitkering in april 2019 reageerde eiseres alsnog waarna een herbeoordeling volgde. Op
17 februari 2020 heeft verweerder beslist dat eiseres per 25 april 2020 niet langer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Op 20 mei 2020 maakte eiseres bezwaar tegen deze beslissing. Het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres het bezwaar te laat indiende. Dit bezwaarschrift werd door verweerder opgepakt als een verzoek om herziening per 20 mei 2020. In dat kader heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden.
1.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder eiseres per 20 mei 2020 voor 75,78% arbeidsongeschikt geacht. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts van 29 juli 2021 en de rapportage van de arbeidsdeskundige van
18 augustus 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 juli 2021. Doordat eiseres nu meer dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht, herleefd de WIA-uitkering van eiseres per
20 mei 2020.
1.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 december 2022 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 december 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het bezwaar de ingangsdatum van de FML gewijzigd naar 25 april 2020 en de duurzaamheid van de beperkingen vastgelegd in de FML van 8 december 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft twee van de eerder geselecteerde functies verworpen. Vervolgens heeft zij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres opnieuw berekend en wel op 76,32%. Verweerder oordeelt dat eiseres vanaf 25 april 2020 doorlopend recht heeft op een WIA-uitkering, omdat de oorspronkelijke datum van de herleving van de WIA-uitkering, namelijk 20 mei 2020, binnen vier weken na de beëindiging van de uitkering ligt. Verweerder hanteert bovendien een uitlooptermijn van 24 maanden.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische bevindingen van de behandelend sector en de ingeschakelde Gutachter, waardoor het medisch onderzoek onzorgvuldig is. Eiseres stelt daarnaast dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Naar de mening van eiseres hadden dan ook verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van persoonlijk- en sociaal functioneren en werktijden. Hierdoor is zij niet in staat om de geduide functies uit te oefenen.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder op goede gronden eiseres per 25 april 2020 voor 76,32% arbeidsongeschikt heeft geacht.
4. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiseres heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op haar verdienvermogen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Ten aanzien van het medisch onderzoek
Is het onderzoek zorgvuldig geweest?
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres gezien op een spreekuur en medisch onderzoek verricht. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie, informatie verkregen vanuit de hoorzitting en de in bezwaar verkregen informatie uit de behandelend sector en de Gutachten. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren en de Gutachter. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling en is het onderzoek zorgvuldig geweest.
6. Voor zover eiseres stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen navraag heeft gedaan bij de Gutachter over enkele onduidelijkheden in de Gutachten, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep na het rapport van de Gutachter alsnog zelf een verzekeringsgeneeskundige onderzoek heeft verricht. Daarom ziet de rechtbank geen reden voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep om nog navraag te doen bij de Gutachter over eventuele onduidelijkheden. Met het eigen verzekeringsgeneeskundige onderzoek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep immers zelf een oordeel kunnen vormen en was navraag niet meer nodig. De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn er voldoende beperkingen aangenomen?
7. Verder vindt eiseres dat ten onrechte geen verdergaande urenbeperking is aangenomen, terwijl dit wel blijkt uit de medische informatie van de behandelend sector en de verscheidene Gutachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij het opstellen van de FML rekening gehouden met myalgische encefalomyelitis, fibromyalgie, virale infectie CZS (status na), ziekte van de pancreas, depressieve episode (recidiverend, wisselend in ernst). In de rapportage van 8 december 2022 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat bij een WIA-beoordeling de Nederlandse wet- en regelgeving in acht dient te worden genomen, evenals de verzekeringsgeneeskundige standaarden en richtlijnen. Zo dient te worden getoetst of eiseres voldoet aan criteria als genoemd in de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet eiseres hier niet aan. Eiseres heeft namelijk geen aandoening waardoor er objectief sprake is van een verminderde energiehuishouding, er is geen sprake van een verminderde beschikbaarheid en er is geen grond voor een urenbeperking op preventieve gronden. De verzekeringsarts merkt bovendien op dat hij geen evidente tekortkomingen op het gebied van energie heeft waargenomen na de lange reis van eiseres uit Berlijn, ook haar concentratie is goed. Zij was om 8:00 uur vertrokken vanuit Berlijn en kwam om 16:15 uur aan op het spreekuur, na een treinreis van 4,5 uur naar Düsseldorf plus nog anderhalf uur vertraging en aansluitend een autorit (als bijrijder) naar Heerlen. Naar zijn oordeel is het wel raadzaam dat eiseres geen fysiek zware arbeid verricht, er geen langdurig hoog handelingstempo wordt vereist en dat structureel hoge deadlines of productiepieken worden voorkomen. Wanneer hiermee rekening wordt gehouden, en daarmee het werk dus ook energetisch niet zwaar is, dan kan een urenbeperking volgens de verzekeringsarts niet worden onderbouwd. De rechtbank acht de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar. Bovendien stelt de rechtbank vast dat ook uit de dagverhalen zoals weergegeven bij de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet blijkt dat eiseres overdag rust. Het beroep van eiseres slaagt niet.
