Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.079,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die op 7 september 2023 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw, die jarenlang in een juridische strijd verwikkeld zijn geweest na hun scheiding in 2016. De man heeft een vordering ingesteld tot opheffing van executoriale beslagen die de vrouw op zijn eigendommen heeft gelegd, en verzoekt tevens om de incassering van alimentatie door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te beëindigen. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat de man zijn verplichtingen niet is nagekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en vrouw in 2016 zijn gescheiden en dat er sindsdien verschillende juridische procedures hebben plaatsgevonden, waaronder een beschikking van het gerechtshof Amsterdam die de man verplichtte alimentatie te betalen. De man heeft echter cassatie ingesteld tegen deze beschikking, wat de rechtsgang verder heeft vertraagd. De vrouw heeft executoriale beslagen gelegd op de eigendommen van de man, wat aanleiding heeft gegeven tot deze procedure.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de executoriale beslagen onterecht zijn gelegd. De vrouw heeft recht op de alimentatie en de man heeft niet aangetoond dat er sprake is van een kennelijke misslag in de eerdere uitspraken. De rechtbank heeft de vorderingen van de man afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.