ECLI:NL:RBAMS:2023:5682

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
13/064126-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor uitvoering van straf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Duitsland was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1983 en met de Nederlandse nationaliteit, werd verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan, en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

De behandeling van het EAB vond plaats op 16 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, aanwezig was. De opgeëiste persoon was ook aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd. De rechtbank oordeelde dat de garantie van de Duitse autoriteiten, dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Duitsland zijn straf in Nederland zal ondergaan, voldoende was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW vallen, en dat er geen reden is om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, en heeft de beslissing openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/064126-23
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 12 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
8 februari 2023 door het
Amtsgericht Duisburg(Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, advocaat in Maastricht, die telefonisch is gehoord.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden aan overlevering in de weg staan en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Duisburgvan 23 januari 2023, met kenmerken
11 Gs 334/23en
154 Js 648/20 Openbaar Ministerie Duisburg.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Die Leitende Oberstaatsanwältin in Duisburgheeft op 3 augustus 2023 de volgende garantie gegeven:
“European Arrest Warrant concerning [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1983, issued on 8th February 2023
(…)
It is assured that in the event of a final conviction of the prosecuted person in the Federal Republic of Germany on the basis of the applicable version of the Council Framework Decision 2008/909/JI dated 27th November 2008 about the application of the principle of mutual recognition of judgements in criminal matters in which a custodial sentence or measure is imposed for the purpose of its enforcement in the European Union (ABI. L 327 dated 5th December 2008, page 27) the prisoner will be returned to the Netherlands for further execution of the sentence.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan. Het betreft een Duits onderzoek en de medeverdachten en het bewijs bevinden zich in Duitsland. Daarnaast zijn de verdovende middelen daar ingevoerd en in beslag genomen en waren ze bestemd voor de Duitse markt. Ook is het Nederlandse openbaar ministerie niet voornemens om zelf onderzoek te doen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie. Het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd geeft onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Duisburg(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.