ECLI:NL:RBAMS:2023:5855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
AMS 23/167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de huurtoeslag en ontslagvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag over het jaar 2021 beoordeeld. De Belastingdienst Toeslagen had de huurtoeslag van eiseres op nihil vastgesteld, omdat zij een ontslagvergoeding van € 29.120,- had ontvangen, die volgens de Belastingdienst bij haar inkomen over 2021 moest worden opgeteld. Eiseres was van mening dat deze vergoeding niet als inkomen moest worden beschouwd, maar als nabetaling van meer dan alleen loon, en dat zij recht had op huurtoeslag.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op 8 mei 2023, waarbij eiseres en de gemachtigde van de Belastingdienst aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de Belastingdienst in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken over de financiële gevolgen van het besluit voor eiseres. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de ontslagvergoeding terecht bij het inkomen van eiseres is opgeteld, en dat er geen ruimte is om deze buiten beschouwing te laten volgens de geldende wetgeving.

De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht afgewezen, omdat het inkomen van eiseres hoger was dan 95% van de bijstandsnorm. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst de huurtoeslag over 2021 terecht op nihil heeft vastgesteld en dat het beroep van eiseres ongegrond is. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst Toeslagen

(gemachtigde: mr. N. Marinus en mr. G. de Haan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag over het jaar 2021.
1.1.
Met het bestreden besluit van 29 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst zodat verweerder nadere informatie kon overleggen. Eiseres heeft de gelegenheid gekregen hierop te reageren. Partijen hebben de rechtbank vervolgens toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank sluit het onderzoek en doet uitspraak.

Standpunten van partijen

2.1
Met het primaire besluit heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres over het jaar 2021 definitief op nihil vastgesteld. Eiseres is per 1 november 2021 ontslagen uit haar dienstverband bij het Leger des Heils, omdat ze toen ruim twee jaar ziek was. Voor dit ontslag heeft eiseres een vergoeding van € 29.120,- ontvangen. Deze vergoeding moet volgens verweerder bij haar inkomen van 2021 worden opgeteld, waardoor ze geen recht meer heeft op huurtoeslag. Eiseres moet in totaal een bedrag van € 1.909,- terugbetalen, omdat ze dat al als voorschot uitbetaald had gekregen. Met het bestreden besluit heeft verweerder deze beslissing gehandhaafd.
2.2
Eiseres is het hier niet mee eens en is van mening dat het hier niet zozeer gaat om een vergoeding van haar werkgever voor het ontslag, maar om een nabetaling van meer dan alleen loon. Gezien de hoogte van haar inkomen heeft zij recht op huurtoeslag over 2021. Zij vindt dat de ontslagvergoeding buiten de berekening van haar inkomen over 2021 moet worden gelaten.
2.3.
In het verweerschrift heeft verweerder uiteengezet dat de wet geen ruimte biedt om de ontslagvergoeding buiten beschouwing te laten. Deze vergoeding is betaald in november 2021 en was vorderbaar in 2021. Conform vaste rechtspraak is er daarom geen sprake van een nabetaling in de zin van artikel 2b van het Besluit huurtoeslag. Er is bovendien loonbelasting over betaald; daarom wordt het gezien als loon.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht af. Het inkomen van eiseres is hoger dan 95% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden. Eiseres heeft het griffierecht alsnog betaald binnen een week na de zitting.
4. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht het bedrag van € 29.120,- bij het inkomen van eiseres over 2021 heeft opgeteld. Als dat terecht is gebeurd, dan is verder niet in geschil dat het inkomen te hoog was om recht te hebben op huurtoeslag.
De rechtbank vindt dat verweerder een juist besluit heeft genomen. De € 29.120,- aan ontslagvergoeding is terecht opgesteld bij het inkomen van eiseres over 2021. In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de Wet op de huurtoeslag (Wht) is bepaald dat de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk is van het toetsingsinkomen [1] . Daartoe wordt het verzamelinkomen van de betrokkene vastgesteld. Verweerder berekent dat verzamelinkomen niet zelf, maar gaat uit van het verzamelinkomen zoals dat is vastgesteld voor de afdracht van de inkomstenbelasting. Voor eiseres was dat in 2021 € 53.473,-. De rechtbank begrijpt dat eiseres vindt dat in haar geval een uitzondering moet worden gemaakt door de ontslagvergoeding niet mee te tellen. De regelgeving over huurtoeslag kent wel een lijst van inkomenselementen die niet door verweerder moeten worden meegeteld als de huurtoeslag wordt berekend [2] . Een ontslagvergoeding staat echter niet in die lijst, zodat die lijst haar niet baat. De vergoeding die eiseres heeft ontvangen moet worden gezien als een nabetaling van loon, omdat hierover loonbelasting is afgedragen. Ook is hij uitbetaald in hetzelfde jaar als waarin hij vorderbaar geworden. Volgens vaste rechtspraak wordt een nabetaling toegerekend aan het jaar waarin deze is uitbetaald [3] .
Dit alles betekent dat er geen ruimte is om de nabetaling anders te zien dan achterstallig loon en buiten het verzamelinkomen van eiseres te laten.
5. Op de zitting is gesproken over de (financiële) gevolgen die het bestreden besluit heeft voor eiseres. Verweerder heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 november 2022 [4] . In deze uitspraak is overwogen dat financiële omstandigheden in beginsel geen aanleiding zijn om een terugvordering te matigen of zelfs daarvan af te zien, omdat de betrokkene verweerder kan verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling te treffen. Omdat de rechtbank meer inzicht wilde verkrijgen in een dergelijke betalingsregeling, is de behandeling geschorst en aan verweerder verzocht hierover nadere informatie over te leggen.
6. Verweerder heeft bij brief van 26 mei 2023 de rechtbank meegedeeld dat er volgens voorlopige berekening geen opeisbare betalingscapaciteit bestaat bij eiseres. Zolang dit het geval is, kan het bedrag van € 1.909,- niet bij eiseres worden ingevorderd. De rechtbank vindt deze persoonlijke betalingsregeling een toereikende oplossing, er is niet gebleken van onevenredige gevolgen voor eiseres. De rechtbank vermeldt ter informatie van eiseres nog dat mocht zij door een wijziging in haar inkomsten alsnog betalingscapaciteit krijgen, zij mogelijk alsnog moet gaan aflossen. Daarover zal dan wel eerst een nieuw besluit door verweerder moeten worden genomen. Tegen dat besluit staat opnieuw bezwaar open bij verweerder en daarna eventueel beroep bij de rechtbank.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de huurtoeslag over het jaar 2021 terecht op nihil vastgesteld. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dat betekent dat zij geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 7, eerste lid, en artikel 8, eerste lid van de Awir en artikel 7 van de Wht.
2.Opgenomen in artikel 2, eerste lid, onder b van het Besluit op de huurtoeslag.