8. Voor zover eiseres stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte het oordeel van de Gutachter niet heeft gevolgd, overweegt de rechtbank als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat hij de Gutachten niet kan volgen, omdat het stuk verscheidene tekortkomingen bevat. Zo blijkt dat de Gutachter eiseres sinds 2019 niet heeft gezien op een spreekuur, worden de hart en longen van eiseres niet onderzocht, worden de gestelde psychische beperkingen niet getoetst op consistentie en ontbreekt het dagverhaal. Bovendien heeft de Gutachter de belastbaarheid van eiseres op grond van Duitse regelgeving beoordeeld. De rechtbank vindt deze motivering navolgbaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht de belastbaarheid van eiseres getoetst aan de hand van de Nederlandse wet en regelgeving.
9. Voor zover eiseres stelt dat uit de medische stukken van de behandelend sector blijkt dat een verdergaande urenbeperking had moeten worden aangenomen, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank merkt op dat behandeling en beoordeling van arbeidsongeschiktheid bewust gescheiden zijn ten behoeve van een zuivere beoordeling. De behandelaar kan alleen de medische feiten op schrift stellen, en dat is in dit geval gebeurd. De beoordeling van de belastbaarheid is vervolgens een verzekeringsgeneeskundig vraagstuk. Bovendien meent de rechtbank dat de aangenomen urenbeperking in de behandelend sector in Duitsland ook is vastgesteld met de Duitse regelgeving en daar geldende criteria in het achterhoofd. Deze maatstaven verschillen van de gehanteerde criteria in Nederland. De beroepsgrond slaagt niet.
10. In beroep heeft eiseres verder aangevoerd dat zij een allergie heeft voor huisstofmijt. Zij verwijst hierbij naar de brief van dermatoloog [naam] van 6 april 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om daarvoor een beperking aan te nemen. Hij merkt op dat in de brief van 6 april 2021 wordt gesproken over een mijtallergie, maar dat de dermatoloog niet heeft toegelicht hoe deze allergie is vastgesteld. Voorts geeft de dermatoloog aan dat de allergie leidt tot klachten van de luchtwegen, maar een allergoloog en/of een longarts heeft dit niet onderzocht. Ook vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het opmerkelijk dat de dermatoloog zich daarmee niet beperkt tot uitspraken binnen haar vakgebied. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de allergie daarom onvoldoende medisch geobjectiveerd. De rechtbank stelt verder vast dat in de rapporten van de Gutachter verscheidene allergieën zijn genoemd, maar de huisstofmijtallergie ontbreekt. Ook in de medische stukken van Charité Berlijn wordt een huisstofmijtallergie niet benoemd. De allergie voor huisstofmijt wordt wel aangehaald in de stukken van ziekenhuis [plaats] , echter wordt de allergie dan benoemd door een voetchirurg. Uit het stuk wordt wederom niet duidelijk hoe de huisstofmijtallergie is vastgesteld. Ook in de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan de toekenning van de WIA-uitkering in 2014 bevinden zich geen medische stukken met betrekking tot een huisstofmijtallergie en daarvoor is destijds ook geen beperking aangenomen. De rechtbank kan de visie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook volgen dat de huisstofmijtallergie onvoldoende medisch is geobjectiveerd.
11. Volgens eiseres is bovendien onvoldoende rekening gehouden met de frequente bovenste luchtweginfecties, waarvoor zij verhoogd vatbaar is. Zij verwijst hierbij naar de brief van de internisten van 21 oktober 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om een beperking hiervoor op te nemen in de FML. Hij meent dat eiseres hier in het dagelijkse functioneren kennelijk niet evident door wordt gehinderd. Anders dan een mondkapje bij langdurige reizen neemt eiseres geen andere maatregelen. De rechtbank vindt deze overwegingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend en volgt eiseres dan ook niet in haar standpunt.
12. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij meer beperkt is ten aanzien van de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet daar op grond van de medische stukken geen aanleiding toe. Op het spreekuur worden op het psychische vlak geen bijzonderheden geconstateerd en bovendien heeft eiseres deze stelling niet onderbouwd met medische stukken. De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts in zijn rapportage van 29 juli 2021 de diagnose ‘Depressieve episode, recidiverend, wisselend in ernst’ heeft gesteld, met als diagnosecode P652. Deze diagnose is vervolgens overgenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank merkt op dat in verband met deze diagnose ook beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren, namelijk met betrekking tot geen continue druk van deadlines en productiepieken en geen langdurig verhoogd tempo. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat hiermee de klachten van eiseres voldoende worden ondervangen. De beroepsgrond slaagt niet.
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres voldoende heeft meegenomen in de FML van 8 december 2022. Dit betekent dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek
14. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 20 december 2022 eiseres gelet op haar beperkingen geschikt heeft geacht voor de functies van productiemedewerker textiel (geen kleding), textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) en productiemedewerker (samenstellen van producten).
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de inzichtelijke arbeidsdeskundige onderbouwing bij de selectie van de functies aan de hand van alle beschikbare medische informatie, voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geduide functies daarom voor eiseres geschikt.
Vergoeding immateriële schade
16. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Op 29 november 2021 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. De rechtbank doet uitspraak op 28 juli 2023. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaar is er nog geen sprake van een overschrijding van die redelijke termijn. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Conclusie
17. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Dit betekent dat verweerder op goede gronden eiseres per 25 april 2020 voor 76,32% arbeidsongeschikt heeft geacht.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.