ECLI:NL:RBAMS:2023:5705

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
C/13/737712 / KG ZA 23-719
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op executieveiling door hypotheekhouder in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. [Eiseres] vorderde een verbod op de executieveiling van haar woning, die was aangezegd voor 19 september 2023. De achtergrond van de zaak betreft een hypotheekrecht dat Rabobank heeft op de woning van [eiseres] en haar echtgenoot, die in het verleden betalingsachterstanden hebben gehad, maar op het moment van de procedure geen achterstand meer hadden. Rabobank had de executie overgenomen van een beslaglegger, [naam 3], die een vordering had op [echtgenoot]. De voorzieningenrechter oordeelde dat Rabobank gerechtigd was om de leningen op te eisen, maar dat er voldoende redenen waren om de executieveiling voor een periode van zes maanden te verbieden. Dit was vooral gebaseerd op het feit dat [eiseres] en haar echtgenoot geen betalingsachterstand hadden en dat de verkoop van de woning hen in een zeer kwetsbare positie zou brengen. De rechter wees de subsidiaire vordering van [eiseres] toe, waardoor zij de tijd kreeg om een oplossing te vinden voor hun situatie. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/737712 / KG ZA 23-719 VVV/LO
Vonnis in kort geding van 7 september 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 10 augustus 2023,
advocaat mr. M.P. Harten te Rotterdam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.S. Volleberg te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Rabobank worden genoemd.

