ECLI:NL:RBAMS:2023:5838

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
10397244 CV EXPL 23-3853
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomst van opdracht tussen architect en opdrachtgever met betrekking tot schetsontwerp nieuwbouwwoning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een architect en zijn opdrachtgever over een overeenkomst van opdracht. De eiser, een architectenbureau, had een overeenkomst gesloten met de gedaagden voor het maken van een schetsontwerp voor een nieuwbouwwoning. De overeenkomst was gebaseerd op de DNR-voorwaarden 2011. De eiser voerde aan dat hij zijn werkzaamheden had verricht en dat de gedaagden hun factuur van € 18.295,20 niet hadden betaald. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de architect tekort was geschoten in zijn verplichtingen, wat leidde tot een opzegging van de overeenkomst.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de feiten en de ingediende stukken. De rechter oordeelde dat de eiser aan zijn informatieverplichtingen had voldaan en dat er geen sprake was van oneerlijke bedingen. De rechter concludeerde dat de gedaagden niet konden stellen dat de architect tekort was geschoten, omdat de wijzigingen in het ontwerp in overleg waren gegaan en de uiteindelijke bouwprijs niet aan de architect kon worden toegerekend. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10397244 \ CV EXPL 23-3853
Vonnis van 29 september 2023
in de zaak van
[eiser],
h.o.d.n.
[handelsnaam] BNA,
wonende en zaakdoende in [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. F.A.J.H. de Lugt.
Partijen zullen hierna [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 maart 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties,
- het tussenvonnis van 15 juni 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties,
- de akte overlegging productie 15 en 16 van de zijde van [gedaagden] ,
- de akte overlegging productie 17 van de zijde van [gedaagden] ,
- de mondelinge behandeling van 17 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser] voert een architectenbureau. [gedaagden] heeft met [eiser] op
25 mei 2021 een overeenkomst gesloten voor het maken van een ontwerp voor een nieuwbouwwoning op haar kavel in Naarden. Op die overeenkomst zijn de DNR-voorwaarden 2011 (hierna: DNR 2011) van toepassing.
2.2.
De overeenkomst tussen partijen luidt als volgt:
“Hierdoor offreren wij u voor het vervaardigen van een voorlopig en definitief schetsontwerp t.b.v. de bouw van een woning met een inhoud van 800 m3 excl. Kelder en bijgebouw op de hierboven genoemde locatie op basis van het vigerende bestemmingsplan. Een definitief ontwerp ontstaat als de gemeente een positief advies geeft over Welstand en Ruimtelijke Ordening.
Werkzaamheden en honorarium
  • Voorlopig ontwerp 1% van het honorariumbasis excl btw
  • Definitief ontwerp 2% van het honorariumbasis excl btw
Honorariumbasis
Inhoud woning vermenigvuldigt met € 600,-- per m3 excl. Btw. De inhoud wordt berekend op basis van de NEN 2580.”.
2.3.
[eiser] heeft vervolgens werkzaamheden uitgevoerd.
2.4.
Op 27 september 2021 heeft [eiser] een conceptaanvraag omgevingsvergunning aangevraagd bij gemeente [gemeente] . Bij brief van 16 maart 2022 heeft de gemeente [gemeente] een positieve beoordeling afgegeven omtrent het ontwerp van de woning. De woning waarop de gemeente [gemeente] een positieve beoordeling heeft afgegeven heeft een inhoud van 740 m3.
2.5.
Bij e-mail van 9 maart 2021 heeft [eiser] het volgende aan [gedaagden] geschreven:
(…)
“Hierdoor kunnen wij u mededelen dat de Gemeente [gemeente] een positief welstandadvies heeft afgegeven op het ontwerp [adres] met tekeningnummer [adres] .
d.d. 09-02-2022 (woning exclusief garage).
Hiermee zijn onze werkzaamheden Voorlopig Ontwerp/Definitief Ontwerp afgerond.
Wellicht is het op korte termijn handig een afspraak te maken ten aanzien van de vervolgprocedure t.w. Aanvraag Omgevingsvergunning. (…).”
2.6.
Op 21 maart 2022 heeft [eiser] voor zijn werkzaamheden een factuur gestuurd aan [gedaagden] Ondanks aanmaning daartoe heeft [gedaagden] de factuur van
€ 18.295,20 inclusief 21% btw onbetaald gelaten.
2.7.
