Op 22 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een EAB dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 27 februari 2018, met als doel de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1981. De behandeling van het EAB vond plaats op zittingen op 19 juli en 22 augustus 2023. Tijdens de eerste zitting was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. R. Malewicz. De rechtbank besloot de behandeling aan te houden om de verdediging de gelegenheid te geven zich voor te bereiden op het nieuwe EAB, dat twee oudere EAB's vervangt.
Tijdens de tweede zitting op 22 augustus 2023 was de opgeëiste persoon opnieuw niet aanwezig, en de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, stelde dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard diende te worden in de vordering tot behandeling van het EAB, omdat de Poolse autoriteiten het EAB hadden ingetrokken. De rechtbank volgde dit standpunt en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering. Tevens werd vastgesteld dat de (geschorste) overleveringsdetentie was geëindigd. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.