1.De procedure

Op de mondelinge behandeling van 24 augustus 2023 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Rabobank heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben schriftelijke stukken ingediend en [eiseres] daarnaast een pleitnota.
Op de mondelinge behandeling waren aanwezig: [eiseres] en haar echtgenoot
[echtgenoot] met mr. Van Harten, en aan de kant van Rabobank [medewerker bijzonder beheer] , medewerker bijzonder beheer, team verkoop, met mr. Volleberg.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [echtgenoot] zijn ieder voor de helft eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
Rabobank heeft op 13 november 2009 een drietal leningen verstrekt aan [eiseres] en [echtgenoot] , ten bedrage van € 213.900,00, € 24.100,00 en een overbruggingsfinanciering van € 50.000,-. Rabobank heeft een hypotheekrecht op de woning voor een bedrag van € 305.000,00. Daarnaast hebben [eiseres] en [echtgenoot] een pandrecht verstrekt op hun ‘Rabobank Opbouwspaarrekening’. Op de leningen zijn de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) van toepassing.
2.3.
[eiseres] en [echtgenoot] hebben in het verleden veelvuldig betalingsachterstanden gehad. Op dit moment is er geen betalingsachterstand.
2.4.
Bij vonnis van 23 maart 2022 heeft de rechtbank [woonplaats] [echtgenoot] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 32.500,- aan [naam 3] , te vermeerderen met rente en proceskosten. [echtgenoot] betaalt sindsdien € 500,- per maand aan [naam 3] om deze vordering af te lossen. In totaal heeft hij € 6.000,- afbetaald.
2.5.
Op 9 mei 2022 heeft [naam 3] het vonnis van 23 maart 2022 aan [echtgenoot] doen betekenen, en deze betekening aan Rabobank als hypotheekhouder betekend.
[naam 3] had reeds in maart 2019 conservatoir beslag gelegd voor deze vordering op de woning. Door het vonnis van 23 maart 2022 is dit beslag executoriaal geworden.
2.6.
Bij brief van 12 mei 2022 heeft Rabobank aan [eiseres] en [echtgenoot] laten weten dat zij de executie heeft overgenomen, en dat hen wordt verzocht een regeling te treffen met de beslaglegger. In de brief staat niets over een betalingsachterstand bij Rabobank.
2.7.
In een brief van eveneens 12 mei 2022 heeft Rabobank aan (de deurwaarder van) [naam 3] laten weten dat zij de executie heeft overgenomen. In de brief staat onder meer het volgende.
“(…)
Wat is de situatie?
De bank heeft een vordering van € 288.406,73, te vermeerderen met renten en kosten. Onze hypothecaire inschrijving is € 305.000,00, plus 35% aan renten en kosten. De meest recente waardebepaling is van 04-05-2009. De marktwaarde is € 252.000,00.
Vertrouwelijk delen wij u mee, dat er geen overwaarde te verwachten is boven de door hypotheek gedekte vordering van de Rabobank. Gelet daarop vragen wij u bij voorbaat om af te zien van executiemaatregelen.
Mocht uw client toch aandringen op executie?
Als een beslaglegger tot executie wenst over te gaan dient hij daarbij een te respecteren belang te hebben. Nu er voor de beslaglegger naar verwachting geen opbrengst resteert, zijn wij van mening dat dit belang ontbreekt. Als de beslaglegger toch tot executie overgaat en ons daarmee schade berokkent, stellen wij de beslaglegger daarvoor nu al aansprakelijk.
Is het beslag alleen gelegd ter zekerheidstelling?
Als u op dit moment niet van plan bent het executoriaal beslag uit te winnen, dan vernemen wij dat graag. Er is dan op dit moment geen sprake van dreigende executie. Wilt u in de toekomst toch overgaan tot executie? Dan verzoeken wij u om ons op dat moment schriftelijk te informeren.
(…)”
2.8.
In een brief van 13 juli 2022 heeft Rabobank aan [eiseres] en [echtgenoot] laten weten dat zij een laatste kans krijgen om de achterstand, van op dat moment € 747,85 te voldoen om te voorkomen dat Rabobank de lening zou opeisen.
2.9.
In een e-mail van 7 december 2022 heeft de door [naam 3] ingeschakelde deurwaarder laten weten dat [naam 3] niet heeft ingestemd met een betalingsregeling voor [echtgenoot] en dat hij de executie wenst op te pakken.
2.10.
Bij brief van 7 maart 2023 heeft Rabobank de hypothecaire leningen als genoemd in 2.2 opgeëist, en heeft zij verzocht het bedrag van € 288.000,- plus rente vóór 20 maart 2023 aan haar te betalen, bij gebreke waarvan de woning executoriaal zal worden verzocht. Als reden voor de opeising geeft Rabobank dat er beslag is gelegd op de woning en dat [echtgenoot] en [eiseres] geen regeling hebben getroffen met de beslaglegger.
2.11.
[eiseres] en [echtgenoot] hebben de hypothecaire leningen niet afgelost en bij deurwaardersexploot van 26 mei 2023 heeft Rabobank aangezegd de woning op 19 september 2023 openbaar te verkopen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: Rabobank te verbieden de aangezegde veiling van 19 september 2023 door te laten gaan of de woning op een ander tijdstip of op andere wijze te verkopen;
