De beoordeling
5. Eigen Haard heeft bij de ontruiming van het gehuurde een spoedeisend belang, aangezien zij er belang bij heeft om aan de omwonenden, voor zover zij tevens hun verhuurster is, het rustig woongenot te verstrekken.
6. Bij de beoordeling of op grond van een gestelde tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst als voorlopige voorziening in kort geding een zeer ingrijpende maatregel als veroordeling tot ontruiming kan worden getroffen, dient grote terughoudendheid te worden betracht, gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte omkleedt. Daarbij komt dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten. Voor de toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter tot toewijzing van die vordering zal komen, terwijl bovendien sprake moet zijn van een zodanige ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
7. Tussen partijen is in geschil of de zoon van [gedaagde sub 1] zoveel overlast voor omwonenden veroorzaakt, dat dit is aan te merken als een zodanige tekortkoming in de nakoming van de uit de huurovereenkomst en de wet voortvloeiende verplichtingen van de zijde van [gedaagde sub 1] als huurder, dat dit in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelt dat daarvan sprake is en overweegt daaromtrent als volgt.
8. Op grond van artikel 8 lid 1 van het op de huurovereenkomst toepasselijke Huurreglement dient [gedaagde sub 1] zich als een goed huurder te gedragen.
9. Op grond van artikel 7:213 BW is de huurder verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen.
10. Op grond van artikel 7:219 BW is de huurder jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden.
11. Dit betekent niet alleen dat een huurder voor de zaak zelf goed moet zorgen, maar ook dat hij jegens de omgeving een zorgplicht heeft. De huurder is ook verantwoordelijk voor het gedrag van derden die zich met zijn toestemming in het gehuurde bevinden. Als de overlast voor de omgeving feitelijk wordt veroorzaakt door die derden - bijvoorbeeld medebewoners van de huurder of bezoekers- kan dat ook tot ontbinding van de huurovereenkomst leiden indien de huurder zich, in het licht van de gedragingen van die derden, zelf niet als een goed huurder heeft gedragen. Bij de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is, dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, zoals de vraag of er voldoende verband bestaat tussen de gedragingen van de derden en het gebruik van het gehuurde. In elk geval heeft de huurder zichzelf niet als een goed huurder gedragen indien hij van de (met het gebruik van het gehuurde verband houdende) overlast veroorzakende gedragingen van de derden op de hoogte was of daarmee ernstig rekening had te houden en vervolgens heeft nagelaten de maatregelen te treffen die in verband daarmee redelijkerwijs van hem verlangd hadden mogen worden.
12. Eigen Haard heeft aan haar vordering tot ontruiming ten grondslag gelegd dat de zoon van [gedaagde sub 1] zich regelmatig schuldig maakt aan strafbare feiten vanuit en rondom de woning, in het bijzonder door vernieling van roerende zaken van omwonenden en intimidatie van omwonenden. [gedaagde sub 1] en zijn zoon zijn daar meerdere keren op aangesproken door Eigen Haard, maar zijn niet bereid of in staat gebleken om (het voortduren van) de ernstige overlast te stoppen, aldus Eigen Haard.
13. [gedaagde sub 1] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling de door Eigen Haard aan de vorderingen ten grondslag gelegde gedragingen van zijn zoon niet betwist, maar die gedragingen gebagatelliseerd en zich op het standpunt gesteld dat hij samen met zijn zoon in het gehuurde wil blijven wonen. De zoon heeft de gestelde gedragingen ook niet betwist, maar heeft aangevoerd dat hij zich zo gedraagt om de buren te waarschuwen zodat zij met de politie in gesprek kunnen gaan. Onder de woning(en) van de buren zijn volgens hem tunnels gegraven waarin vrouwen worden verkracht. Hij is niet bereid om hulpverlening te aanvaarden omdat hij stelt deze niet nodig te hebben, maar is wel bereid zich op een ander woonadres in te laten schrijven. Ook [gedaagde sub 1] staat niet open voor hulpverlening voor zichzelf of zijn zoon.
14. Uit de overgelegde stukken, de videobeelden en het verhandelde ter zitting blijkt dat bewoners van de [adres] reeds geruime tijd ernstige overlast ervaren van gedragingen van de zoon van [gedaagde sub 1] , welke overlast plaatsvindt vanuit het gehuurde en in en rondom het gehuurde. Omwonenden hebben deze overlast gemeld bij Eigen Haard en er zijn meerdere aangiftes bij de politie gedaan tegen de zoon van [gedaagde sub 1] . De meldingen betreffen onder andere: het verzenden van een seksueel getint bericht aan een buurvrouw, het laten leeglopen van de banden van de auto van een buurman, het vernielen en/of bekladden met bruine teerachtige substantie en blauwe verf van eigendommen van buurtbewoners (camera’s, auto’s, voordeuren, ramen), het voor de deur staan van/aanbellen bij buurtbewoners zowel overdag als ’s nachts en hen met onsamenhangende verhalen aanspreken, het zich ’s nachts begeven in de voortuinen van buren, poging tot inbraak bij buren, het gooien van afval in de tuinen van buren en intimiderend gedrag richting buren. Er zijn ook meerdere aangiftes bij de politie gedaan. De laatste melding bij Eigen Haard dateert van 27 juli 2023, derhalve van na de aan [gedaagde sub 1] uitgereikte gedragsaanwijzing.
