3.3.Oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de onderhavige zaken spelen de herkenningen van verdachte door verbalisanten een grote
rol. In verband met de uiteindelijke waardering van deze herkenningen door de rechtbank, is
het volgende van belang.
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet - althans niet volledig - rationeel proces dat
zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.
De rechtbank zoekt voor wat betreft het begrip ‘herkennen’ aansluiting bij de in een vakbijlage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) gegeven omschrijving van dit begrip. In de NFI-vakbijlage ‘Algemene onderzoeksmethoden vergelijking van gezichtsbeelden’ (versie 2.5 november 2016) is onder meer het volgende opgenomen over ‘herkennen’:
“Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen, zoals dat in het dagelijks leven door iedereen plaatsvindt, is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. (…) Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste, voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien”.
Op basis van deze begripsomschrijving kan worden geconcludeerd dat verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is.
Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
Vrijspraak zaak A onder feit 1 (diefstal [bedrijf] )
Uit de aangifte namens [bedrijf] blijkt dat de klusjesman op 3 april 2023 spullen miste uit de schuur. Ook blijkt uit de aangifte dat op 31 maart 2023 een aantal kasten openstonden en een deur naar de brandtrap – die alleen van binnen kan worden geopend – open stond. Vervolgens blijkt uit camerabeelden van [bedrijf] dat op 31 maart 2023 een onbekend persoon op het terrein is geweest. Op de beelden is echter niet te zien dat de in de tenlastelegging genoemde goederen zijn weggenomen. Nu de goederen ook pas op 3 april 2023 werden gemist, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat deze goederen daadwerkelijk op 31 maart 2023 zijn weggenomen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak A onder feit 2 (diefstal Praxis)
Gelet op hetgeen in de inleiding is overwogen en anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, vindt de rechtbank de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 1] betrouwbaar en zal deze herkenning bezigen tot het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat zij de beschikbaar gestelde camerabeelden heeft bekeken en op basis daarvan tot een herkenning is gekomen. Deze camerabeelden zijn aan het dossier toegevoegd en op de zitting getoond. De rechtbank is van oordeel dat deze beelden van voldoende kwaliteit zijn om tot een gezichtsherkenning te komen. Anders dan op de
stilldie bij het proces-verbaal van bevindingen is gevoegd, heeft de persoon op de bewegende beelden niet steeds een zonnebril op, waardoor zijn gezichtskenmerken zichtbaar zijn. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] blijkt verder dat zij verdachte twee keer eerder in levende lijve heeft gezien. Verbaslisant [verbalisant 1] benoemt dat zij verdachte herkent aan zijn gezicht in zijn geheel en daarnaast aan zijn ronde gezicht, zijn stoppelbaard en zijn kale hoofd. Nu verbalisant [verbalisant 1] verdachte meermaals in levende lijve heeft ontmoet en zij hem hierdoor heeft herkend, vindt de rechtbank hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd met betrekking tot de herkenning onvoldoende om aan de betrouwbaarheid van de herkenning te twijfelen.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het ten laste gelegde geweld niet kan worden bewezen. Dat door verdachte geweld zou zijn gebruikt blijkt slechts uit de aangifte van [slachtoffer 1] . Op de gevoegde camerabeelden zijn de ten laste gelegde handelingen echter niet waar te nemen. Het lijkt alsof de beelden waarop deze handelingen te zien zouden zijn, niet aan het dossier zijn gevoegd. Ondanks het feit dat niet ieder onderdeel van de tenlastelegging dubbel gedekt hoeft te zijn, twijfelt de rechtbank ten aanzien van dit punt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . Dit maakt dat de rechtbank verdachte partieel vrijspreekt van het ten laste gelegde geweld.
Ten aanzien van zaak A onder feit 5, feit 6 en feit 7 (diefstallen Kruidvat)
Gelet op hetgeen in de inleiding is overwogen en anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, acht
de rechtbank de herkenningen van de verdachte door verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 4] , [verbalisant 3] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] betrouwbaar en zal deze herkenningen bezigen tot het bewijs. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Ten aanzien van feit 5 geldt dat verdachte door vijf verbalisanten is herkend. De rechtbank zal de herkenning van verbalisant Nobbe buiten beschouwing laten, omdat de
stillsdie aan dit proces-verbaal zijn toegevoegd niet zien op het onder 5 ten laste gelegde feit. Ook de herkenning van verbalisant [verbalisant 7] zal niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat de verbalisant in zijn geheel niet beschrijft hoe en waardoor hij verdachte heeft herkend. De rechtbank vindt de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 4] en [verbalisant 3] echter wel voldoende betrouwbaar. De
stillswaarop zij verdachte hebben herkend zijn van voldoende kwaliteit om uiterlijke kenmerken van een persoon die je vaker hebt gezien te herkennen. De drie verbalisanten hebben aangegeven dat zij verdachte eerder hebben gezien. Voor verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] geldt dat zij verdachte vrij recent nog hebben gezien.
