ECLI:NL:RBAMS:2023:5912

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AMS 22/5670
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA. Eiser, die voorheen als financieel boekhouder werkte, had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar deze eindigde op 28 december 2021. Het UWV kende hem een vervolguitkering toe, maar verklaarde zijn bezwaar tegen deze beslissing ongegrond. Eiser stelde dat hij meer beperkingen had dan het UWV aannam, met name op het gebied van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en sociaal functioneren.

De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het UWV getoetst. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had vastgesteld dat eiser niet ADL-afhankelijk was en dat zijn beperkingen voldoende waren ondervangen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Eiser voerde aan dat zijn klachten waren toegenomen en dat hij niet in staat was om de geduide functies uit te oefenen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en dat de conclusies van de verzekeringsartsen logisch voortvloeiden uit de rapportages. De rechtbank volgde de argumentatie van het UWV en oordeelde dat de functies die aan eiser waren voorgelegd, geschikt waren, ondanks zijn beperkingen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een hogere arbeidsongeschiktheidsclassificatie. De rechtbank concludeerde dat het besluit van het UWV op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berustte en dat eiser per 28 december 2021 voor 36,73% arbeidsongeschikt was geacht. Eiser heeft geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien hij in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5670

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. I. van der Steen),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van
28 december 2021 een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA [1] toegekend.
Bij besluit van 4 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiser heeft voor het laatst gewerkt als financieel boekhouder voor 38,03 uur per week. Op 4 november 2019 viel hij uit door ziekte. Per 1 november 2021 ontving hij een loongerelateerde WGA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 37,17%. Eisers beperkingen zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
17 maart 2021. Deze uitkering eindigde op 28 december 2021.
1.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder eiser met ingang van 28 december 2021 een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend en eiser in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45% geplaatst.
1.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 oktober 2022 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 31 oktober 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de heroverweging in bezwaar geen aanleiding om eiser meer beperkt te achten dan is neergelegd in de FML van 17 maart 2021. Daarom blijven de voor de WIA toekenning geselecteerde functies onverminderd geschikt voor eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep selecteert wel een soortgelijke functie met een hogere loonwaarde. Vervolgens heeft zij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser opnieuw berekend en wel op 36,73%. Ook bij deze uitkomst valt eiser in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45% .
Standpunt van eiser
2. Eiser voert aan dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Ten onrechte is geconcludeerd dat hij zelfstandig Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) kan volbrengen. Daarnaast meent eiser dat zijn klachten zijn toegenomen. Volgens hem hadden verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren, statische houdingen en werktijden. Hierdoor is hij niet in staat om de geduide functies uit te oefenen.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder op goede gronden eiser per 28 december 2021 voor 36,73% arbeidsongeschikt heeft geacht.
4. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiser heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op zijn verdienvermogen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Zorgvuldigheid
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De primaire verzekeringsarts heeft eiser gezien op een spreekuur en medisch onderzoek verricht. Naar aanleiding van de door eiser ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie, informatie verkregen vanuit de hoorzitting en de in bezwaar verkregen informatie uit de behandelend sector. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling en is het onderzoek zorgvuldig geweest.
Ten aanzien van het medisch onderzoek
6. Eiser voert aan dat hij niet voldoende zelfstandig ADL kan verrichten. Zo is eiser niet in staat om zelfstandig te functioneren, want hij krijgt hulp bij het aanbrengen van structuur en zijn daginvulling. Bovendien leeft eiser geïsoleerd, wat meebrengt dat hij ook disfunctioneert op de levensgebieden ‘het samenlevingsverband’ en ‘sociale contacten buiten het gezin’. Hij verwijst daarbij naar de brieven van de psychiater van 8 september 2020 en
4 april 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat ADL-afhankelijkheid alleen aangenomen wordt als eiser op alle drie de levensgebieden, namelijk de zelfverzorging in het ADL, het samenlevingsverband én sociale contacten buiten het gezin, aantoonbaar disfunctioneert. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat uit de anamnese en het dagverhaal duidelijk wordt dat eiser een daginvulling heeft, dagritme aanhoudt, zelfstandig dagelijkse taken kan verrichten en bijvoorbeeld naar de sportschool gaat. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiser daarom niet ADL-afhankelijk. De rechtbank vindt deze overwegingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend en volgt eiser dan ook niet in zijn standpunt.
7. Eiser voert aan dat hij meer beperkt is ten aanzien van de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat uit de medische stukken van de psycholoog en de psychiater blijkt dat er slechts sprake is van milde paranoïde ideeën, waar eiser ook medicatie voor krijgt. Daarnaast blijken er uit het medische onderzoek verricht door de verzekeringsarts geen aanwijzingen te bestaan voor ernstige cognitieve functiestoornissen. Psychiater [naam psychiater] (de behandelend psychiater van eiser) geeft in zijn brief van 4 april 2022 aan dat de paranoïde schizofrenie invaliderend werkt met betrekking tot het maatschappelijk functioneren van eiser. De rechtbank stelt vast dat er om die reden ook verscheidene beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren. Naar het oordeel van de rechtbank worden de klachten van eiser voldoende ondervangen door de reeds gestelde beperkingen. Hoewel de psychiater in zijn brief van 4 april 2022 aangeeft dat het voor eiser niet mogelijk is om te werken, is de beoordeling van de belastbaarheid van eiser een verzekeringsgeneeskundig vraagstuk. Deze uitspraak van de psychiater valt buiten zijn expertise en wordt daarom niet als doorslaggevend meegenomen in de beoordeling.