15. De kantonrechter is van oordeel dat Eigen Haard voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de zoon van [gedaagde sub 1] reeds geruime tijd, namelijk al sinds augustus 2022, ernstige overlast veroorzaakt, waardoor het welzijn, de gezondheid en/of de leefbaarheid van omwonenden ernstig worden geschaad, zonder dat er uitzicht op verbetering is. Uit de overgelegde videobeelden is ook te zien dat de zoon van [gedaagde sub 1] na de vernielingen terugkeert naar het gehuurde, zodat voldoende aannemelijk is dat de overlast wordt veroorzaakt vanuit het gehuurde. De zoon van [gedaagde sub 1] ontkent de gedragingen ook niet, maar meent dat hij daarmee in het belang van de omwonenden handelt. Het gaat echter niet om kwajongensgedrag, zoals [gedaagde sub 1] ter zitting heeft verklaard, maar om strafbare gedragingen. Dat deze overlast veel angst bij omwonenden veroorzaakt is voldoende onderbouwd. Zij voelen zich structureel niet veilig in hun eigen huis/straat. Een deel van de strafbare gedragingen aan de woningen of eigendommen van de omwonenden heeft ’s nachts plaatsgevonden.
16. Voorafgaand aan de zitting maar ook ter zitting is gebleken dat [gedaagde sub 1] en zijn zoon niet openstaan voor de hen aangeboden hulpverlening. [gedaagde sub 1] , in zijn hoedanigheid als huurder van Eigen Haard, heeft, ook nadat hij diverse keren op de door zijn zoon veroorzaakte ernstige overlast is gewezen en waarschuwingen en een gedragsaanwijzing heeft ontvangen, geen maatregelen getroffen om het overlastgevende gedrag van zijn zoon te (doen) beëindigen, althans verminderen.
17. Het ter zitting gedane aanbod van de zoon van [gedaagde sub 1] om zich elders in te schrijven is geen oplossing. Onbetwist is dat [gedaagde sub 1] hulpbehoevend is, dat zijn inwonende zoon hem verzorgt en dat te verwachten valt dat de zoon van [gedaagde sub 1] ondanks een inschrijving elders in het gehuurde zal blijven wonen, althans nog zoveel zal verblijven in het gehuurde, dat in redelijkheid niet te verwachten valt dat de ernstige overlast voor de omwonenden dan zal stoppen. De (dwang)gedachte van de zoon van [gedaagde sub 1] dat er criminele zaken in een gangenstelsel onder de woning(en) van de buren spelen zal immers zonder adequate hulpverlening, die door [gedaagde sub 1] en zijn zoon niet wordt geaccepteerd omdat zij die beiden niet nodig achten, naar alle waarschijnlijkheid niet van de ene op de andere dag verdwijnen.
18. Een en ander leidt tot de conclusie dat [gedaagde sub 1] zich niet heeft gedragen zoals het een goed huurder betaamt en dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, waardoor het voldoende aannemelijk is dat de kantonrechter in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen. De kantonrechter acht de tekortkoming ook zo ernstig dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
19. Het woonbelang van [gedaagde sub 1] staat in dit geval niet aan de ontruiming in de weg. Aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] belang heeft bij het behoud van zijn woning omdat hij op leeftijd en hulpbehoevend is, maar [gedaagde sub 1] heeft verklaard dat hij geen maatregelen wil nemen tegen zijn inwonende en overlastgevende zoon, ook niet na alle waarschuwingen en de dreiging van ontruiming. Uit de stukken en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling blijkt ook niet dat [gedaagde sub 1] aanleiding ziet en bereid is om hulpverlening van de gemeente/politie te aanvaarden, voor zichzelf of voor zijn, mogelijk door psychische ontregeling, onberekenbare zoon. Ook is hij niet bereid en in staat zelf maatregelen te nemen om de door zijn zoon veroorzaakte overlast te stoppen. [gedaagde sub 1] lijkt de ernst van de situatie bovendien niet in te zien. Ter zitting bagatelliseerde hij het gedrag van zijn zoon terwijl uit de aangiftes, verklaringen, beeldopnames en de bekennende verklaring van zijn zoon blijkt dat zijn zoon sinds de zomer van 2022 met regelmaat tegen verschillende omwonenden misdrijven heeft begaan, ernstige overlast heeft veroorzaakt en eraan bijdraagt dat zij zich in hun eigen woning niet veilig voelen.
