ECLI:NL:RBAMS:2023:5902

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
13/081776-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van strafzaken met betrekking tot vuurwapens, munitie, professioneel vuurwerk en verdovende middelen

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens, munitie, professioneel vuurwerk en verdovende middelen, waaronder MDMA en cocaïne. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, werd op 23 maart 2023 aangehouden. Tijdens de doorzoeking van de woning van zijn ouders werden de wapens en drugs aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van hun aanwezigheid. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien het feit dat DNA van de verdachte op een van de vuurwapens was aangetroffen.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 5.175,-. De rechtbank concludeerde dat het geldbedrag niet kon worden verklaard door legale inkomsten, en dat de verdachte geen verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De rechtbank achtte het witwassen bewezen, gezien de omstandigheden en het gebrek aan bewijs voor een legale herkomst van het geld.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en drugs met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/081776-23 (Promis)
Datum uitspraak: 19 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Oppe, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd en na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich op 23 maart 2023 heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1:
het voorhanden hebben van twee vuurwapens en 31 patronen te Amsterdam;
Feit 2:
het opzettelijk voorhanden hebben van 21 cobra’s te Amsterdam;
Feit 3:
het witwassen van een geldbedrag van € 5.175,- te Amsterdam en/of Zwijndrecht;
Feit 4:
het opzettelijk aanwezig hebben van meerdere tabletten MDMA en/of een hoeveelheid cocaïne te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1, feit 2 en feit 4 kunnen worden bewezen. Hij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd. Ook feit 3 kan worden bewezen. Verdachte heeft een contant geldbedrag van € 5.175,- voorhanden gehad terwijl hij de afgelopen jaren een daklozenuitkering ontving. Hierdoor is sprake van een witwasvermoeden. Verdachte heeft geen verifieerbare verklaring over de herkomst van het geldbedrag gegeven.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig de door hem op schrift gestelde pleitaantekeningen – primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde, omdat verdachte geen beschikkingsmacht had over de wapens, de munitie, het vuurwerk en de verdovende middelen en omdat hij zich niet bewust was van de aanwezigheid van deze goederen in de woning van zijn ouders. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van het vuurwapen van het merk Zoraki, de MDMA en de cocaïne gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geldbedrag van € 5.175,- heeft gegeven, terwijl het Openbaar Ministerie niet is geslaagd in haar onderzoeksplicht ten aanzien van deze verklaring.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Oordeel over feit 1, feit 2 en feit 4
De rechtbank komt tot het oordeel dat het onder feit 1, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard en overweegt daartoe als volgt.
Naar aanleiding van afgeschermde informatie uit een lopend opsporingsonderzoek is de woning van de ouders van verdachte aan [adres 2] doorzocht. Bij de doorzoeking zijn in een slaapkamer en een studeerkamer twee vuurwapens, munitie, 21 stuks professioneel vuurwerk en hoeveelheden MDMA en cocaïne aangetroffen. In deze kamers trof het onderzoeksteam ook meerdere documenten aan op naam van verdachte. De ouders van verdachte hebben verklaard dat de slaapkamer van verdachte is en dat niemand anders die slaapkamer gebruikt. Verdachte is volgens hen ook de enige persoon die de studeerkamer gebruikt. Bij het tonen van de aangetroffen goederen verklaarde de vader van verdachte dat alles van verdachte is en dat hij de enige is die het gebruikt. Er komen volgens de vader van verdachte geen andere personen in deze kamers.