Ook ten aanzien van de feiten 6 en 7 is verdachte door vijf verbalisanten herkend. De rechtbank zal de herkenning van verbalisant Venema niet voor het bewijs gebruiken, nu dit proces-verbaal niet is gedagtekend en ook uit de inhoud van het proces-verbaal niet blijkt wanneer de verbalisant de
stillsheeft bekeken dan wel wanneer hij verdachte heeft gezien. De verbalisanten hebben gereageerd op een aandachtsvestiging voor vier feiten die per mail is verstuurd. De rechtbank stelt vast dat de
stillsvan de vier feiten (feiten 6, 7, 8 en 10) voldoende duidelijk zijn om uiterlijke kenmerken van een persoon die je vaker hebt gezien te herkennen. De verbalisanten benoemen allen dat zij verdachte vaker hebben gezien. De verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] benoemen specifiek dat zij verdachte recent nog hebben gezien. De rechtbank is – anders dan de raadsvrouw – van oordeel dat de verbalisanten voor verdachte specifieke uiterlijke kenmerken benoemen. Zo benoemen verbalisant [verbalisant 3] en [verbalisant 5] het blauwe oog van verdachte dat te zien is op de
stillvan 21 juni 2023. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij toen inderdaad een blauw oog had. Het enkele feit dat de verbalisanten hun herkenningen op dezelfde dag, dan wel kort na elkaar, hebben opgemaakt en in hetzelfde wijkteam werkzaam zijn, betekent niet zonder meer dat sprake is geweest van wederzijdse beïnvloeding.
Ten aanzien van feit 6 overweegt de rechtbank verder dat aangeefster in haar aangifte – die zij pas enige tijd later heeft gedaan, namelijk op 6 juli 2023 – kenbaar maakt dat zij de winkeldief herkent van winkeldiefstallen gepleegd op 14 en 27 juni. Verdachte heeft de winkeldiefstal bij de Kruidvat aan het [adres] op 27 juni 2023 bekend.
Voor feit 7 geldt bovendien dat de bewegende beelden op zitting zijn bekeken. Op die beelden heeft de rechtbank op de rechteronderarm van de persoon op de camerabeelden een tatoeage gezien die sterke overeenkomsten vertoont met de tatoeage van verdachte, die de rechtbank op zitting ook heeft gezien.
Ten aanzien van zaak A, onder feit 3, feit 4, feit 8, feit 9 en feit 10 (diefstallen Kruidvat)
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bekennende verklaring van verdachte, de aangiftes en de camerabeelden kan worden bewezen dat verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van zaak B onder feit 1 en feit 2
De herkenningen
Gelet op hetgeen in de inleiding is overwogen en anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, acht
de rechtbank de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 6] , [verbalisant 8] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de verdachte betrouwbaar en zal deze herkenningen bezigen tot het bewijs. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte is ook in deze zaak door vijf verbalisanten herkend. Bij de herkenning van verbalisant Hein zijn geen
stillsopgenomen, reden waarom de rechtbank deze herkenning buiten beschouwing zal laten. De
stillsop basis waarvan de andere verbalisanten hun herkenningen hebben gedaan zijn naar het oordeel van de rechtbank van voldoende kwaliteit voor een herkenning. De verbalisanten benoemen dat zij verdachte vaker in levende lijven hebben gezien waardoor zij verdachte herkennen. Verbalisant [verbalisant 6] benoemt bovendien – naast de holistische herkenning – specifieke kenmerken en ook benoemt hij dat hij verdachte zeer recent nog heeft gezien. Ook hier geldt dat het enkele feit dat de verbalisanten hun herkenningen op dezelfde dag, dan wel kort na elkaar, hebben opgemaakt en in hetzelfde wijkteam werkzaam zijn, niet zonder meer betekent dat sprake is geweest van wederzijdse beïnvloeding.
De diefstal met geweld onder feit 1
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de aangifte, de camerabeelden en de hiervoor genoemde herkenningen kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld.
De bedreiging onder feit 2
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] kan worden bewezen dat verdachte de motoragent heeft bedreigd. De verklaring van aangever [slachtoffer 3] en [getuige 2] verschillen op een aantal punten, maar in grote lijnen komen de verklaringen overeen. De rechtbank maakt uit de verklaringen op dat [slachtoffer 3] op zijn motor achter de verdachte aan rijdt, dat verdachte van zijn fiets stapt, naar [slachtoffer 3] toe loopt en vervolgens een mes trekt. Dat de verdachte een mes heeft getrokken, blijkt ook uit de getuigenverklaring van [getuige 3] . De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden bij [slachtoffer 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Vrijspraak zaak B onder feit 3
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan vernieling van de motor. Uit het dossier is niet gebleken dat er schade is ontstaan aan de motor.