8. Voor zover eiser stelt dat hij beperkt is ten aanzien van het vasthouden en verdelen van aandacht, herinneren en handelingstempo, volgt de rechtbank hem niet. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep vragen heeft gesteld aan [naam psychiater] . De psychiater heeft daarop gereageerd met de brief van 4 april 2022, waaruit in overeenstemming met het onderzoek van de primaire verzekeringsarts volgt dat er cognitief geen beperkingen lijken te bestaan bij eiser. De rechtbank oordeelt daarom dat de verzekeringsartsen terecht geen beperkingen op deze aspecten hebben aangenomen. Daarnaast meent eiser dat hij beperkt is met betrekking tot het hanteren van emotionele problemen van anderen en het uiten van eigen gevoelens. De rechtbank ziet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser beperkt heeft geacht ten aanzien van alleen oppervlakkige en/of kortdurende klantcontacten en patiëntencontacten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend gemotiveerd dat de klachten van eiser daarmee voldoende worden ondervangen. Verder vindt eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen beperking heeft aangenomen op vervoer. De rechtbank merkt op dat uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts van 17 maart 2022 blijkt dat hij auto rijdt. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier om aan te nemen dat eiser geen deel kan nemen aan het openbaar vervoer. De beroepsgronden slagen niet.
9. Eiser stelt verder dat er een forse beperking is op zitten, omdat hij last heeft van terugkerende aambeien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat aambeien hinderlijk zijn, maar dat deze klacht van tijdelijke aard is. Aambeien slinken namelijk na een periode weer. Naar de mening van de verzekeringsarts bezwaar en beroep leiden aambeien dan ook niet tot een structurele arbeidsbeperking op zitten. De rechtbank kan deze uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Naar de mening van eiser moet een beperking worden gesteld op gebogen en/of getordeerd actief zijn, omdat hij tijdens het buigen last krijgt van spierpijn in zijn hoofd. De primaire verzekeringsarts concludeert na het onderzoeken van eiser dat er geen ernstige lichamelijke afwijkingen geconstateerd kunnen worden. Volgens de primaire verzekeringsarts is er dan ook geen verklarend substraat bekend voor zijn fysieke klachten. De rechtbank stelt vast dat eiser deze stelling verder ook niet heeft onderbouwd met een objectief medisch stuk. Naar het oordeel van de rechtbank is de uitleg van de primaire verzekeringsarts - die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in stand is gelaten -navolgbaar. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Tot slot vindt eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. Doordat hij veelvuldig last heeft van wanen en nachtmerries, zit hij veelal laag in zijn energie. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding heeft gezien om een urenbeperking aan te nemen naast de beperking op het werken in de nacht. De primaire verzekeringsarts heeft gemotiveerd dat bij eiser op energetisch gebied geen aandoening bekend is die een verhoogd verbruik van energie, of een verminderd basaal energetisch vermogen kan verklaren. Het dagverhaal is gevuld met (sport)activiteiten en recuperatie overdag wordt in het dagverhaal niet beschreven. Tevens is er geen preventieve reden, noch een verminderde beschikbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt het standpunt van de primaire verzekeringsarts over. De rechtbank vindt de gegeven motivering overtuigend en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verdergaande urenbeperking had moeten aannemen. De beroepsgrond slaagt niet.
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiser voldoende overtuigend heeft neergelegd in de FML van
17 maart 2021. Dit betekent dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek
13. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 31 oktober 2022 eiser gelet op zijn beperkingen geschikt heeft geacht voor de functies van productiemedewerker industrie (samensteller), assemblagemedewerker elektrotechnische producten en textielproductenmaker (excl. vervaardigen van textiel). Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank en papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker als overige functies geselecteerd.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de inzichtelijke arbeidsdeskundige onderbouwing bij de selectie van de functies aan de hand van alle beschikbare medische informatie, voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiser. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geduide functies daarom voor eiser geschikt.
15. Voor zover eiser stelt dat de functies niet geschikt zijn vanwege het samenwerken, overweegt de rechtbank als volgt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voert aan dat er in de functies wel sprake is van enige vorm van samenwerking, maar dat het samenwerken niet verder gaat dan werken binnen een eigen afgebakende deeltaak en soms basaal overleg met een collega over de werkverdeling. Volgens de arbeidskundige bezwaar en beroep past dit binnen de belastbaarheid van eiser. De rechtbank vindt deze motivering navolgbaar. Daarom is de rechtbank van oordeel dat deze functie met de vastgestelde beperkingen kan worden uitgeoefend.
16. Voor zover eiser stelt dat de functie textielproductenmaker (excl. vervaardigen van textiel) niet geschikt is vanwege de veelvuldige onderbrekingen, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat een beperking is gesteld op omgaan met storingen en onderbrekingen zolang dit een wezenlijk onderdeel vormt van de functie. Volgens de gemachtigde van eiser dient men in deze functie steeds een handeling te beginnen en vervolgens bij een gereed product de handeling te stoppen voor een nieuwe handeling. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat het echter gaat om onderbrekingen in het takenpakket. Een voorbeeld daarbij is de functie van een receptioniste die telefoon en mail ontvangt en ook nog mensen aan de balie krijgt. De rechtbank meent na het bekijken van het resultaat functiebeoordeling dat er in deze functie geen sprake is van opeenvolgende taken en onderbrekingen die een wezenlijk onderdeel van deze functie vormen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de functie textielproductenmaker daarom met de vastgestelde beperkingen door eiser worden uitgeoefend.
Conclusie
17. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Dit betekent dat verweerder op goede gronden eiser per 28 december 2021 voor 36,73% arbeidsongeschikt heeft geacht.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.