20. Voor zover [gedaagde sub 1] vanwege zijn hoge leeftijd en afhankelijkheid van zijn zoon niet op kan tegen het gedrag van zijn zoon, is van belang dat Eigen Haard [gedaagde sub 1] heeft aangeboden te helpen bij het vinden van een andere woning/woonvorm, onder de voorwaarde dat zijn zoon niet meer bij hem in kan wonen. [gedaagde sub 1] heeft daarvan geen gebruik willen maken en heeft ook tijdens de mondelinge behandeling volhard in zijn wens met zijn zoon in het gehuurde te willen blijven wonen. Hij negeert daarmee dat zo lang zijn zoon niet voor de oorzaken van zijn onberekenbare gedrag hulp krijgt er sprake zal blijven van onrechtmatige ernstige overlast voor de omwonenden waardoor van Eigen Haard - ook de verhuurder van de buren die overlast ervaren - niet langer verwacht kan worden dat zij hem en zijn zoon het huurgenot blijft verschaffen.
21. Gelet op de ernst van de overlast die de zoon van [gedaagde sub 1] gedurende langere tijd veroorzaakt voor de woonomgeving en gezien de omstandigheid dat uit de woorden van [gedaagde sub 1] tijdens de mondelinge behandeling kan worden afgeleid dat er ondanks de uitdrukkelijk aangeboden hulpverlening geen enkele zekerheid bestaat dat [gedaagde sub 1] in de toekomst wel maatregelen zal nemen om de door zijn zoon veroorzaakte overlast te stoppen, weegt het belang bij de gevorderde ontruiming van Eigen Haard, die tevens als goed verhuurder het rustig genot van de overige huurders rondom het gehuurde dient te waarborgen, zwaarder dan het belang van [gedaagde sub 1] bij afwijzing van het gevorderde. De overlast is zodanig ernstig en langdurig dat dit de ontruiming rechtvaardigt. De ontruiming dient mede om verdere overlast voor omwonenden te voorkomen. De vordering tot ontruiming zal dan ook jegens [gedaagde sub 1] worden toegewezen.
ontruiming zoon van [gedaagde sub 1]
22. Nu de vordering tot ontruiming wordt toegewezen jegens [gedaagde sub 1] zal ook de zoon van [gedaagde sub 1] , die geen (mede)huurder is van het gehuurde en degene is die onaanvaardbare overlast voor zijn omgeving veroorzaakt, het gehuurde moeten ontruimen. Ook dit deel van de vordering is dus toewijsbaar.
geen voorwaardelijke ontruiming
23. Omdat de tekortkoming van [gedaagde sub 1] overlast betreft die ook na het uitbrengen van de dagvaarding nog doorgaat, ziet de kantonrechter, mede in het licht van voorgaande belangenafweging, geen grond om de ontruiming voorwaardelijk toe te wijzen. De kantonrechter zal gelet op de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde sub 1] en het feit dat de hulpverleners zich momenteel hard maken om met hem in gesprek te gaan om (onverplicht) een andere woning/woonvorm voor hem te vinden, een ontruimingstermijn van een maand verlenen. Daarbij gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde sub 1] actief meewerkt aan het zoeken naar een andere woning/woonvorm voor hem (zonder zijn zoon) en dat partijen over de uiteindelijke ontruiming in goed overleg met elkaar zullen treden.
24. Eigen Haard onderbouwt de noodzaak van de gevorderde dwangsom als extra prikkel slechts met de stelling dat deze de kosten van ontruiming voor haar kan voorkomen; daarmee heeft Eigen Haard echter niet onderbouwd dat de dwangsom, naast het uitspreken van de veroordeling tot ontruiming, met het vooruitzicht dat deze ook daadwerkelijk wordt aangezegd en uitgevoerd, aan [gedaagde sub 1] een extra prikkel geeft. De gevorderde dwangsom wordt dan ook afgewezen.
25. De vordering ter zake van de ontruimingskosten is eveneens niet toewijsbaar. Weliswaar houdt de proceskostenveroordeling een executoriale titel in ten aanzien van alle kosten, ook ten aanzien van verschotten zoals ontruimingskosten, doch het betreft hier kosten die pas na de uitspraak ontstaan en waarvan de omvang en de verschuldigdheid thans nog niet vast staan.
26. Gedaagden zullen als de meest in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.