ECLI:NL:RBAMS:2023:5718

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
10524692 \ CV EXPL 23-7626
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen bijdrage Wlz/Wmo door CAK

In deze civiele procedure vordert het CAK, gevestigd in Den Haag, betaling van een eigen bijdrage van € 6.768,44 van de gedaagde, die zorg ontvangt in een instelling. De procedure begon met een dagvaarding op 17 mei 2023, gevolgd door verschillende reacties van de gedaagde en een tussenvonnis op 15 juni 2023. De gedaagde heeft een wrakingsverzoek ingediend, dat op 27 juli 2023 werd afgewezen. De kantonrechter heeft vervolgens vonnis bepaald zonder de mondelinge behandeling te hervatten. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de eigen bijdrage, die door het CAK is vastgesteld op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde formele rechtskracht heeft gegeven aan de besluiten van het CAK, waardoor de vordering van het CAK toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de vordering toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10524692 \ CV EXPL 23-7626
Vonnis van 8 september 2023
in de zaak van
CAK,
gevestigd in Den Haag,
eiseres,
hierna te noemen: CAK,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van CAK van 17 mei 2023,
  • de reacties daarop van [gedaagde] van 23 mei en 15 juni 2023,
  • het tussenvonnis van 15 juni 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de brief van 17 juli 2023 van CAK met producties 1 t/m 4, die zoals beslist op de mondelinge behandeling deel uitmaakt van de processtukken,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 juli 2023, waarbij [gedaagde] de kantonrechter heeft gewraakt,
  • de beslissing van de wrakingskamer van 27 juli 2023 waarbij het wrakingsverzoek is afgewezen.
Omdat het wrakingsverzoek aan het einde van de mondelinge behandeling is gedaan, is zoals op zitting besproken de mondelinge behandeling na de beslissing van de wrakingskamer niet hervat, maar is vonnis bepaald.
1.2.
[gedaagde] heeft op 27 juli en 4 augustus 2023 brieven aan de rechtbank gestuurd. Op grond van artikel 5.2. van het toepasselijk procesreglement neemt de kantonrechter geen kennis van berichten aan de rechtbank nadat vonnis is bepaald, tenzij blijkt dat de wederpartij met de kennisneming heeft ingestemd. Van dit laatste is niet gebleken. De kantonrechter heeft dus geen kennisgenomen van de inhoud van deze brieven.

2.De feiten

2.1.
CAK is belast met de vaststelling en de inning van de eigen bijdragen die verschuldigd zijn voor ontvangen zorg, hulpmiddelen en/of voorzieningen in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) en/of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo).
2.2.
[gedaagde] ontving en ontvangt zorg in een instelling. Bij besluit van 21 januari 2021 heeft CAK de eigen bijdrage die [gedaagde] moet betalen per 1 januari 2021 vastgesteld op € 772,03 per maand. Bij besluit van 27 mei 2021 heeft CAK, in verband met de overgang van de Wmo naar de Wlz de eigen bijdrage die [gedaagde] moet betalen per 30 april 2021 opnieuw vastgesteld op € 772,03 per maand. Bij beschikking van 14 januari 2022 heeft CAK de maandelijkse bijdrage vastgesteld op € 806,33 per maand.
2.3.
Bij brief van 14 juni 2021 heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 mei 2021.
2.4.
Bij besluit van 20 december 2021 heeft CAK het bezwaar van [gedaagde] ongegrond verklaard. [gedaagde] heeft tegen deze beslissing op bezwaar geen beroep ingesteld.
2.5.
Het CAK heeft de eigen bijdrage vanaf april 2021 maandelijks in rekening gebracht. In mei en juni 2021 en vanaf februari 2022 is (een deel van) de eigen bijdragen ingehouden op de uitkering van [gedaagde] . Voor de resterende eigen bijdragen heeft CAK maandelijks een factuur aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft de facturen waarvan CAK in deze procedure betaling vordert onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
CAK vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van:
€ 6.768,44 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2023 (datum dagvaarding) tot de dag der algehele betaling;
€ 214,65 aan wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de vervaldata van de facturen tot 17 mei 2023;
€ 280,25 aan buitengerechtelijke incassokosten;
e proceskosten.
3.2.
CAK legt samengevat aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de Wmo en de Wlz een eigen bijdrage verschuldigd is, waarvan de hoogte steeds in een besluit is vastgesteld. De door CAK gefactureerde eigen bijdragen heeft [gedaagde] ondanks herhaalde sommaties onbetaald gelaten. CAK heeft zich genoodzaakt gezien de vordering ter incasso uit handen te geven en maakt daarom ook aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met het betalen van een eigen bijdrage. Hij vindt dat hij niets met CAK te maken heeft. Bovendien is de eigen bijdrage van het ene op het andere moment met € 400,- per maand omhooggegaan. Dat is veel te hoog. Op 14 juni 2021 heeft hij een bezwaarschrift ingediend bij CAK. Omdat een bestuursorgaan verplicht is tijdig een beslissing te nemen en CAK dat niet heeft gedaan, is op grond van de artikelen 7:14 en 4:20b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bezwaarschrift in de plaats getreden van de beschikking van CAK. Het bezwaarschrift heeft dus formele rechtskracht in de civiele procedure. Dat betekent dat de civiele rechter niet-ontvankelijk is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

