ECLI:NL:RBAMS:2023:5716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
726425
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van een verzameling antieke Chinese voorwerpen en de verplichtingen van de verkoper omtrent de herkomstinformatie

In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 13 september 2023, staat de verkoop van een verzameling antieke Chinese voorwerpen centraal. De eiser, een handelaar in antiek, heeft in medio 2021 een verzameling voorwerpen verkocht aan Bruil & Brandsma Antiquairs B.V. voor een totale koopprijs van € 1.185.900,00, te betalen in zes termijnen. De eiser heeft tot nu toe € 398.000,00 ontvangen, maar de resterende bedragen zijn niet voldaan. Bruil heeft de overeenkomst ontbonden en vordert terugbetaling van het reeds betaalde bedrag, stellende dat de verkoper niet heeft voldaan aan de verplichting om verifieerbare herkomstinformatie (provenance) te verschaffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet verplicht was om deze informatie te verstrekken, en dat de koopprijs zoals vermeld op de lijst de overeengekomen prijs was. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser tot betaling van het resterende bedrag toegewezen, terwijl de vorderingen van Bruil in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook de kosten van de procedure en de beslagkosten toegewezen aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/726425 / HA ZA 22-1001
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. W. van Dijk te Barneveld,
tegen
BRUIL & BRANDSMA ANTIQUAIRS B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Bruil,
advocaat: mr. H.M. Punt te AMSTERDAM.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 november 2022 met producties
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie met producties
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering van eis, met producties
- de antwoordakte wijziging van eis
- de akte eiscorrectie
- het tussenvonnis van 3 mei 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 juni 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een handelaar in antiek. Hij heeft ook een antiekwinkel.
2.2.
Bruil drijft een handelsonderneming in kunst en antiek.
2.3.
Medio 2021 heeft Bruil van [eiser] een verzameling antieke Chinese voorwerpen gekocht (hierna: de verzameling). De verzameling is weergegeven op een lijst die door [eiser] is opgemaakt. Op de lijst zijn de voorwerpen die deel uitmaken van de verzameling individueel genummerd en zijn foto’s van de voorwerpen afgebeeld, gevolgd door een korte omschrijving van de voorwerpen. Op de lijst staat tevens een korte verwijzing naar een plaats en jaartal waarop [eiser] het desbetreffende voorwerp heeft verkregen (hierna: de lijst).
2.4.
De lijst vermeldt verkoopprijzen per voorwerp. De totale som van deze prijzen is € 1.185.900,00. [eiser] en Bruil hebben afgesproken dat de koopprijs zou worden voldaan in zes termijnen waarvan er twee opeisbaar zouden worden in de zomer van 2021, twee in het voorjaar van 2022 en twee in het voorjaar van 2023.
2.5.
Bruil heeft de verzameling op 20 mei 2021 bij [eiser] opgehaald en daarvan foto’s laten maken. Op 29 juli 2021 en 19 augustus 2021 heeft Bruil (telkens) € 199.000,00 betaald aan [eiser] . Van de koopprijs heeft Bruil dus € 398.000,00 betaald.
2.6.
Op 15 december 2021 hebben Bruil en [eiser] per whatsapp de volgende berichten uitgewisseld:
(Bruil):
“[afbeelding] Ha [eiser] , kun je provenance geven van deze?”
( [eiser] ):
“early 2000’s private collection Hong Kong daarna naar prive collectie Nederland sinds ca. 2005
we gaan bij alle stukken de provenance in systeem zetten!”
2.7.
[eiser] heeft gegevens over de verzameling in de computer van Bruil gezet. Daarvoor is hij enkele dagen in het pand van Bruil geweest. Op 13 juni 2022 heeft [eiser] zijn werkzaamheden voor Bruil beëindigd.
2.8.
Naast de verzameling heeft Bruil medio 2022 van [eiser] nog een object gekocht voor € 10.000,00. Dit object is door [eiser] geleverd. De koopprijs is niet door Bruil voldaan.
2.9.
In juli 2022 is Bruil ermee bekend geworden dat enkele van de voorwerpen in de verzameling door [eiser] waren gekocht bij het Zeeuws Veilinghuis. Bruil heeft hierover met [eiser] contact opgenomen. Op 8 juli 2022 heeft [eiser] het volgende e-mailbericht gestuurd aan Bruil:

Hi [naam] ,
Hierbij de lijst met aankopen en daarbij geschreven hoe ik mij aankoop van de stukken herinner. Zoals gisteren afgesproken worden de voorwerpen aangekocht bij Zeeuws Veilinghuis van maart 2019 van de rekening gehaald en neem ik die terug.
