ECLI:NL:RBAMS:2023:5901

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
10266152 \ CV EXPL 23-217
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bankrelatie en registratie van persoonsgegevens in verband met hypotheekfraude

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.D. van Koningsveld, en gedaagde, ING Bank N.V., vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. De kern van de zaak betreft de vraag of ING de bankrelatie met eiser mocht beëindigen en of zijn persoonsgegevens in registers mochten worden opgenomen. Eiser had niet kunnen aantonen dat hij geen rol speelde in een hypotheekfraude, ondanks herhaalde verzoeken van ING om verduidelijking. De kantonrechter oordeelde dat ING gerechtigd was om de bankrelatie te beëindigen, gezien de gerechtvaardigde twijfels over de rol van eiser in de frauduleuze hypotheekaanvraag. De rechter voerde een belangenafweging uit, waarbij het belang van ING om de bankrelatie te beëindigen zwaarder woog dan het belang van eiser bij voortzetting van die relatie. Eiser had inmiddels alternatieve bankfaciliteiten gevonden, waardoor het nadeel voor hem beperkt bleef. De vorderingen van eiser tot verwijdering van zijn persoonsgegevens uit verschillende registers werden afgewezen, omdat ING voldoende redenen had om deze gegevens te registreren. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 792,00, en in de nakosten. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van banken en de noodzaak om fraude te bestrijden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10266152 \ CV EXPL 23-217
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 14 september 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.D. van Koningsveld,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ING,
gemachtigde: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
De zitting wordt gehouden op de rechtbank in Amsterdam op grond van de beslissing van 18 april 2023.
De zaak wordt behandeld door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, en mr. R. Hafith als griffier.
In deze zaak heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is op grond van artikel 30p lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dit proces-verbaal opgemaakt.

