Uitspraak
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
zijn wiel is volledig krom, zijn voorvork ook, stuur en remmen verbogen, zijn bril ligt nog in de Amstel en zijn telefoon heeft zwemmen niet overleefd. Bij mij is mijn derailleur afgebroken en het Carbon behoorlijk beschadigd en moet er een specialist echt naar gaan kijken (en fiets uit elkaar). Gezien de mogelijke schade is het denk ik maar goed dat we vooraf schakelen hoe eea te regelen.’
met hun hond. Wij liepen aan de rechterkant van de Amsteldijk richting de Molen.
toen hij ter hoogte was van het stel en de hond, wat een ongeluk veroorzaakte met de wielrenner die kort daarna achterop hem reed[ [eiser 1] , rb]
. De hond was ten alle tijden strak aangelijnd en zag ik ook geen onverwachte bewegingen maken. Meneer liep vervolgens naar de wielrenners toe om hulp te verlenen want de achterop rijdende wielrenner was in de Amstel terecht gekomen! Ik ving op toen ik langs liep dat er werd gesproken over schuld van de hond. Naar mijn inziens is dit niet terecht aangezien het stel en de hond op hun weg helft liepen.’
3.Het geschil
(i) een voorschot op de schadevergoeding van € 950,05 incl. btw, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf 30 januari 2022
(ii) € 87,09, dat is de helft van de buitengerechtelijke kosten die tot de dag van de dagvaarding zijn gemaakt;
(i) een voorschot op de schadevergoeding van € 4.258,99 incl. btw, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf 30 januari 2022
(ii) € 87,09, dat is de helft van de buitengerechtelijke kosten die tot de dag van de dagvaarding zijn gemaakt;
4.De beoordeling
conditio sine qua non verbandtussen de schade van [eiser 2] en de gestelde plotselinge beweging van de hond ligt in die keten van gebeurtenissen besloten. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of die schade aan de racefiets van [eiser 2] aan [gedaagde] kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW). Die vraag moet naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend worden beantwoord. De gestelde plotselinge beweging van de hond heeft er uitsluitend toe geleid dat [eiser 2] in het gras tussen de rijbaan en de Amstel, geschrokken, tot stilstand is gekomen. De schade aan de racefiets van [eiser 2] is vervolgens ontstaan doordat [eiser 1] met zijn racefiets met een snelheid van circa 26 kilometer per uur op een afstand van circa één tot anderhalve meter achter [eiser 2] reed en daardoor tegen de racefiets van [eiser 2] is gereden. Van belang is dat de eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde] niet (uitsluitend) is gebaseerd op een door hem gemaakte fout, maar (ook) voortvloeit uit het enkele feit dat hij als bezitter van de hond risicoaansprakelijk is voor het gedrag van de hond. Met andere woorden: [gedaagde] zou vanwege zijn hoedanigheid als bezitter van de hond aansprakelijk zijn, hoewel hem geen/gering verwijt te maken is voor het ontstaan van het ongeval omdat dat ongeval is ontstaan door de eigen energie van de hond. [eiser 1] valt daarentegen des te meer verwijt te maken. Gelet op de aard van de aansprakelijk van [gedaagde] (risicoaansprakelijkheid, waardoor hij ook zonder verwijt aansprakelijk zou zijn) en de ernst van het verwijt dat daarentegen wel aan [eiser 1] gemaakt kan worden, wordt geoordeeld dat de schade als gevolg van een eventueel
total lossvan de racefiets van [eiser 2] niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend. De schade van [eiser 2] dient geheel te worden toegerekend aan (het handelen van) [eiser 1] . Daarom is de vordering van [eiser 2] tot vergoeding van zijn schade door [gedaagde] niet toewijsbaar.
4.6. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of de racefiets van [eiser 2] daadwerkelijk
total lossis. Dat is vooralsnog nergens uit gebleken. De foto’s van de fiets van [eiser 2] die zijn weergegeven in de dagvaarding geven daarvoor geen aanknopingspunt. Evenmin behoeft bespreking dat een nieuw frame volgens [eiser 2] weliswaar € 3.999,- kost (productie 2 bij dagvaarding), maar dat hij geen recht heeft op vergoeding van de kosten van een nieuw frame. Het schadevergoedingsrecht behelst niet dat [eiser 2] vanwege het verlies van zijn oude frame beloond zou moeten worden met een splinternieuw frame. Het nadeel dat [eiser 2] als gevolg van het ongeval op dat punt in zijn vermogen heeft geleden bestaat uit het verlies van de economische (dag)waarde van het frame op de datum van het ongeval. Ook om die redenen zou de vordering van [eiser 2] tot vergoeding van de kosten van een nieuw frame niet zonder meer toewijsbaar zijn geweest.
conditio sine qua non verbandmet de gestelde beweging van de hond. In het geval van [eiser 1] dient de vraag te worden beantwoord of de verplichting van [gedaagde] tot vergoeding van de schade van [eiser 1] behoort te worden verminderd omdat het ontstaan van die schade mede aan [eiser 1] zelf is toe te rekenen (artikel 6:101 BW). Dat is het geval. [eiser 1] fietste op de relatief smalle Amsteldijk met ongeveer 26 kilometer per uur op slechts één tot anderhalve meter achter [eiser 2] . Door die onveilige combinatie van snelheid en afstand kon hij zijn racefiets niet tijdig tot stilstand brengen en is hij op de fiets van [eiser 2] gebotst en in de Amstel terecht gekomen. Deze aan [eiser 1] zelf toe te rekenen omstandigheden hebben in zodanig mate bijgedragen aan het ontstaan van zijn schade dat de verplichting van [gedaagde] tot vergoeding van de schade van [eiser 1] naar het oordeel van de kantonrechter geheel vervalt. Ook daarbij speelt, net als bij de schade van [eiser 2] , de aard van de aansprakelijkheid van [gedaagde] een rol en dat [gedaagde] geen/gering, maar [eiser 1] wél verwijt valt te maken voor het ontstaan van zijn schade.
total lossis. Hij schat weliswaar in dat hij een vergelijkbare fiets voor € 500,- op Markplaats kan kopen, maar voor de vaststelling van zowel het
total lossvan de racefiets als de economische (dag)waarde daarvan is – gelet op de betwisting door [gedaagde] – meer nodig dan alleen het woord van [eiser 1] zelf.