Ten aanzien van het aangetroffen vuurwerk, de vuurwapens en de munitie heeft verdachte verklaard dat ene [persoon] , een kennis van hem, deze tijdelijk bij hem heeft achtergelaten in een schoenendoos en een rugtas. Verdachte wist niet wat de inhoud was van die schoenendoos en rugtas. Op de zitting heeft verdachte op vragen van de rechtbank over de identiteit en contactgegevens van deze [persoon] geen antwoord kunnen of willen geven. Met betrekking tot de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte geen beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen had en overweegt daartoe als volgt. De verdovende middelen zijn aangetroffen in de jaszak van verdachte met daarbij zijn paspoort. Verdachte heeft hierover gezwegen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte dit wist en dat hij over de verdovende middelen kon beschikken. Dat geldt ook voor de overige goederen – de vuurwapens, munitie en de Cobra’s –. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze zijn aangetroffen in twee kamers waar volgens de vader van verdachte alleen verdachte verbleef en waar poststukken geadresseerd aan hem lagen. Op de telefoon van verdachte is bovendien een filmpje gevonden waarin hij zegt dat hij thuis is en waarop de achtergrond van de kamer waarin hij zit door de verbalisant wordt herkend als één van de kamers waar de goederen zijn aangetroffen. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat deze goederen door ene [persoon] bij hem zijn achtergelaten – en dat hij niet wist wat voor goederen in zijn kamers lagen – ongeloofwaardig. Verdachte heeft dit verhaal nauwelijks concreet gemaakt en bij vragen van de rechtbank en officier van justitie zich herhaaldelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Op één van de vuurwapens is bovendien, onder meer aan de binnenkant van de loop, DNA aangetroffen dat, zo concludeert de rechtbank op basis van het deskundigenrapport, matcht met het DNA van verdachte.
De rechtbank concludeert op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, dat feit 1, feit 2 en feit 4 kunnen worden bewezen.
3.3.2.
Oordeel over feit 3
Feiten en omstandigheden
Tijdens de fouillering is een contant geldbedrag van € 5.175,- bij verdachte aangetroffen. Dit geldbedrag bestond uit 103 biljetten van € 50,-, één biljet van € 20,- en één biljet van € 5,- euro. Uit onderzoek naar de financiële situatie van verdachte in de periode van 27 maart 2018 tot en met 27 maart 2023 blijkt dat hij in totaal € 56.309,- aan nettoloon heeft ontvangen en dat de tegoeden op zijn bankrekeningen zeer beperkt zijn.
Oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Als er geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig is, zal volgens vaste jurisprudentie allereerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp of het geldbedrag. Als een dergelijke verklaring ontbreekt, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring geldt.
De rechtbank kan op basis van het dossier geen specifiek misdrijf vaststellen waaruit het geldbedrag afkomstig is. Verdachte is al tien jaar dak- en werkloos en hij ontvangt een uitkering. Gelet op het feit dat bij hem een relatief groot geldbedrag in contanten is aangetroffen, hetgeen niet in verhouding staat tot zijn legale inkomsten, is sprake van een vermoeden van witwassen. Het was daarom aan verdachte om een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring af te leggen over de herkomst van dit geldbedrag. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij een deel van dit geld, namelijk € 2.700,-, van zijn vader heeft geleend op 1 maart 2023. Ter onderbouwing van deze verklaring heeft hij een leenovereenkomst met zijn vader overgelegd, die is gedateerd 9 mei 2023. De rest van het geld stelt verdachte over meerdere jaren te hebben verdiend met zowel legale inkomsten uit loon van een beveiligingsbedrijf als loon door zwart te werken. Een deel van dit loon zou hij hebben opgespaard. Dit deel van zijn verklaring heeft verdachte willen onderbouwen door op de zitting bankafschriften over te leggen, waarop onder andere uitbetalingen van salaris en contante geldopnamen te zien zijn.
Voor wat betreft het geld dat verdachte van zijn vader zou hebben geleend, oordeelt de rechtbank dat zijn verklaring hierover ongeloofwaardig is. Volgens de leenovereenkomst zou de lening verstrekt zijn op 1 maart 2023. Zowel verdachte als zijn vader hebben verklaard dat zijn vader rond die datum, voor een langere periode in Marokko was. De lening kan dus niet op dat moment zijn verstrekt. Dit wordt verder ondersteund door het feit dat de leenovereenkomst kennelijk achteraf, op 9 mei 2023, is opgesteld. Dit maakt dat de verklaring van verdachte niet voldoet aan het criterium dat deze concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk dient te zijn. Het vermoeden van witwassen wordt voor dit deel van het aangetroffen geldbedrag daarom niet weerlegd door deze verklaring.