1.De beoordeling

Kern van de zaak
1.1.
De kern van deze zaak is of ING de bankrelatie met [eiser] mocht beëindigen en zijn gegevens mocht opnemen in registers. En zo nee, of ING de schade die [eiser] daardoor lijdt moet vergoeden. Daarnaast is de vraag of zijn persoonsgegevens uit de registers moeten worden verwijderd.
1.2.
In beginsel mag ING opzeggen, want zij heeft een contractuele opzeggings-bevoegdheid in artikel 35 Algemene Bankvoorwaarden. De rechtsgeldigheid van een beëindiging van een overeenkomst inzake betaaldiensten door een bank wordt echter niet alleen bepaald door wat uitdrukkelijk is overeengekomen in de Algemene Bankvoorwaarden, maar ook door de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW. Dat laatste brengt mee dat de beëindiging niet rechtsgeldig is als gebruikmaking van de overeengekomen opzegbevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
1.3.
Om te bepalen of dat zo is, moet de kantonrechter een belangenafweging uitvoeren, waarbij de opzegging onder andere moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht. Daarnaast komt gewicht toe aan de verschillende onderzoeks- en controleverplichtingen van ING op grond van de Wft en de Wwft. Zo is ING verplicht om relaties met klanten tegen te gaan die het vertrouwen in de financiële onderneming of financiële markten kunnen schade en om onder bepaalde omstandigheden cliëntenonderzoek en onderzoek naar verrichte transacties uit te voeren.
1.4.
De belangenafweging is concreet een afweging van het belang van de bank bij de opzegging tegen het belang van de cliënt bij voortzetting van de bankrelatie. Deze afweging vindt plaats aan de hand van alle ten tijde van de opzegging bekende feiten en omstandigheden. Het gaat erom of de bank, gelet op de haar toen bekende feiten en omstandigheden en met inachtneming van de belangen van de cliënt, de overeenkomst mocht opzeggen.
ING mocht bankrelatie opzeggen
1.5.
De kantonrechter vindt dat ING de bankrelatie met [eiser] mocht opzeggen. ING is een onderzoek gestart naar [eiser] nadat de bank was gestuit op fraude bij een hypotheekaanvraag van het echtpaar [naam 1] , omdat dat echtpaar niet de bij de hypotheekaanvraag corresponderende salarisuitbetalingen kreeg gestort. Na vragen gesteld te hebben aan het echtpaar, de heer [naam 2] en de heer [naam 3] , kwam ING bij [eiser] terecht. ING is een onderzoek naar [eiser] gestart omdat het echtpaar [naam 1] had aangegeven dat hij had opgetreden als hypotheekadviseur, wat hij niet is. De bank had daarmee – gelet op haar controleverplichtingen – voldoende grond om vragen te stellen aan [eiser] .
1.6.
ING heeft vragen gesteld aan [eiser] , maar [eiser] heeft daarop geen concrete antwoorden gegeven. Niet telefonisch en later ook niet per e-mail. ING heeft daar wel herhaald om gevraagd. ING heeft dus hoor- en wederhoor toegepast. [eiser] heeft het gesprek echter afgehouden en via zijn advocaat laten weten dat hij niet als hypotheekadviseur optreedt, alleen als makelaar. De concrete vragen van ING heeft [eiser] niet beantwoord. Ook al waren het vragen die ING eerder in een telefoongesprek had gesteld of vervolgvragen, van [eiser] mocht worden verwacht dat hij deze zou beantwoorden, omdat ING wilde – en moest – weten of [eiser] een rol speelde, en zo ja welke, in de frauduleuze hypotheekaanvraag van het echtpaar [naam 1] . [eiser] heeft daar dus géén concrete antwoorden op gegeven, en aangegeven dat hij niets met ING te maken wilde hebben.
1.7.
ING heeft zelf verder onderzoek verricht en [eiser] daarover ingelicht, bij brief van 23 april 2021. ING heeft [eiser] daarbij gewezen op het volgende:
  • dat het echtpaar [naam 1] verklaart dat [eiser] hun contactpersoon was voor de hypotheekaanvraag;
  • dat het echtpaar [naam 1] verklaart hem € 1.030,- te hebben betaald, contant;
  • dat het echtpaar [naam 1] al hun inkomensstukken aan [eiser] hebben gemaild;
  • dat is gebleken dat een vals inkomensstuk door [naam 3] bij ING is ingediend.
Tot slot heeft ING erop gewezen dat [eiser] samen met [naam 2] en [naam 3] nog een aantal andere hypotheken met valse stukken zou hebben aangevraagd.
Dit is voor ING reden geweest om de bankrelatie op te zeggen per brief van 23 april 2021.
1.8.
Dat mocht. [eiser] had op dat moment geen duidelijkheid gegeven over zijn rol in de hypotheekaanvraag waarover ING hem vragen heeft gesteld, terwijl [eiser] wel meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om dat te doen. Daarmee heeft [eiser] de gerechtvaardigde twijfels bij ING over zijn rol bij de hypotheekfraude niet kunnen wegnemen. In zo’n situatie loopt de bank het risico om niet te kunnen voldoen aan haar wettelijke controleverplichtingen en dus had zij voldoende reden en belang om de bankrelatie met [eiser] te beëindigen.
1.9.
Daarna is het onderzoek van ING verder gegaan.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt en daarbij benadrukt dat hij alleen heeft opgetreden als makelaar en als tolk, omdat het echtpaar slecht Nederlands spreekt. De e-mail van [eiser] van 16 september 2020 aan het echtpaar [naam 1] duidt er echter op dat [eiser] een grotere rol heeft gespeeld bij hun hypotheekaanvraag. [eiser] verzoekt het echtpaar in die e-mail om de hypotheekaanvraagformulieren ondertekend retour te mailen. Daarnaast strookt die e-mail niet met de stelling dat hij als tolk heeft opgetreden, omdat hij daarin communiceert in het Nederlands.
1.10.
[eiser] heeft verklaringen van [naam 2] en [naam 4] overhandigd, waarin staat dat [eiser] niet als hypotheekadviseur heeft opgetreden. Die verklaringen pleiten [eiser] niet vrij, want die leggen niet uit wat de rol van [eiser] precies is geweest. Het gaat er niet om hoe [eiser] zichzelf zag (als hypotheekadviseur of als makelaar), maar om wat hij
feitelijkheeft gedaan: hij is betrokken geweest bij de frauduleuze aanvraag van een hypotheek, waarbij hij de hoofdcontactpersoon was voor het echtpaar, en hij heeft per e-mail van 29 september 2020 valse stukken aan hen doorgestuurd (productie 12 bij dagvaarding).
1.11.
[eiser] heeft eerder gezegd dat de reden dat het echtpaar inkomensstukken naar hem stuurde, was om te achterhalen of het aannemelijk was of er een koop tot stand zou komen en of het – in het verlengde – daarvan voor hem wel zin had om als makelaar aan het werk te gaan. Dat opdrachtgevers inkomensstukken opsturen naar een makelaar is gek. Op zitting heeft [eiser] uitgelegd dat hij die stukken alleen had opgevraagd om te kunnen doorsturen aan (onder andere) Kapitaal Kompas en Domivest voor een box 3-aangifte. Het is niet duidelijk geworden waarom hij die uitleg niet eerder heeft gegeven en nu ook niet met stukken heeft onderbouwd.