Tussen partijen is discussie ontstaan omtrent de bouwkosten en (de haalbaarheid van) het ontwerp. In verband hiermee heeft [gedaagden] bij brief van 26 mei 2023 de overeenkomst op grond van artikel 27 e.v. DNR 2011 opgezegd.
2.8.
[gedaagden] heeft uiteindelijk een ander architectenbureau opdracht gegeven voor het maken van een ontwerp voor haar woning. Tot op heden is nog niet gestart met de bouw van de woning.
3. Het geschil
In conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 19.668,18, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij werkzaamheden heeft verricht bestaande uit het maken van zowel een voorlopig als definitief ontwerp van de woning van [gedaagden] Zijn werkzaamheden heeft hij op 21 maart 2022 bij [gedaagden] in rekening gebracht. Ondanks aanmaning daartoe heeft [gedaagden] de factuur niet betaald. Nu [gedaagden] de factuur niet heeft betaald, is zij naast de wettelijke rente de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
In reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert in reconventie samengevat, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in zijn werkzaamheden;
II. te verklaren voor recht dat [gedaagden] de overeenkomst heeft opgezegd;
III. veroordeling van [eiser] om aan [gedaagden] te betalen een bedrag van
€ 12.274,16 aan schadevergoeding, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding;
IV. veroordeling van [eiser] tot betaling van € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
V. veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5.
Volgens [gedaagden] is [eiser] ernstig tekort geschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomst waardoor zij zich genoodzaakt voelde de overeenkomst op te zeggen. Zo voldoet het ontwerp niet aan de wensen van [gedaagden] , is het ontwerp financieel niet haalbaar voor [gedaagden] en voldoet het ontwerp niet aan de vereiste (bouw)normen. [gedaagden] heeft schade geleden als gevolg van het handelen van [eiser] , die bestaat uit acht maanden dubbele woonlasten die zij heeft betaald over de periode dat [eiser] werkzaamheden heeft uitgevoerd die niet van nut zijn geweest.
3.6.
[eiser] is het hier niet mee eens gezien zijn standpunt in conventie.
3.7.
De standpunten van partijen zowel in conventie als in reconventie zijn hier verkort weergegeven. Waar nodig worden de standpunten en de onderbouwing ervan bij de beoordeling van het geschil nader besproken.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie behandelt de kantonrechter deze vorderingen gezamenlijk. De kantonrechter stelt bij de beoordeling van dit geschil voorop dat [eiser] aan zijn informatieverplichtingen (Afdeling 2B, Titel 5, Boek 6 BW) heeft voldaan en geen sprake is van oneerlijk bedingen in de zin van de Richtlijn 93/13/EG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
Wat zijn partijen overeengekomen?
4.2.
Om te kunnen beoordelen of [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de door partijen gesloten overeenkomst van opdracht, acht de kantonrechter van belang om eerst vast te stellen wat partijen precies zijn overeengekomen. De betekenis van een overeenkomst moet door de kantonrechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Alleen voorlopig en definitief schetsontwerp overeengekomen.
4.3.
Volgens [eiser] hebben partijen afgesproken dat hij een voorlopig en definitief schetsontwerp van de nieuwbouwwoning van [gedaagden] zou maken. Hij heeft hierbij een bouwprijs genoemd van ongeveer € 600,00 per m3 en dat als basis gebruikt voor de berekening van zijn honorarium. Tijdens het ontwerpproces is de bouwprijs bijgesteld naar € 685,00 per m3 omdat de bouwkosten door externe omstandigheden aanzienlijk stegen. Het honorarium bleef op de eerder genoemde € 600,00 gebaseerd. [eiser] heeft aangevoerd dat de genoemde bouwprijs een globaal bedrag is, omdat de uiteindelijke bouwprijs per m3 afhangt van verschillende keuzes die pas later in het bouwproces worden gemaakt. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] uitgelegd dat de ervaring leert dat je voor dit bedrag de gewenste 800 m3 kan bouwen, inclusief standaard sanitair en (instap)keuken, maar dat een uiteindelijke bouwprijs per m3 niet af te leiden is uit een schetsontwerp, omdat de uiteindelijke bouwprijs afhangt van de nadere invulling die daaraan wordt gegeven, zoals de mate van luxe. Het definitieve schetsontwerp is nog geen ontwerp op basis waarvan kan worden gebouwd. De uiteindelijke indeling en installaties worden pas op een later moment ingetekend en waren niet van belang voor de toetsing in het vooroverleg, zoals ook met [gedaagden] is besproken. Desgevraagd heeft [eiser] op de mondelinge behandeling toegelicht dat tussen het schetsontwerp en de offerteaanvraag bij een aannemer een uitwerkingsslag zit die niet gedaan wordt door een architect, maar door een facilitaire dienstverlener.
