In deze zaak heeft Bedden Amsterdam BV, eiseres, een vordering ingesteld tegen CBRE Global Investors (NL) BV, gedaagde, met betrekking tot gebreken aan de gehuurde bedrijfsruimte in het winkelcentrum Amsterdamse Poort. Bedden Amsterdam huurt sinds 1 oktober 2016 de bedrijfsruimte en heeft in december 2021 melding gemaakt van lekkages en andere gebreken die het huurgenot belemmeren. De eiseres vorderde onder andere herstel van de gebreken en een huurprijsvermindering van 50% over een periode van twee jaar. CBRE betwistte de gebreken en verwees naar een geplande renovatie van het winkelcentrum in 2024, waardoor een algeheel herstel van het parkeerdek niet redelijkerwijs van hen kon worden verwacht.
De kantonrechter oordeelde dat de lekkages als een gebrek in de zin van het Burgerlijk Wetboek moeten worden aangemerkt, maar dat CBRE niet verplicht kon worden tot vervanging van het parkeerdek gezien de aanstaande renovatie. De rechter concludeerde dat de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan een beroep van CBRE op het exoneratiebeding in de huurovereenkomst. De rechter kende Bedden Amsterdam een huurprijsvermindering van 15% toe, met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2021, en veroordeelde CBRE in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de langdurige beperking van het huurgenot voor Bedden Amsterdam.