1.12.
Tijdens het onderzoek heeft ING [eiser] aangegeven dat het echtpaar [naam 1] verklaart dat zij hem € 1.030,- contant hebben betaald. [eiser] heeft daartegen aangevoerd dat het een “
een vreemd bedrag” is, maar tot vandaag heeft [eiser] niet ontkend dat hij dat contante bedrag heeft ontvangen. Dat blijkt althans niet uit het dossier.
1.13.
Dit alles komt erop neer dat [eiser] het wantrouwen over zijn rol bij de frauduleuze hypotheekaanvraag bij ING niet heeft weggenomen tijdens het onderzoek. Wat de precieze rol van [eiser] is geweest is namelijk onduidelijk gebleven, terwijl het voor ING een heel belangrijk punt was. Daarom had ING er belang bij om de bankrelatie met [eiser] te beëindigen.
Belang ING om bankrelatie te beëindigen weegt zwaarder
1.14.
Tegenover het belang van ING om tot beëindiging van de bankrelatie over te gaan, staat het belang dat [eiser] heeft bij voortzetting van die relatie, namelijk het gebruik maken van de bankfaciliteiten. Het ging om dat moment om een privérekening, een zakelijke rekening en een hypothecaire lening op de privé woning.
1.15.
[eiser] heeft inmiddels een andere rekening. [eiser] kan dus nog steeds gebruik maken van het bancaire betalingsverkeer. De hypotheek is ook elders opnieuw ondergebracht. Daarmee is het nadeel aan de kant van [eiser] beperkt gebleven.
1.16.
Daarnaast heeft ING de aangekondigde opzegging een aantal keer uitgesteld, in verband met de bezwaren van [eiser] . Uiteindelijk is de opzegging pas geëffectueerd per 1 maart 2023. Daarmee heeft ING oog gehad voor de belangen van [eiser] bij de afwikkeling en heeft zij voldaan aan haar zorgplicht in het na-traject.
1.17.
Er is ook geen bijzondere reden gesteld of gebleken waarom ING niet tot opzegging mocht overgaan.
1.18.
De slotsom van het voorgaande is dat het belang van ING bij opzegging van de bancaire relatie met [eiser] zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij het voortbestaan van die relatie. De opzegging was daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. De vorderingen die hierop zijn gebaseerd worden daarom afgewezen.
Opname registers
1.19.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de vraag of ING de persoonsgegevens van [eiser] (na drie jaar) moet verwijderen uit de Gebeurtenissenadministratie, het IVR, het SFH-register en bij de AFM. Dat is niet het geval.
1.20.
Anders dan ING heeft aangevoerd, kan [eiser] dit verzoek indienen in een dagvaardingsprocedure, zoals hij ook heeft gedaan.
1.21.
Over de registratie in het IVR en de Gebeurtenissenadministratie geldt het volgende. Uit de toelichting van ING begrijpt de kantonrechter dat de Gebeurtenissenadministratie het onderdeel van de klantenadministratie is waarin gebeurtenissen worden vastgelegd die van belang kunnen zijn voor de veiligheid en integriteit van ING. De afdeling Veiligheidszaken beslist of voorvallen die in de Gebeurtenissenadministratie zijn opgenomen, ook leiden tot een vermelding in het IVR. Het IVR is daarmee onlosmakelijk verbonden met de Gebeurtenissenadministratie en kan dus niet los daarvan functioneren. Medewerkers van de ING kunnen het IVR raadplegen, waarbij ze alleen te zien krijgen óf [eiser] is geregistreerd en niet voor welke gebeurtenis dat is. Andere banken zien dat helemaal niet. De inhoud van de melding is alleen te lezen door medewerkers van de afdeling Veiligheidszaken van ING, andere medewerkers en andere banken kunnen dat dus niet. De afdeling Veiligheidszaken kan kijken wat de reden is voor de IVR-registratie en adviseert op basis daarvan over het in behandeling nemen van de aanvraag.
1.22.
Door deze wijze van registreren worden de belangen van [eiser] maar beperkt geraakt, vooral omdat hij aangeeft niets meer met ING te maken te willen hebben, en gaan die niet voor op het gerechtvaardigde belang van ING om de gegevens van [eiser] te registreren. ING heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij door het handelen van [eiser] het vermoeden had dat hij een rol speelde bij de hypotheekfraude. Een vermoeden dat [eiser] niet voldoende heeft weggenomen. Dan is het opnemen van iemands gegevens toegestaan, omdat hiermee de veiligheid en integriteit van de financiële sector zo veel mogelijk wordt gewaarborgd.
1.23.
De omstandigheid dat de strafzaak tegen [eiser] inmiddels is geseponeerd maakt dat niet anders. Een strafrechtelijke veroordeling is niet noodzakelijk voor opname in het IVR en andersom is een sepot ook geen zelfstandige grond voor verwijdering uit het IVR.
1.24.
Tot slot zijn volgens ING de persoonsgegevens van [eiser] niet opgenomen in andere registers. Niet gebleken is dat dat anders is. Vandaag op zitting heeft [eiser] gesteld dat ING klanten van hem allerlei vragen heeft gesteld omdat zij een bedrag naar hem hadden overgeboekt, maar die stelling is niet onderbouwd en wordt betwist door ING, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat.
1.25.
De vordering van [eiser] tot verwijdering van zijn gegevens uit de hiervoor genoemde registers wordt dus afgewezen.
(Proces)kosten
1.26.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van ING vastgesteld op € 792‬,00
(2 punten × € 396,00). De kantonrechter heeft hierbij de proceskosten in het incident begroot op nihil, omdat [eiser] zijn incidentele vordering heeft ingetrokken voordat de kantonrechter daarop heeft kunnen beslissen en omdat ING niet met een akte – maar slechts door de gevraagde stukken te overleggen met aanvullende producties – heeft gereageerd op die vordering.
1.27.
Verder wordt [eiser] veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die worden toegewezen aan de partij die in het gelijk is gesteld (in dit geval ING), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welke bedragen het gaat.

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de bank tot dit vonnis vastgesteld op € 792‬,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
2.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
2.4.
verklaart de proces- en nakostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.