2.10.
Op 4 augustus 2022 heeft Bruil negen voorwerpen uit de verzameling die hij aan Bruil heeft verkocht teruggenomen. Deze objecten waren aan Bruil verkocht voor in totaal € 98.500,00.
2.11.
Op 2 november 2022 heeft [eiser] ten laste van Bruil conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ABN AMRO Bank N.V.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert, na eisvermeerdering en eiscorrectie, dat de rechtbank Bruil, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt:
  • te betalen € 831.354,74, samengesteld uit een hoofdsom van € 698.500,00 vermeerderd met vervallen rente, een bedrag van € 104.790,00 aan incassokosten en € 22.005,90 aan btw en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 2 november 2022,
  • in de kosten van het conservatoir derdenbeslag van € 4.272,10, of een door de rechtbank te begroten bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente van de dag van dagvaarding,
  • in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 15 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
Aan zijn primaire vordering legt [eiser] , samengevat, ten grondslag dat Bruil het nog verschuldigde deel van de koopprijs voor de verzameling moet betalen. Oftewel de overeengekomen koopprijs van € 1.185.900,00 voor de verzameling na aftrek van (i) het bedrag van € 98.500,00 voor de teruggenomen objecten; en (ii) het bedrag van € 398.900,00 dat Bruil heeft voldaan. Tevens heeft [eiser] medio 2022 nog afzonderlijk een object verkocht aan Bruil voor de prijs van € 10.000,00. De koopprijs voor dat object heeft Bruil ook niet betaald. De vordering van [eiser] strekt ook tot veroordeling van Bruil om die koopprijs te voldoen.
in reconventie
3.3.
In reconventie vordert Bruil, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
  • te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst met [eiser] op 18 november 2022 is ontbonden, althans de koopovereenkomst te ontbinden,
  • veroordeling van [eiser] tot (terug)betaling van een bedrag van € 398.900,00
subsidiair
  • te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst met [eiser] is vernietigd met de schriftelijke verklaring van 18 november 2022, althans dat de rechtbank de koopovereenkomst vernietigt,
  • veroordeling van [eiser] tot (terug)betaling van € 398.900,00
primair en subsidiair
  • de bedragen waartoe [eiser] wordt veroordeeld te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de betaaltermijnen, althans vanaf de dag van dagvaarding,
  • opheffing van het conservatoir derdenbeslag dat [eiser] ten laste van Bruil heeft gelegd onder ABN AMRO N.V,
  • veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis.
3.4.
Bruil heeft zijn vordering in reconventie, samengevat, als volgt toegelicht. Met [eiser] is overeengekomen dat hij de verzameling verkoopt tegen de prijs waarop hij deze zelf heeft ingekocht (hierna: de inkoopprijs) en dat hij informatie over de herkomst van de kunstobjecten verschaft (hierna: de provenance). Deze provenance moet aan de hand van door [eiser] te leveren document geverifieerd kunnen worden. [eiser] heeft geen duidelijkheid gegeven over de inkoopprijzen en geen verifieerbare provenance verschaft. De verzameling voldoet daarom niet aan de koopovereenkomst. Per schriftelijke verklaring van 18 november 2022 heeft Bruil de overeenkomst ontbonden. Dit betekent dat [eiser] het bedrag dat hij als koopprijs heeft ontvangen moet terugbetalen. Bruil beroept zich ten slotte op dwaling omdat zij ten tijde van het sluiten van de koop in de veronderstelling verkeerde dat zij de verzameling zou aanschaffen tegen de inkoopprijs en dat de provenance verifieerbaar was. Deze dwaling is te wijten aan de inlichtingen die [eiser] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst aan Bruil heeft verstrekt.
in conventie en reconventie
3.5.
[eiser] en Bruil concluderen, samengevat, over en weer tot niet-ontvankelijkverklaring van de tegen hen ingestelde vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van de andere partij in de kosten van de procedure.
3.6.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan. Omdat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar samenhangen zullen zij gezamenlijk worden behandeld.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Het geschil tussen partijen draait om de vraag wat zij met elkaar zijn overeengekomen over de prijs voor de verzameling (de prijs op de lijst of de inkoopprijs) en of [eiser] zich heeft verbonden om aan Bruil aan de hand van documenten verifieerbare provenance te verschaffen. Omdat partijen het oneens zijn over de tussen hen gemaakte afspraken over de prijs en provenance, zal de rechtbank de overeenkomst op deze punten uitleggen.
4.2.