Ten aanzien van de rest van het aangetroffen geld dat volgens verdachte zou zijn verkregen uit inkomsten uit loon, overweegt de rechtbank dat de bankafschriften die verdachte heeft overgelegd geen steun bieden aan zijn verklaring. Op de bankafschriften is te zien dat verdachte legale inkomsten binnenkrijgt op zijn rekening en dat hij contante opnames heeft gedaan. Verdachte heeft op de zitting echter ook verklaard dat hij veel geld uitgaf, aan onder meer hotels, casino’s, etentjes en kleding. Daarnaast mag aangenomen worden dat hij in zijn algemene levensonderhoud moest voorzien. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte van de contante opnames een aanzienlijk deel kan hebben gespaard. Sparen was alleen mogelijk als er sprake was van een tweede inkomstenbron, wat volgens verdachte loon uit zwart werk zou zijn. Op vragen van de rechtbank waar en wanneer verdachte dit zwarte werk zou hebben verricht en hoeveel hij daarmee zou hebben verdiend, heeft verdachte echter geen antwoord willen geven. Ook hiervoor geldt daarom dat verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd en dus is het vermoeden van witwassen niet weerlegd.
De rechtbank acht daarom het onder feit 3 ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 5.175,- bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
op 23 maart 2023 te Amsterdam,
- ( goednummer 6318052) een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, model P22, kaliber 6.35mm Browning (synoniem voor .25 ACP), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- ( goednummer 6318067) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vijf patronen, kaliber 6.35mm Browning (synoniem voor .25 Auto), merk Fiocchi en
- ( goednummer 6318244) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een patroon, kaliber 7.65mm Browning (synoniem voor .35 Auto), merk Geco en
- ( goednummer 6318058) een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een Front Firing pistoolmitrailleur, van het merk Zoraki, model M925, kaliber 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- ( goednummer 6318072) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vijfentwintig patronen, kaliber 9mm PAK, merk Walther en Pobjeda
voorhanden heeft gehad.
Feit 2
op 23 maart 2023 te Amsterdam opzettelijk 21 stuks cobra’s, te weten Super Cobra 6 2022 Engels, in elk geval professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad.
Feit 3
op 23 maart 2023 te Zwijndrecht zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij een geldbedrag van 5175 euro voorhanden gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Feit 4
op 23 maart 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken hebben vastgesteld. Gelet op die oriëntatiepunten is de eis van de officier van justitie te fors. Verdachte is bereid om mee te werken aan het reclasseringstoezicht. De raadsman heeft daarom verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moeten de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte is in het bezit geweest van twee vuurwapens, munitie, 21 stuks professioneel vuurwerk en hoeveelheden MDMA en cocaïne. Daarnaast heeft verdachte een geldbedrag van € 5.175,- witgewassen. Het ongecontroleerde bezit van (onderdelen van) vuurwapens en munitie brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Het bezit daarvan leidt maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat harddrugs zoals MDMA en cocaïne een gevaar vormen voor de volksgezondheid en dat de verkrijging en het gebruik daarvan velerlei vormen van (vermogens)criminaliteit en overlast meebrengen. Het verbod op het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik strekt ertoe mens en milieu te beschermen tegen de mogelijke effecten die het opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk kunnen veroorzaken. Het witwassen van grote geldbedragen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en de integriteit van het financiële en economische verkeer. Met zijn handelen heeft verdachte zich geen enkele rekenschap gegeven van deze risico’s. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken hebben vastgesteld. Voor het bezit van één pistool in een woning wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Voor het bezit van 1-50 patronen wordt een geldboete als uitgangspunt genoemd. Het oriëntatiepunt voor het bezit van tien tot vijftig gram harddrugs is een taakstraf van tachtig uur. Ten aanzien van het witwassen heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraude, die bij een benadelingsbedrag tot € 10.000,- uitkomen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen één week en twee maanden of een taakstraf. Er is geen oriëntatiepunt voor het bezit van professioneel vuurwerk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke misdrijven.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 28 juni 2023. Verdachte leidt een instabiel leven wegens het gebrek aan stabiele huisvesting en zinvolle dagbesteding. Daarnaast kampt hij met schuldenproblematiek waarvoor hij een bewindvoeringstraject wil opstarten en er zijn aanwijzingen voor problemen rondom zijn middelengebruik en psychosociaal functioneren. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. De reclassering ziet aanwijzingen voor agressieproblematiek en/of problemen rondom zijn houding terugkomen in diverse situaties, waarbij hij snel in conflict lijkt te komen met anderen. De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden van een dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontroles.