4.4.
[gedaagden] stelt dat zij op grond van de overeenkomst een ontwerp mocht verwachten van een woning, met de door haar gewenste afmetingen en binnen haar budget, en dat [eiser] het gehele proces zou begeleiden inclusief het toekennen van de omgevingsvergunning. De gewenste afmetingen waren 800 m3 exclusief bijgebouwen en garage, en hiervoor heeft zij een bouwbudget van € 600.000 inclusief btw aangegeven.
4.5.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [gedaagden] mocht op grond van de overeenkomst een voorlopig en definitief schetsontwerp van [eiser] verwachten voor een woning met een inhoud van 800 m3 exclusief kelder en bijgebouwen. Partijen hebben niet afgesproken dat de te realiseren woning binnen het door [gedaagden] gewenste bouwbudget gerealiseerd moest kunnen worden. Dat staat niet met zoveel woorden in de overeenkomst (zie feiten onder 2.2.) en ligt ook niet voor de hand, omdat de uiteindelijke bouwprijs – zoals [eiser] terecht heeft aangevoerd – nog van veel factoren en keuzes afhankelijk is. Het bedrag van € 600,00 in de schriftelijke overeenkomst was dan ook een honorariumbasis, niet een maximum bouwbudget. Dat neemt niet weg dat [eiser] wist wat het bouwbudget van [gedaagden] was (namelijk geen € 600,00 per m3 maar € 600.000,00 voor het hele project) en dat ook wel vast staat dat dit budget in de loop van de werkzaamheden meerdere keren ter sprake is gekomen.
In de overeenkomst is opgenomen dat een definitief schetsontwerp ontstaat als de gemeente een positief advies geeft over Welstand en Ruimtelijke Ordening. Niet gebleken is dat partijen daarnaast aanvullend zijn overeengekomen dat ook de omgevingsvergunning door [eiser] zou moeten worden aangevraagd. De gemeente heeft een positief advies afgegeven, waardoor een definitief schetsontwerp is ontstaan en [gedaagden] dus in beginsel moet betalen voor de door [eiser] verrichte werkzaamheden.
Geen tekortkomingen aan het ontwerp.
4.6.
Het definitieve schetsontwerp is 740 m3, niet 800 m3, en de bouwprijs is gedurende het project gestegen van € 600,00 naar € 685,00 per m3. Hieronder wordt uitgelegd waarom dit toch geen tekortkomingen van [eiser] zijn.
[eiser] heeft aangegeven dat de verwachte bouwkosten stegen als gevolg van externe factoren en dat hij daarom samen met [gedaagden] heeft gezocht naar besparingsmogelijkheden om binnen hun bouwbudget te blijven. Dat heeft [gedaagden] niet weersproken. [eiser] heeft toen in overleg het aantal m3 naar beneden bijgesteld om zo het ontwerp binnen het budget te laten passen. Dat het definitieve ontwerp uiteindelijk 740 m3 bedroeg kan dus niet gezien worden als een tekortkoming, omdat dit in overleg is gegaan met [gedaagden] Ook de omstandigheid dat de bouwkosten van
€ 600,00 naar € 685,00 zijn gestegen komt niet voor rekening en risico van [eiser] , nu dit buiten de invloedsfeer van [eiser] ligt. [gedaagden] heeft met een offerte van een aannemer nog aangevoerd dat de uitvoering van het definitieve schetsontwerp hun bouwbudget te boven zou gaan, en dat [eiser] hiervoor ten onrechte niet heeft gewaarschuwd. De kantonrechter volgt [gedaagden] hierin niet. Uit de hiervoor geschetste gang van zaken blijkt dat [eiser] [gedaagden] heeft gewaarschuwd voor mogelijke overschrijding van hun bouwbudget en om die reden het schetsontwerp ook heeft aangepast. Daarnaast heeft [eiser] gemotiveerd betwist dat er een offerte op een schetsontwerp kan worden afgegeven, omdat de uitwerkingstekening ontbreekt en er nog tal van keuzes moeten worden gemaakt. Het staat dan ook niet vast dat het schetsontwerp niet gerealiseerd kan worden binnen het bouwbudget van € 600.000,00 van [gedaagden]
4.7.