Bij de uitleg van de overeenkomst tussen [eiser] en Bruil komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan hetgeen over en weer is verklaard en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Volgens vaste rechtspraak kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn voor de uitleg van de overeenkomst. [1] Bij de uitleg van hetgeen tussen partijen is overeengekomen zal de rechtbank daarom ook acht slaan op de wijze waarop zij de overeengekomen prestaties hebben uitgevoerd.
Welke prijs is overeengekomen?
4.3.
[eiser] heeft over de prijs voor de verzameling het volgende gesteld. Tijdens de onderhandelingen is tussen partijen gesproken over de prijzen die op de lijst zijn vermeld en deze zijn door Bruil aanvaard. De eerste factuur is door [eiser] zonder bezwaar betaald. Die factuur gaat uit van dezelfde prijzen als die op de lijst zijn genoemd. Op de lijst zijn ronde bedragen vermeld terwijl door veilingcommissies, vreemde valuta, invoerrechten, btw en dergelijke de inkoopprijzen nagenoeg nooit rond zijn. Het is daarom onaannemelijk dat partijen ervan zijn uitgegaan dat de prijzen op de lijst inkoopprijzen zijn, aldus [eiser] .
4.4.
Volgens Bruil is overeengekomen dat hij de verzameling koopt voor de inkoopprijs. Hieruit volgt volgens hem ook dat [eiser] inzage moet geven in wat hij voor die objecten heeft betaald. Daarbij beroept Bruil zich op het e-mailbericht van [eiser] van 8 juli 2022, dat hiervoor is aangehaald in rechtsoverweging 2.9.
4.5.
De rechtbank volgt [eiser] in zijn stelling dat Bruil de verzameling heeft gekocht voor de koopsom van € 1.185.900. Bruil heeft namelijk erkend dat de koopsom € 1.185.900 bedraagt en dat dit de som is van de objecten op de lijst. Daarnaast heeft Bruil tijdens de zitting verklaard dat hij de prijzen die hij betaalde en die op de facturen staan redelijk vond. De prijzen op de factuur zijn dezelfde prijzen als die op de lijst zijn vermeld. Hieruit blijkt dat Bruil de verkoop van de verzameling tegen de prijs op de lijst heeft aanvaard, wat dus overeenkomt met de uitleg van [eiser] . [eiser] heeft verder betoogd dat vanwege het gebruik van ronde prijzen op de lijst het onaannemelijk is dat partijen bij de opstelling van de lijst zijn uitgegaan van inkoopprijzen. Dat argument heeft Bruil niet weersproken.
Bruil heeft nog gewezen op het e-mailbericht van 8 juli 2022, maar dat e-mailbericht is in dit kader niet relevant omdat het niet gaat over de vraag welke prijs is afgesproken. Bruil heeft verder geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan blijken dat [eiser] heeft ingestemd met verkoop van de verzameling tegen inkoopprijs. Omdat Bruil niet wordt gevolgd in haar standpunt dat verkoop tegen inkoopprijzen is overeengekomen is [eiser] ook niet verplicht inzage te geven in wat hij voor de voorwerpen in de verzameling heeft betaald.
Geen bewijslevering
4.6.
Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.5 is overwogen heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat voor de verzameling de prijs is overeengekomen die is vermeld op de lijst. Dit is door Bruil onvoldoende gemotiveerd betwist. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
Wat is overeengekomen over de provenance?
4.7.
Volgens Bruil is overeengekomen dat [eiser] voor elk object de provenance zou aanleveren die aan de hand van door [eiser] te verschaffen documenten kan worden geverifieerd. Bruil heeft dit standpunt onderbouwd door te verwijzen naar het whatsappbericht van [eiser] dat is aangehaald in rechtsoverweging 2.6. Verder volgt volgens Bruil uit de aard van het verkochte dat van alle objecten een ‘paper trail’ moet bestaan naar het vroegst bekende moment van bekendheid met het kunstobject. [eiser] heeft Bruil niet medegedeeld dat hij deze verifieerbare provenance niet zou verschaffen. De aanwezigheid van verifieerbare provenance dient, gezien de aard van de objecten beschouwd te worden als een wezenlijk deel van de overeenkomst. Zonder verifieerbare provenance is de verzameling ongeschikt voor het gebruik dat [eiser] voor ogen stond. [eiser] heeft niet medegedeeld dat hij geen verifieerbare provenance zou verschaffen daarom beantwoordt de verzameling niet aan de overeenkomst (artikel 7:17 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Aldus Bruil.
4.8.