bevoegdheid kantonrechter
4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] , zo begrijpt de kantonrechter, komt erop neer dat de kantonrechter niet bevoegd is om over de vordering van CAK te oordelen, omdat de bestuursrechtelijke route is gevolgd en zijn bewaarschrift in de plaats is gekomen van de beschikking van CAK.
4.2.
Dit verweer slaag niet. Op grond van artikel 4:124 Awb kan een bestuursorgaan bij het invorderen van een bestuursrechtelijke geldschuld een vordering tot betaling daarvan instellen bij de burgerlijke rechter. Het oordeel over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke geldschulden is voorbehouden aan de bestuursrechter. Omdat CAK in deze procedure alleen betaling van de openstaande facturen vordert, is de kantonrechter bevoegd om te oordelen over de vordering van CAK.
bezwaarschrift en beslissingen CAK
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] in ieder geval sinds april 2021 zorg met verblijf ontvangt in een instelling op grond waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd.
4.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat, omdat CAK te laat op zijn bezwaarschrift heeft gereageerd, zijn bezwaarschrift in de plaats is gekomen van het besluit waarin de eigen bijdrage is vastgesteld. Dat besluit geldt dus niet meer. Zijn bezwaarschrift heeft daarom formele rechtskracht.
4.5.
De kantonrechter ziet geen wettelijke aanknopingspunten voor het standpunt dat het bezwaarschrift van [gedaagde] in de plaats is getreden van het besluit waarin de eigen bijdrage is vastgesteld. Een dergelijke indeplaatsstelling komt in de wet niet voor. CAK heeft niet binnen de daarvoor gestelde termijn op het bezwaar beslist, zo heeft ook de gemachtigde van CAK op de zitting verklaard. Maar uit de Awb volgt niet dat in zo’n situatie het bezwaarschrift in de plaats komt van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, of dat het besluit van 27 mei 2021 niet meer zou gelden. Artikel 4:20b van de Awb ziet uitdrukkelijk op beschikkingen op aanvraag. De eigen bijdrage is niet op aanvraag van [gedaagde] vastgesteld. Daar komt bij dat de schakelbepaling van artikel 7:14 Awb de titel waar artikel 4:20b in staat (4.1)
nietvan toepassing verklaart op besluiten in de bezwaarschriftprocedure. Artikel 4:20b Awb is dus niet van toepassing op het bezwaarschrift van [gedaagde] of de beslissing daarop van CAK.
4.6.
Volgens vaste rechtspraak komt formele rechtskracht toe aan een besluit van een bestuursorgaan waartegen een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan die niet, of niet met succes, is gebruikt. Daar is hier sprake van. Dit betekent dat de burgerlijke rechter er in principe van moet uitgaan dat zo’n besluit wat betreft zijn wijze van totstandkoming en zijn inhoud in overeenstemming is met de geldende wettelijke voorschriften en met algemene rechtsbeginselen. Zoals ook [gedaagde] voorstaat, heeft deze regeling tot doel dat in de procedure bij de burgerlijke rechter het bestuursrechtelijk traject niet opnieuw getoetst hoeft te worden, als die toetsing in het bestuursrecht heeft plaatsgevonden of heeft kunnen plaatsvinden.
4.7.
De kantonrechter stelt vast dat tegen de besluiten van het CAK die ten grondslag liggen aan de facturen waarvan betaling wordt gevorderd bezwaar en beroep openstond. [gedaagde] heeft van de mogelijkheid tot bezwaar ook gebruik gemaakt. Daarop is door CAK afwijzend beslist. Hiertegen is [gedaagde] niet in hoger beroep gegaan. Het is de kantonrechter niet gebleken dat de beschikkingen van CAK zijn ingetrokken of vernietigd. Dat maakt dat de beschikkingen van 21 januari 2021, 27 mei 2021 en 14 januari 2022 van CAK formele rechtskracht hebben gekregen en dat de kantonrechter van de juistheid van die beschikkingen en de daarop gebaseerde facturen uit moet gaan.
4.8.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij met de eerdere eigen bijdrage van € 568,- wel kon leven, maar de eigen bijdrage ineens € 400,- per maand omhoog is gegaan en dat veel te veel is. Omdat de beschikkingen formele rechtskracht hebben gekregen, komt de kantonrechter niet toe aan de inhoudelijke bezwaren daartegen van [gedaagde] .
4.9.
De conclusie van het voorgaande is dat de gevorderde hoofdsom van € 6.768,44 toewijsbaar is.
4.10.
[gedaagde] heeft nog naar voren gebracht dat hij een vordering op CAK heeft van € 10.914,-. [gedaagde] heeft op de zitting gezegd dat hij dit bedrag niet in deze procedure wil vorderen. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de bespreking hiervan.
rente en kosten
4.11.
De gevorderde vervallen wettelijke rente van € 214,65 is verschuldigd en wordt als onweersproken toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding, 17 mei 2021.
4.12.
CAK maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ze heeft terecht aangevoerd dat de vordering van CAK niet uit een overeenkomst met [gedaagde] voortvloeit, maar uit de wet. In dat geval is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing. De kantonrechter toetst de buitengerechtelijke incassokosten daarom aan de eisen van het Rapport BGK-integraal. De kantonrechter vindt dat de door CAK gespecificeerde werkzaamheden van haar gemachtigde niet aan te merken zijn als buitengerechtelijk. De werkzaamheden komen dus niet voor aparte vergoeding in aanmerking. De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
4.13.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt en wordt hij in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van CAK als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2 punten × € 330,00)
Totaal
1.304,49
4.14.
Ook wordt [gedaagde] veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die standaard worden toegewezen aan de partij die in het gelijk is gesteld, als vergoeding voor kosten voor de gemachtigde die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welke bedrag het gaat.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CAK te betalen een bedrag van € 6.768,44 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW), met ingang van 17 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan CAK te betalen € 214,65 aan de verschuldigde wettelijke rente tot de datum van dagvaarden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van CAK tot dit vonnis vastgesteld op € 1.304,49,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.