Op 16 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in een zaak betreffende de weigering van aanvullende toestemming voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd aan een overgeleverde persoon. De rechtbank oordeelde dat het hoorrecht van de overgeleverde persoon niet is geëerbiedigd. De overgeleverde persoon, geboren in Polen, had niet de gelegenheid gekregen om zijn opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek om aanvullende toestemming kenbaar te maken. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op 27 augustus 2021, en betrof een straf die was opgelegd voor feiten die vóór de overlevering waren begaan. De rechtbank stelde vast dat de uitvaardigende justitiële autoriteit, in dit geval het Circuit Court in Katowice, niet in staat was om de overgeleverde persoon de gelegenheid te bieden om zijn standpunt te delen, aangezien zijn huidige adres onbekend was.
De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 3 december 2019 waarin de overlevering van de persoon was toegestaan voor de tenuitvoerlegging van een vonnis van 31 januari 2012. De rechtbank benadrukte dat het essentieel is dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft om zijn opmerkingen en bezwaren te uiten, zoals vereist door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. Aangezien dit niet was gebeurd, werd het verzoek om aanvullende toestemming afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.