Strafoplegging
Ondanks de ambivalente houding van verdachte ten opzichte van mogelijke hulpverlening, ziet de rechtbank aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Op deze manier hoopt de rechtbank verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. Verdachte dient dit nadrukkelijk als een kans te zien om zijn leven een positieve wending te geven. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering opleggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
pistool (goednummer: 6318052);
1 patroonhouder (goednummer: 6318054);
1 pistool (goednummer: 6318058);
1 patroonhouder (goednummer: 6318060);
1 patroonhouder (goednummer: 6318059);
1 patroon (goednummer: 6318067);
1 patroon (goednummer: 6318067);
1 patroon (goednummer: 6318244);
1 koffer (goednummer: 6318257);
1 computer (goednummer: 6318270);
1 telefoontoestel (goednummer: 6318311);
1 telefoontoestel (goednummer: 6318317);
1 telefoontoestel (goednummer: 6321151);
1 telefoontoestel (goednummer: 6321153);
1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318288);
2 stuks verdovende middelen (goednummer: 6318291);
1 stuk vuurwerk (goednummer: 6318244);
2 stuks verdovende middelen (goednummer: 6318293);
1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318294);
1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318297);
5 stuks verdovende middelen (goednummer: 6318299);
1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318305);
1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318307);
1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318328);
5.175 euro (goednummer: 6318090).
Onder verdachte zijn tevens een vest (goednummer: 6318243) en een siliconenmasker (goednummer: 6318300) in beslag genomen. Verdachte heeft op de zitting afstand van deze voorwerpen gedaan zodat de rechtbank daarover geen beslissing meer zal nemen.
8.1.
Verbeurdverklaring
Het onder nummer 25 inbeslaggenomen geldbedrag behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dat geldbedrag het onder feit 3 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurd verklaard.
8.2.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de onder nummers 1 tot en met 9 en 15 tot en met 24 inbeslaggenomen voorwerpen het onder feit 1, feit 2 en feit 4 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
8.3.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummers 10 tot en met 14 inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Ten aanzien van feit 3:
Witwassen;
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering:
Veroordeelde meldt zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 3] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling:
Veroordeelde laat zich behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er een beschikbare plek is bij de forensische behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang:
Veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid/beschermd wonen of in de maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een beschikbare plaats vrij komt. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding:
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van betaald werk, onbetaald werk en/of een passende vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening:
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Meewerken aan middelencontrole:
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
5.175 euro (goednummer: 6318090).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 pistool (goednummer: 6318052);
  • 1 patroonhouder (goednummer: 6318054);
  • 1 pistool (goednummer: 6318058);
  • 1 patroonhouder (goednummer: 6318060);
  • 1 patroonhouder (goednummer: 6318059);
  • 1 patroon (goednummer: 6318067);
  • 1 patroon (goednummer: 6318067);
  • 1 patroon (goednummer: 6318244);
  • 1 koffer (goednummer: 6318257);
  • 1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318288);
  • 2 stuks verdovende middelen (goednummer: 6318291);
  • 1 stuk vuurwerk (goednummer: 6318244);
  • 2 stuks verdovende middelen (goednummer: 6318293);
  • 1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318294);
  • 1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318297);
  • 5 stuks verdovende middelen (goednummer: 6318299);
  • 1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318305);
  • 1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318307);
  • 1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6318328).
Bepaalt dat zal worden teruggegeven aan verdachte:
  • 1 computer (goednummer: 6318270);
  • 1 telefoontoestel (goednummer: 6318311);
  • 1 telefoontoestel (goednummer: 6318317);
  • 1 telefoontoestel (goednummer: 6321151);
  • 1 telefoontoestel (goednummer: 6321153).
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J. Bos, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en J.M.R. Vastenburg rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2023.
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]