Voor zover [gedaagden] stelt dat in het definitieve ontwerp geen keuken en installaties zijn opgenomen, gaat de kantonrechter ook hieraan voorbij. In het definitieve schetsontwerp is een keuken opgenomen. De keuze om de keuken in de aanbouw te plaatsen is in overleg genomen en hiervoor heeft [gedaagden] akkoord gegeven. Of het uiteindelijk allemaal realiseerbaar is binnen het door [gedaagden] genoemde budget hangt af van de keuzes die [gedaagden] gaan maken. Niet gebleken is dat de aanbouw
an sichniet binnen het bouwbudget is te realiseren.
4.8.
Anders dan [gedaagden] meent is [eiser] niet verantwoordelijk voor het aantal zonnepanelen op het dak van de woning van [gedaagden] Uit de overeenkomst volgt namelijk niet dat [eiser] hiervoor een specifieke verplichting op zich heeft genomen.
4.9.
Ook het ontbreken van dakkapellen in het ontwerp kan evenmin worden gezien als een tekortkoming, nu [eiser] op de mondelinge behandeling heeft uitgelegd waarom hij deze heeft weggelaten én dat deze later nog toegevoegd kunnen worden omdat de dakkapellen vergunningsvrij zijn. De reden om ze bij de vergunningaanvraag weg te laten was dat de welstandscommissie hiervan – volgens [eiser] volkomen ten onrechte – een punt dreigde te maken, zodat het tactisch gezien handiger was om de dakkapellen in het schetsontwerp weg te laten. Op die manier werd een positieve beoordeling bespoedigd, waarna de dakkapellen probleemloos weer toegevoegd hadden kunnen worden. Deze gang van zaken is door [gedaagden] niet weersproken, zodat ook de kantonrechter daarvan uitgaat. Dat brengt mee dat het ontbreken van de dakkapellen geen tekortkoming aan de zijde van [eiser] is.
Conclusie
4.10.
Op grond van al het bovenstaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat geen sprake is van fouten aan de kant van [eiser] . De conclusie is dan ook dat [eiser] niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen, zodat de kantonrechter niet toekomt aan de vorderingen in reconventie.
4.11.
In conventie kunnen de vorderingen worden toegewezen. [eiser] heeft de hoogte van zijn honorarium berekend overeenkomstig de overeenkomst, vermeerderd met 21% btw. De kantonrechter volgt [gedaagden] niet in haar verweer dat [eiser] een verkeerd btw-tarief in rekening heeft gebracht. [gedaagden] heeft niet uitgelegd waarom [eiser] het algemene tarief van 21% niet mag rekenen, terwijl het hier om diensten gaat die onder dat tarief vallen. Het enkel niet vermelden van het tarief van 21% in de overeenkomst leidt niet tot een verlaging naar een btw-tarief van 9%. Dit betekent dat de hoofdsom van
€ 15.120,00 toewijsbaar is, te vermeerderen met een btw-tarief van 21% en dat aldus een bedrag van € 18.295,02 aan hoofdsom zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
[eiser] vordert tot slot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van
€ 957,95. Nu is gebleken dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het Besluit buitengerechtelijke incassokosten, wordt de vordering toegewezen als gevorderd.
Slotsom
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
  • hoofdsom € 18.295,20
  • rente berekend t/m 15 maart 2023 € 415,03
  • buitengerechtelijke incassokosten
Totaal € 19.252,97
4.14.
[gedaagden] heeft de gevorderde wettelijke rente over de resterende hoofdsom verder niet weersproken. Deze wordt toegewezen vanaf 16 maart 2023 tot aan de dag van algehele voldoening.
Proceskosten
4.15.
Als de in conventie en reconventie in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagden] veroordeeld in de kosten van de procedure. In conventie zijn deze kosten aan de zijde van [eiser] begroot op:
  • kosten dagvaarding € 108,95
  • griffierecht € 693,00
  • salaris gemachtigde
Totaal € 1.593,95
4.16.
Gezien de samenhang van beide vorderingen zal het salaris in reconventie worden begroot op € 396,00 (2,00 punten x € 396,00 x 0,5). Dit betekent dat een bedrag van
€ 1.593,95 + € 396,00 = € 1.989,95 aan proceskosten zal worden toegewezen.
4.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Hoofdelijkheid
4.18.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één betaalt, hoeft de ander dat bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 19.252,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 18.295,20 vanaf 16 maart 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.989,95,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening door de deurwaarder, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.M. de Keizer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023.