[eiser] heeft erkend dat tijdens de gesprekken over de verkoop van de verzameling de provenance kort ter sprake is gekomen maar heeft ontkend dat is afgesproken dat hij voor ieder object een verifieerbare provenance zou aanleveren. Volgens [eiser] is afgesproken dat [eiser] maximaal drie jaar 80 dagen per jaar kwam werken bij Bruil. In het kader van die afspraak heeft [eiser] de gegevens die hij had over de objecten bij Bruil in de computer gezet en hem geadviseerd over de verkoopprijs voor de objecten in de verzameling. Pas later, na het sluiten van de overeenkomst, wilde Bruil een verifieerbare provenance van alle objecten. Dat was niet afgesproken en ook niet nodig, want ook objecten zonder verifieerbare provenance worden geregeld voor grote bedragen verkocht. De waarde van objecten kan zonder verifieerbare provenance worden bepaald, met name door deskundige partijen zoals Bruil die meer dan 25 jaar ervaring heeft. Dit gebeurt bijvoorbeeld ook in het televisieprogramma tussen Kunst en Kitsch.
4.9.
De rechtbank overweegt het volgende. Het staat vast dat partijen gesproken hebben over de provenance en dat [eiser] , nadat de koop is gesloten, gegevens over de objecten bij Bruil in de computer heeft gezet. Dat werk heeft Bruil bekeken. Hetgeen [eiser] in de computer heeft gezet was voor Bruil geen aanleiding om [eiser] aan te spreken op de afspraken die zijn gemaakt over de provenance. Pas in juli 2022, derhalve één jaar na het sluiten van de overeenkomst, heeft Bruil [eiser] aangesproken over de inkoopprijs en herkomst van voorwerpen die [eiser] had aangekocht bij het Zeeuws Veilinghuis. De informatie die [eiser] hierover heeft verschaft zou onjuist zijn en [eiser] is daarop met Bruil overeengekomen dat hij deze stukken terugneemt. Deze gang van zaken was voor Bruil aanleiding om van [eiser] te eisen dat hij inzicht zou geven in documentatie waaruit de provenance van de overige objecten kon blijken. Het is niet gebleken dat Bruil deze eis eerder, met name voor of bij het sluiten van de overeenkomst, heeft gesteld. Ook uit het whatsappbericht van [eiser] van 15 december 2021 (dat is aangehaald in rechtsoverweging 2.6) kan niet worden opgemaakt dat [eiser] zich aan die eis heeft verbonden. Bruil heeft dus niet met [eiser] afgesproken dat [eiser] provenance zou verschaffen die aan de hand van door [eiser] te verstrekken documenten verifieerbaar moest zijn.
Provenance en de aard van de zaak
4.10.
[eiser] heeft uitgelegd en voldoende met stukken onderbouwd dat kunstobjecten ook zonder of met een beperkt verifieerbare provenance kunnen worden verkocht. Bruil heeft daartegen onvoldoende ingebracht. Het standpunt van Bruil dat bij de koop van een kunstobject, zonder andersluidende afspraak, deze moet worden geleverd met een aan de hand van documenten te verifiëren provenance komt de rechtbank bovendien niet logisch voor. Uit de verkoop van een (kunst)object valt niet zonder meer op te maken of voor het desbetreffende (kunst)object deze ongeschreven verplichting geldt, en welke eisen in dat geval mogen worden gesteld aan de documenten die bij de levering van een kunstobject moeten worden verschaft. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de verzameling zonder verifieerbare provenance is verkocht. Het lag op de weg van Bruil om bij het sluiten van de overeenkomst [eiser] duidelijk te maken welke concrete, aanvullende eisen hij had ten aanzien van de door [eiser] te leveren provenance. Deze duidelijkheid heeft Bruil niet eerder gegeven dan nadat hij bekend was geworden met de veiling van een aantal objecten bij het Zeeuws Veilinghuis. Dat is te laat omdat de koop toen al was gesloten. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.9 is beoordeeld behelst die koop niet de afspraak dat [eiser] met documenten verifieerbare provenance moet verschaffen. Omdat [eiser] niet verplicht was om provenance ter verstrekken die aan de hand van documenten kan worden gecontroleerd was [eiser] ook niet verplicht om aan Bruil mede te delen dat hij die documenten niet heeft.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat Bruil en [eiser] niet meer of anders zijn overeengekomen dan dat [eiser] de bij hem bekende gegevens over de verzameling in de computer van Bruil zou zetten. Bruil heeft niet betwist dat [eiser] die prestatie heeft geleverd. Uit de aard van de overeenkomst volgt geen verdergaande verplichting van [eiser] . Bruil is dus niet tekort geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst.
Aanbieding deskundigenbewijs
4.12.