Subsidiair: Rabobank voor een periode van 6 maanden te verbieden de aangezegde veiling van 19 september 2023 te laten doorgaan, om [eiseres] en [echtgenoot] in de gelegenheid te stellen de woning onderhands te verkopen, dan wel om een procedure jegens [naam 3] te entameren, dan wel om het aan [naam 3] verschuldigde bedrag alsnog te betalen;
Kosten rechtens.
3.2.
[eiseres] heeft daartoe – samengevat en voor zover van belang – het volgende gesteld. Rabobank maakt misbruik van recht door haar executierecht uit te oefenen. Verder handelt Rabobank in strijd met haar zorgplicht en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit door het opzeggen van de financiering en het aanzeggen van de executieveiling.
[eiseres] heeft geen betalingsachterstand bij Rabobank. Rabobank heeft ten onrechte de executie overgenomen. [naam 3] kan niet het onverdeelde aandeel van [eiseres] in de woning executeren omdat hij alleen een vordering heeft op [echtgenoot] . De vordering jegens [eiseres] is in het vonnis van 23 maart 2022 afgewezen. De inschrijving in het kadaster is dus niet juist. Zij heeft [naam 3] verzocht om de inschrijving van het conservatoir beslag op de onverdeelde helft van [eiseres] op de woning door te halen. [naam 3] heeft dat geweigerd en [eiseres] heeft hem daarom gedagvaard tegen 5 september 2023 tot doorhaling van de inschrijving van het beslag. [echtgenoot] vordert in die procedure tevens opheffing van het beslag, omdat dit feitelijk door [naam 3] niet te executeren is en hij misbruik van recht maakt door dit ten onrechte te stellen. Rabobank heeft in haar brief van 7 maart 2023 eveneens ten onrechte gesteld dat beslaglegger [naam 3] de onverdeelde helft van [eiseres] van de woning kan verkopen. De kans dat die vordering wordt toegewezen is aanmerkelijk, en zelfs als dat niet zo is heeft Rabobank geen enkel belang bij een executoriale verkoop, nu er geen betalingsachterstand is. Gelet op de aanzienlijke overwaarde die de woning momenteel heeft, loopt Rabobank geen enkel financieel risico.
3.3.
Rabobank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Rabobank heeft de leningen opgeëist en heeft als reden daarvoor gegeven dat er executoriaal beslag ligt op de woning. Zij was daartoe gerechtigd op grond van artikel 15 sub d van de ABV. De omstandigheid dat de beslaglegger alleen een vordering heeft op [echtgenoot] doet daaraan niet af. Een algeheel verbod de woning via een executieveiling te verkopen, zoals primair gevorderd, kan dan ook niet worden toegewezen.
4.2.
Wel zal het subsidiair gevorderde, een verbod om binnen een periode van zes maanden de aangezegde woningveiling te laten doorgaan, worden toegewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen. [eiseres] heeft in 2023 geen betalingsachterstand gehad. De laatste achterstand dateert van 2022 en het ging toen om een relatief gering bedrag van € 747,85, dat inmiddels is voldaan. Daarbij komt dat uit de brief van 12 mei 2022 (2.7) blijkt dat Rabobank er toen ook de voorkeur aan gaf dat er geen executieveiling plaatsvond. Sindsdien zijn geen nieuwe schulden aan de bank ontstaan. Weliswaar heeft Rabobank een belang bij het overnemen van de executie als de beslaglegger daarop aanstuurt, maar dat belang is beperkt. Rabobank loopt geen risico dat zij haar eigen vordering niet kan verhalen. Ter zitting heeft Rabobank verklaard dat de marktwaarde volgens de laatste taxatie € 375.000,- bedraagt en de executiewaarde € 369.000,-. De lening van [eiseres] en [echtgenoot] bedraagt € 288.000,-. De overwaarde zal dan ook ruim voldoende zijn voor Rabobank om haar vordering, inclusief rente en (veiling)kosten, te verhalen.
Daartegenover staat het grote belang van [eiseres] (en [echtgenoot] ) om nog een laatste kans te krijgen om een oplossing te vinden voor de situatie, ofwel door het treffen van een regeling met [naam 3] , ofwel door het vinden van een andere hypotheekverstrekker, ofwel door de woning onderhands te verkopen om zo een hogere opbrengst te verkrijgen. Indien de woning moet worden verkocht hebben zij geen dak meer boven hun hoofd en zal het voor hen moeilijk worden een andere woning te vinden. Zij komen niet in aanmerking voor een sociale huurwoning, en een nieuwe hypotheek zullen zij moeilijk kunnen krijgen na een executoriale verkoop. Gelet op dit grote belang, en mede nu zij geen achterstand bij Rabobank hebben, zullen zij zes maanden uitstel krijgen en zal de subsidiaire vordering worden toegewezen.
4.3.
Nu partijen over en weer deels in het gelijk zijn gesteld zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Rabobank gedurende zes maanden na heden om de nu voor 19 september 2023 aangezegde woningveiling door te laten gaan,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2023. [1]
Bij afwezigheid van mr. T.H. van Voorst Vader is dit vonnis ondertekend en uitgesproken door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter.

Voetnoten

1.type: LO