Bruil heeft deskundigenbewijs aangeboden van haar stelling dat provenance in de kunsthandel een veelgebruikt begrip is dat duidt op informatie en documentatie aan de hand waarvan de herkomst van een kunstobject, de aankoopgeschiedenis en dus de authenticiteit kan worden vastgesteld.
4.13.
De rechtbank zal geen deskundige benoemen. Ook als de deskundige het door Bruil aangeboden bewijs levert dan volgt daaruit niet dat tussen Bruil en [eiser] is overeengekomen dat [eiser] informatie en documentatie zou leveren aan de hand waarvan de herkomst van een kunstobject, de aankoopgeschiedenis en dus de authenticiteit kan worden vastgesteld. Zij waren immers vrij hierover andere afspraken te maken. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.11 is geoordeeld hebben Bruil en [eiser] niet meer of anders afgesproken dan dat [eiser] de bij hem bekende gegevens over de verzameling in de computer van Bruil zou zetten.
Ontbinding of vernietiging van de overeenkomst?
4.14.
In rechtsoverweging 4.5, 4.9 en 4.10 is overwogen dat [eiser] niet verplicht is Bruil te informeren over de inkoopprijzen of aan haar provenance te verschaffen die aan de hand van documenten kan worden geverifieerd. Hieruit volgt dat [eiser] niet tekort is geschoten in de nakoming van die verplichting, hetgeen door Bruil ten grondslag is gelegd aan haar beroep op ontbinding van de overeenkomst. Bruil was dus niet bevoegd de overeenkomst te ontbinden en de gevraagde verklaring voor recht dat de overeenkomst op 18 november 2022 is ontbonden zal worden afgewezen.
4.15.
Het beroep van Bruil op dwaling slaagt ook niet. [eiser] was niet verplicht om Bruil te informeren over de inkoopprijzen of mede te delen dat hij niet over de documenten beschikt aan de hand waarvan Bruil de provenance kan verifiëren. Andere feiten en omstandigheden zijn niet door Bruil ten grondslag gelegd aan haar beroep op dwaling. De door Bruil gevraagde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst met [eiser] met de schriftelijke verklaring van 18 november is vernietigd 2022 zal worden afgewezen. De rechtbank zal de koopovereenkomst ook niet vernietigen.
De opeisbaarheid van de koopprijs
4.16.
Bruil heeft verweer gevoerd tegen de opeisbaarheid van de gehele vordering. Zij heeft echter niet betwist dat de vordering van [eiser] , indien verschuldigd, in zijn geheel opeisbaar is vanaf het voorjaar 2023. De vordering van [eiser] is daarom sindsdien geheel opeisbaar.
De verkoop van het object dat geen deel uitmaakt van de verzameling
4.17.
Bruil heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van [eiser] voor zover die betrekking heeft op de koopprijs van € 10.000,00 voor één object dat geen deel uitmaakt van de verzameling. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
De slotsom
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiser] in conventie tot betaling van € 698.500,00 zal worden toegewezen. De vorderingen van Bruil in reconventie zullen worden afgewezen.
De wettelijke (handelsrente)rente
4.19.
De overeenkomst tussen [eiser] en Bruil betreft een handelsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6:119a BW. Op grond van artikel 119a BW is [eiser] de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf 30 dagen na factuurdatum. De door [eiser] gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 2 november 2022 is toewijsbaar.
De kosten van buitengerechtelijke incasso
4.20.
[eiser] vordert een vergoeding van € 104.790,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag is (veel) hoger dan het tarief van € 5.267,50 (exclusief btw) dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten als vergoeding is bepaald. Daarom wordt een bedrag van € 5.267,50 (exclusief btw) toegewezen. Hetgeen [eiser] meer heeft gevorderd aan incassokosten wordt afgewezen. De vordering tot vergoeding van wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar omdat de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geen handelsvordering betreft waarop artikel 6:119a BW van toepassing is. De rechtbank zal wel de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijzen over de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
De beslagkosten
4.21.
[eiser] vordert Bruil te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 382,10 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 3.413,00 voor salaris advocaat (1,0 punt × tarief van € 3.413,00), totaal € 4.471,10.
De proceskosten
4.22.
Bruil is de partij die voor het grootste gedeelte ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
1.963,00
- salaris advocaat in conventie
6.826,00
(2,00 punten × € 3.413,00)
- salaris advocaat in reconventie
3.413,00
(1,00 punt × € 3.413,00)
Totaal
12.310,41
4.23.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Bruil om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 698.500,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 2 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Bruil om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.267,50 als buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 2 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Bruil in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 4.471,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Bruil in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 12.310,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Bruil in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Bruil niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Molenaar en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572